Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 22 oktober 2019 een man veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-partner en diefstal van een pup.

Het wordt de man zwaar aangerekend dat hij in woede is uitgebarsten en meerdere keren fors geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer, terwijl zij zich in haar eigen woning bevond. Daarnaast waren er ook kinderen in de woning aanwezig. Ten aanzien van de diefstal overweegt de rechtbank dat de man brutaal en respectloos heeft gehandeld. Hij heeft het heft in eigen handen genomen door in andermans woning een (zeer jonge) pup uit een nest bij de moederhond weg te halen, omdat hij een afspraak met aangeefster meende te hebben.

De rechtbank heeft de man een taakstraf voor de duur van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand opgelegd.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/730241-18

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 oktober 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],

wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 oktober 2019.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Keulen, advocaat te Enschede.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij, op of omstreeks 13 november 2018, te Sneek, in de gemeente Súdwest-Fryslân,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,

(te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet

die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal, bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) hierin heeft geknepen, en/of die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal, een kopstoot heeft gegeven, en/of die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, in de buik,

tegen de armen en/of de benen, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, en/of die [slachtoffer 1], terwijl zij op de grond lag, meermalen, althans

eenmaal, tegen het hoofd en/of de armen en/of de benen en/of in de buik, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij, op of omstreeks 13 november 2018, te Sneek, in de gemeente Súdwest-Fryslân,

[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) hierin te knijpen, en/of meermalen, althans eenmaal, een kopstoot te geven, en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, in de buik, tegen de armen en/of de benen, althans tegen het lichaam, te trappen en/of te schoppen en/of te

stompen en/of slaan, en/of die [slachtoffer 1], terwijl zij op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of de armen en/of de benen en/of in de buik, althans tegen het

lichaam, te schoppen en/of te trappen;

2.

hij, op of omstreeks 12 augustus 2018, te Sneek, in de gemeente Súdwest-Fryslân, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar in een been te bijten en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen de benen en/of in de buik, althans tegen het lichaam, te stompen en/of te slaan;

3.

hij, op of omstreeks 18 juli 2018, te Sneek, in de gemeente Súdwest-Fryslân, een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft mishandeld door haar tegen een arm, althans tegen het lichaam, te stompen en/of te slaan;

4.

hij, op of omstreeks 2 juli 2018, te Witmarsum, in de gemeente Súdwest-Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Engelse Bulldog pup, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2, 3 en 4. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het feit dat aangeefster haar aangiften later wilde intrekken, niets afdoet aan de inhoud en betrouwbaarheid van haar verklaringen. Ten aanzien van feit 1 heeft aangeefster kort na het incident verklaard dat zij door verdachte is mishandeld hetgeen ondersteund wordt door de verklaring van de buurvrouw en de letselverklaring. Verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel nu hij doelbewust de kwetsbare delen van het lichaam heeft geraakt, zodat sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van feit 2 past de inhoud van de verklaring van aangeefster bij het proces-verbaal van bevindingen en het door de verbalisanten waargenomen letsel. Ook heeft verdachte erkend dat hij ruzie heeft gehad met aangeefster, zodat er voldoende bewijs is voor mishandeling. Ten aanzien van feit 3 heeft verdachte erkend dat hij aangeefster een klap heeft gegeven, zodat mishandeling bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft erkend dat hij de pup heeft meegenomen. De wederrechtelijkheid daarvan blijkt uit de wijze waarop hij de pup heeft toegeëigend, zodat sprake is geweest van diefstal.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 primair, 2 en 4. Ten aanzien van feiten 1 subsidiair en 3 dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten aanzien van feit 1 primair is de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar nu zij de aangifte niet heeft ondertekend en deze later wilde intrekken. Daarnaast betwist de raadsvrouw de betrouwbaarheid van de verklaring van de buurvrouw, omdat zij geen onpartijdige getuige is en niet goed heeft kunnen zien wat zich in de hal afspeelde. Verdachte heeft aangeefster één kopstoot gegeven, maar dit is onvoldoende voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde doet verdachte een beroep op noodweerexces. Verdachte werd overmand door emoties en verkeerde in een black-out. Verdachte had niet de intentie om aangeefster iets aan te doen en heeft in reactie op de klap van aangeefster haar een kopstoot gegeven. Ten aanzien van feit 2 betwist de raadsvrouw de betrouwbaarheid van de aangifte. Ook ontbreekt ondersteunend bewijs, zodat er niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte beroept zich ten aanzien van feit 3 op noodweer. Hij probeerde [naam 1] te beschermen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van haar lijf en heeft aangeefster toen een klap gegeven om de mishandeling te stoppen. Ten aanzien van feit 4 kan de wederrechtelijkheid niet worden bewezen nu er sprake was van een mondelinge overeenkomst tussen verdachte en aangeefster. Dit betekent dat er een rechtsgrond voor verdachte bestond om de hond mee te nemen, zodat vrijspraak dient te volgen.

Oordeel van de rechtbank

Algemene bewijsoverweging - betrouwbaarheid aangiften

De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar zijn nu zij de aangiften niet heeft ondertekend en later heeft willen intrekken. Dit standpunt deelt de rechtbank niet. Immers betekent het niet ondertekenen, dan wel willen intrekken van aangiften niet dat deze verklaringen feitelijk onjuist of onvolledig zijn en daardoor niet als bewijs kunnen dienen. De rechtbank vindt in deze omstandigheden geen aanleiding om op voorhand aan de juistheid van de verklaringen te twijfelen; zij zal deze wel met de nodige behoedzaamheid bezien.

Ten aanzien van feit 1 primair

Voor een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling is onder meer vereist dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Uit de aangifte, getuigenverklaring en de beschrijving van het letsel volgt dat verdachte aangeefster opzettelijk letsel heeft toegebracht. Ook heeft verdachte erkend dat hij aangeefster een kopstoot heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen echter niet met welke kracht en intensiteit geweld is uitgeoefend op aangeefster. Ook de letselverklaring en bijgevoegde foto's bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat het geweld van dien aard moet zijn geweest dat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.

De rechtbank is van oordeel dat vorenstaande maakt dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, zodat de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde.

Ten aanzien van feit 3

Noodweer

Door de raadsvrouw van verdachte is een beroep gedaan op noodweer. Uit het arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2012, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690, volgt dat onder mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht wordt verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Dat leidt ertoe dat, indien het beroep op noodweer slaagt, verdachte zal moeten worden vrijgesproken.

Voor een geslaagd beroep op noodweer moet ten eerste sprake zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast moet sprake zijn van een geboden en noodzakelijke verdediging. De rechtbank dient te beoordelen of aan deze voorwaarden is voldaan en overweegt als volgt.

Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft geslagen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij zich beneden in de woning bevond en geschreeuw van boven hoorde. Verdachte is toen naar de bovenverdieping gerend en zag dat zijn stiefdochter [naam 1] werd geslagen door aangeefster. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster de pincode van de telefoon van [naam 1] wilde hebben, en hierbij [naam 1] sloeg en door elkaar schudde. Verdachte heeft verklaard dat hij de aanranding wilde stoppen en toen een klap aan aangeefster heeft uitgedeeld. De rechtbank stelt vast dat, nu [naam 1] niet is gehoord over hetgeen is voorgevallen, lezing van verdachte wordt slechts weersproken door de aangifte.

De rechtbank is bij die stand van zaken van oordeel dat er het beroep van verdachte op een noodweersituatie voldoende aannemelijk is geworden en dat het beroep op noodweer moet worden gehonoreerd. Verdachte heeft zijn stiefdochter willen beschermen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met één vuistslag binnen de grenzen van de noodzakelijke verdediging is gebleven waardoor het gedrag van verdachte niet wederrechtelijk was.

Verdachte zal, nu het verweer slaagt, worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.

Ten aanzien van feit 1 subsidiair

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De door verdachte ter zitting van 8 oktober 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

1. Ik heb op 13 november 2018 [slachtoffer 1] in haar woning in Sneek een kopstoot gegeven.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 december 2018, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL02KB-2018168770 van 11 maart 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:

Op 13 november 2018 kwam ik thuis. Ik woon aan de [straatnaam] te Sneek. Op het moment dat ik via de voordeur mijn woning betrad, stond ik oog in oog met mijn ex-vriend [verdachte]. Toen ik de woning binnen liep zag ik dat [verdachte] met zijn rechterhand naar mijn keel toe greep. Ik voelde dat hij mijn keel vast greep en hierin kneep. Ik kreeg vervolgens een kopstoot van [verdachte] tegen mijn hoofd en ik kreeg harde klappen in mijn zij. Hij duwde mij met mijn rug tegen de meterkast. Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd naar achteren toe bewoog. Ik zag dat hij met zijn hoofd een zwaaiende beweging naar voren boog. Ik voelde tegen mijn hoofd dat ik een kopstoot kreeg van [verdachte]. Ik voelde hierdoor een dreunende pijn in mijn hoofd. Ik kreeg hier een duizelig gevoel door. Ik zag dat [verdachte] zijn arm ophief. Ik voelde dat ik klappen kreeg in mijn maag en op mijn armen. Ik voelde dat ik een harde duw in mijn rug kreeg in de richting van de keukenstoel. Ik werd door [verdachte] in de keukenstoel geduwd. Ik kreeg meerdere klappen in mijn buik van hem. Dit was zowel met zijn linker als met zijn rechter vuist. Ik voelde een hevige stekende pijn in mijn buik. Ik kreeg buikkrampen. Toen ik op de grond in de keuken lag heb ik meerdere schoppen van [verdachte] tegen mijn hoofd, armen, buik en benen gekregen. Hij heeft mij bij mijn hele lichaam pijn gedaan. Ik voelde bij mijn hoofd, armen, buik en benen een hevige stekende pijn. Ik kan niet omschrijven hoe hard hij mij schopte. De ene keer was harder dan de andere keer. Ik heb last van alles in mijn lichaam en ben ik niet in staat om te bukken. Ik ben erg duizelig en ben naar de dokterswacht in Sneek gegaan. Ik heb zwaar letsel aan mijn hele lichaam. Mijn hele lichaam doet ontzettend zeer.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 november 2018, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:

Op 13 november 2018 hoorde ik de deurbel gaan. Ik bevond mij op dat moment in de woning gelegen aan de [straatnaam] te Sneek. Ik deed de deur open en zag een man staan. Ik herkende deze man als zijnde [verdachte]. Ik herken deze man omdat ik weet dat dit de ex-vriend van [slachtoffer 1] is en hij heeft hier vroeger heeft gewoond. [slachtoffer 1] opende de voordeur en trof direct [verdachte] in de hal van haar woning aan. Op dat moment ontplofte [verdachte] compleet. Hij pakte met zijn rechterarm [slachtoffer 1] haar keel vast. Vervolgens zag ik dat hij haar met de rug tegen de meterkast aanduwde. Ik hoorde meerdere klappen tegen de meterkast aan. Dit waren kopstoten [verdachte] tegen [slachtoffer 1] haar hoofd aan. Ik trok [verdachte] bij [slachtoffer 1] vandaan. Op dat moment pakte [verdachte], [slachtoffer 1] vast en duwde hij haar op de stoel welke bij de keukentafel stond. Ik zag dat hij voor haar ging staan en haar met zijn rechterhand meerdere klappen gaf in haar maag. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] meesleurde richting de keuken van de woning. Toen ik [verdachte] bij de tussendeur van de keuken naar de hal tegenhield, viel [slachtoffer 1] op de grond. Ik zag toen dat [verdachte], [slachtoffer 1] schopte. Ik zag dat zij een schop kreeg tegen haar hoofd, arm en buik.

4. Een geneeskundige verklaring, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend op 16 november 2018 door A.W. Westerveld, forensisch arts, voor zover inhoudend:

Onderzoek vond plaats op 15 november 2018. Aangeefster heeft ten aanzien van de toedracht beschreven dat zij haar ex in haar woning aantrof. De volgende dag is aangeefster door haar eigen huisarts verwezen naar een KNO-arts omdat ze een drukkend gevoel bij de neus had en niet goed door de neus kon ademen. Na manipulatie van de neus door de KNO arts verdwenen deze klachten en ook de duizelingen. Letselbeschrijving:

Met het blote oog is zichtbaar: onderhuidse zwelling over de linker kaakrand, enkele kleine

blauwe plekken onder de BH-band links en blauwe plekken voor het linker scheenbeen en aan de buitenzijde van de linker knieschijf. Met forensisch licht zijn er ook onderhuidse verkleuringen in een gebied van 7 bij 8 cm aan de binnenzijde van de beide bovenarmen net onder de oksel zichtbaar en uitgebreidere onderhuidse verkleuringen op de linkerflank.

Conclusie:

Ontstaan: de zwelling en onderhuidse bloedingen zijn recent ontstaan, evenals gerapporteerde klachten.

Herstel : kan nog tot 2 weken in beslag nemen.

Letsel past bij: de toedracht zoals is aangegeven door aangeefster.

Noodweerexces

De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweerexces. Uit het strafdossier volgt dat zowel aangeefster als getuige [getuige] verklaren dat verdachte zich op 13 november 2018 reeds in de woning bevond. Toen aangeefster de woning via de voordeur betrad kwam zij oog in oog te staan met verdachte. Aangeefster en getuige [getuige] verklaren dat het verdachte is geweest die aangeefster bij de arm heeft vastgepakt. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte de confrontatie met haar heeft opgezocht in plaats van andersom. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangeefster van verdachte is dan ook geen sprake, zodat het beroep op noodweer(exces) faalt.

Ten aanzien van feit 2

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 augustus 2018, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:

Op 12 augustus 2018 kwam [verdachte] bij ons aan de deur op de [straatnaam] te Sneek. [verdachte] sloeg mij naar binnen. Hij sloeg mij krachtig meerdere keren met zijn rechter en linker vuist, ik denk een stuk of 5 a 6 keer. Hij raakt mij hierbij op mijn borst en gezicht. Deze slagen deden heel erg veel pijn. Hij sloot de voordeur achter ons en vervolgens sloeg hij mij nog een paar keer door de gang heen. Ik raakte hierbij de voordeur en de kast in de gang. Terwijl ik de trap op liep kwam hij achter mij aan en sloeg mij meerdere malen met zijn vuist op mijn beide bovenbenen. Dit deed zo'n zeer dat ik bijna niet meer kon lopen. Hij gooide mij hard op het bed neer. Hij sloeg mij vervolgens krachtig over mijn hele lichaam met zijn vuisten. Hij sloeg mij ook een paar keer krachtig op mijn buik. Hij beet mij hierna in mijn been, vlak onder mijn knie.

2. Een naar wettelijk voorschrift proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2018, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:

Toen [slachtoffer 1], beneden was, hoorden wij haar zeggen dat ze zojuist mishandeld was door [verdachte]. Na [slachtoffer 1] kwam [verdachte] naar beneden lopen. Hij liep langs ons de woning uit en naar zijn auto en wilde wegrijden. Voordat hij wegreed hebben wij een gesprek met [verdachte] gevoerd. Kort samengevat was [verdachte] de ruzies zat. [slachtoffer 1] toonde ons haar armen en haar rechterbeen, waarop rode vlekken zichtbaar waren.

Bewijsoverweging

Uit het strafdossier volgt dat aangeefster heeft verklaard dat zij op 12 augustus 2018 in haar woning is aangevallen door verdachte. Hij zou in haar been hebben gebeten en meerdere malen tegen haar hoofd, benen en buik hebben gestompt. Nadat de politie was gearriveerd begrepen de verbalisanten van aangeefster dat ze kort daarvoor is mishandeld door verdachte. De verbalisanten hebben ook gezien dat verdachte op dat moment in de woning aanwezig was en zagen op de armen en benen van aangeefster meerdere rode vlekken. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de ruzies zat was. Nu verdachte heeft verklaard dat hij de ruzies zat was en de agenten rode vlekken op de armen en benen van aangeefster hebben gezien is samen met de verklaring van aangeefster voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 Sv .

De rechtbank is op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft mishandeld. Immers hebben de verbalisanten gezien dat zowel aangeefster als verdachte naar beneden kwamen lopen en dat aangeefster rode vlekken op haar lichaam had. Gelet daarop acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van feit 4

1. De door verdachte ter zitting van 8 oktober 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik heb de moederhond aan aangeefster geschonken. Op 2 juli 2018 heb ik een pup meegenomen uit de woning van aangeefster in Witmarsum.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2018, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2]:

Ik doe aangifte van diefstal van een vijf weken oude Engels Bulldog pup. Mijn dochter [naam 2] is de eigenaar van de moederhond en zeven pups. Op 2 juli 2018 kwam [verdachte] bij mij aan de deur, te Witmarsum. Ik zag [verdachte] richting de box met pups lopen. Ik hoorde [verdachte] zeggen "deze is voor mij". Omdat [verdachte] niet via de voordeur mijn huis kon verlaten met de pup, zag ik dat hij via de achterdeur de achtertuin betrad. Ik zag [verdachte] mijn houten schutting vernielde en via de tuin van mijn buren wegliep.

Bewijsoverweging

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 2 juli 2018 in de woning van aangeefster is geweest en daar een jonge hond heeft weggenomen. De wederrechtelijkheid is door de verdediging betwist, omdat verdachte een mondelinge afspraak zou hebben gemaakt met aangeefster. Verdachte zou haar de moederhond geschonken hebben onder de voorwaarde dat hij te zijner tijd een pup mocht uitkiezen, zo heeft hij verklaard.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad, HR 15 juni 1999, LJN ZD1496, volgt dat de omstandigheid dat verdachte een recht op overdracht heeft of meent te hebben op het door hem weggenomen goed, niet aan de bewezenverklaring van het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening in de weg staat. De Hoge Raad heeft in dit verband ook overwogen dat een (schriftelijke) toezegging de verdachte geen titel verschaft om eigenmachtig zaken weg te nemen.

Uit de verklaringen van verdachte en aangeefster volgt dat aangeefster door schenking eigenaar is geworden van de moederhond en daarmee ook van de pups die uit die moederhond zijn geboren. Uit de gestelde afspraak dat verdachte een pup mocht uitkiezen, volgt niet dat eigendomsoverdracht van die pup aan verdachte heeft plaatsgevonden, maar hooguit dat een aanspraak op levering bestond. Van eigendomsoverdracht zou pas sprake hebben kunnen zijn na levering, dat wil zeggen nadat aangeefster het feitelijke bezit van een pup aan verdachte zou hebben verschaft. Ook anderszins is niet aangetoond dat verdachte recht had op (de keuze van) een pup uit het nest van de moederhond. Nu aangeefster nog eigenaar was op het moment dat verdachte de pup wegnam, was de toe-eigening hoe dan ook wederrechtelijk. Verdachte verkeerde niet in de positie om naar eigen inzicht en zonder toestemming van aangeefster een pup mee te nemen, maar heeft dit toch gedaan.

De rechtbank acht dan ook de diefstal van de pup wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 subsidiair, 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat:

1 subsidiair.

hij op 13 november 2018 te Sneek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken en vervolgens hierin te knijpen, en meermalen een kopstoot te geven, en meermalen in de buik en tegen de armen te stompen, en die [slachtoffer 1], terwijl zij op de grond lag, meermalen tegen het hoofd en de armen en de benen en in de buik te schoppen;

2.

hij op 12 augustus 2018 te Sneek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar in een been te bijten en meermalen tegen het hoofd en tegen de benen en in de buik te stompen;

4.

hij op 2 juli 2018 te Witmarsum met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Engelse Bulldog pup, geheel toebehorende aan [slachtoffer 2].

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. subsidiair Mishandeling.

2. Mishandeling.

4. Diefstal.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke straf dient een proeftijd te worden verbonden van drie jaar.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bij een eventuele strafoplegging gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf. Verder dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte gelet op zijn werk en zorg voor twee kinderen.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering d.d. 27 september 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich tot twee keer toe schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner. Verdachte heeft haar onder meer gebeten, meerdere keren geschopt, geslagen en kopstoten gegeven met pijn en letsel tot gevolg. Daarnaast heeft verdachte een pup gestolen.

Ten aanzien van de mishandelingen overweegt de rechtbank dat verdachte in woede is uitgebarsten en meerdere keren fors geweld heeft gebruikt. Aangeefster bevond zich in beide situaties in haar eigen woning, de plek waar men zich veilig behoort te voelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich niet heeft kunnen beheersen en ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-partner. Naast de directe fysieke gevolgen van mishandeling is huiselijk geweld een ernstig strafbaar feit dat bij slachtoffers gevoelens van onveiligheid en onrust teweeg kan brengen. Daarbij komt dat verdachte geen rekening heeft gehouden met het feit dat er ook kinderen in de woning aanwezig waren, die geconfronteerd werden met het agressieve gedrag van verdachte en de weerloze toestand van hun moeder. Ook voor hen moeten deze momenten beangstigend zijn geweest. Ten aanzien van de diefstal overweegt de rechtbank dat verdachte brutaal en respectloos heeft gehandeld. Hij heeft het heft in eigen handen genomen door in andermans woning - ondanks protest en een poging van aangeefster om verdachte fysiek af te houden van zijn actie- een (zeer jonge) pup uit een nest bij de moederhond weg te halen, omdat hij een afspraak met aangeefster meende te hebben. Verdachte heeft de woning verlaten door een schutting in de achtertuin omver te lopen. Voor alle bewezenverklaarde feiten geldt dat verdachte geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in zijn eigen handelen. Hij heeft geen spijt betuigd of excuses gemaakt richting de slachtoffers. Het lukt verdachte niet om zijn eigen aandeel in conflicten te zien en lijkt de schuld bij anderen neer te leggen.

Als uitgangspunt voor een kopstoot noemen de landelijke oriëntatiepunten een taakstraf van 120 uur. Gelet op de meerdere mishandelingen, waarbij bij een van de mishandelingen meerdere kopstoten zijn gegeven en de diefstal zou een onvoorwaardelijke taakstraf van aanzienlijk meer dan 120 uur in beginsel passend zijn. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de forse belasting van verdachte in zijn dagelijks leven. Hij heeft een eigen bedrijf en werkt veel om een inkomen te generen. Daarnaast draagt hij de zorg voor twee van zijn (stief)kinderen omdat aangeefster op dit moment niet voor hen kan zorgen.

De rechtbank ziet aanleiding om, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van drie jaar passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2019.

Mr. Wijnands en mr. Postma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature