U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt wegens het plegen van een poging tot doodslag en een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld een aantal (bijzondere) voorwaarden.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18/930201-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juli 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd te P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2019.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Fahner.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 14 december 2018 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een kabel/snoer (althans een dergelijk voorwerp) om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gedraaid/geknoopt en/of (vervolgens) die/dat kabel/snoer heeft aangetrokken en/of (ter hoogte van haar hals) aan de bovenkleding van die [slachtoffer] heeft getrokken, althans samendrukkend of omsnoerend geweld op de nek/hals van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend waardoor zij niet, dan wel nauwelijks adem kon halen, terwijl de uitvoering van dat

voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij op of omstreeks 14 december 2018 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een kabel/snoer (althans een dergelijk voorwerp) om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gedraaid/geknoopt en/of (vervolgens) die/dat kabel/snoer heeft aangetrokken en/of (ter hoogte van haar hals) aan de bovenkleding van die [slachtoffer] heeft getrokken, althans samendrukkend of omsnoerend geweld op de

nek/hals van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend waardoor zij niet, dan wel nauwelijks adem kon halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op of omstreeks 14 december 2018 te Hoogeveen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Als je de politie belt maak ik je dood en gooi ik de kinderen van het balkon", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe ten aanzien van het eerste feit aangevoerd dat er de nodige vraagtekens kunnen worden gesteld bij de bewijsmiddelen waaruit zou moeten voortvloeien dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan poging doodslag dan wel poging zware mishandeling. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen niet op welke manier het samendrukkend of omsnoerend geweld op de hals zou zijn uitgeoefend en kan niet vastgesteld worden of verdachte daarbij een bepaalde vorm van voorwaardelijk opzet heeft gehad. Met betrekking tot het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Het dossier bevat enkel een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] waarin hij verklaart dat hij de bedreiging zou hebben gehoord uit de mond van [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] zelf de bedreiging later ontkent.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 december 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018327754 d.d. 17 december 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

U vraagt mij naar afgelopen vrijdag. Ik voelde dat mijn man een kabel van de computer, een USB-kabel, om mijn nek deed. Mijn man stond toen hij de kabel om mijn nek deed achter mij. De kabel zat strak om mijn nek en hals. Op dat moment kreeg ik geen lucht meer en had ik geen kracht meer. Ik weet niet hoe lang het duurde en ik viel op de grond. Ik heb nog geprobeerd voordat ik op de grond viel om de kabel los te maken. Dit lukte niet want hij is veel sterker. Toen ik op de grond zakte kreeg ik weer lucht. Mijn man liet de kabel los. Ik heb toen zelf de kabel van mijn hals/nek losgemaakt. Ik bleef nog wel liggen om bij te komen. Ik weet niet hoe lang de kabel om mijn nek heeft gezeten. Toen de kabel om mijn keel zat kreeg ik geen lucht meer en deed het pijn. Ik probeerde met al mijn kracht de kabel los te krijgen om lucht te krijgen. Toen dat niet lukte gaf ik op en viel ik op de grond en liet mijn man de kabel los. Ik denk dat ik een paar seconden even weg ben geweest, even buiten bewustzijn. Ik denk dat hij los heeft gelaten toen ik op de grond viel en ik geen kracht meer had;

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2018, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Ik zag dat de vrouw huilde en schokte van emoties. Ik begreep van haar dat ze de politie gebeld had omdat haar man haar mishandeld had. Ze vertelde dat de man haar een snoer om de hals geknoopt had. Hij had die kabel zo strak aangesnoerd dat ze geen lucht meer kreeg. Hierdoor was ze op de grond gevallen. Ze dacht dat ze dood zou gaan. Hij had gezegd dat ze de politie niet mocht bellen en als ze dat wel zou doen dan zou hij haar dood maken

Op de tafel lag een zwart snoer van ongeveer 1 meter lengte. Het was een HDMI kabel. De vrouw toonde haar hals. Ik zag dat ze een rode striem aan de voorzijde van haar hals had. ze zei dat het haar heel erg pijn deed.

3. Een schriftelijk bescheid, te weten letselrapportage, opgemaakt op 1 maart 2019 door H. Snijders, forensisch arts voor zover inhoudend:

In de hals zijn onderhuidse bloeduitstortingen gezien. Deze lopen van de rechterzijde via de voorzijde naar linksvoor in de hals. De bloeduitstortingen zouden kunnen passen bij de inwerking van een kabel zoals door mevrouw genoemd. Bij aanhoudende druk op de keel kan er een levensbedreigende of fataal verlopende situatie ontstaan.

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte wordt verweten dat hij op 14 december 2018 een poging heeft gedaan om zijn

(ex-)partner, [slachtoffer] , te doden. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij die [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling.

Uit de door [slachtoffer] afgelegde verklaring blijkt dat verdachte die dag een (USB-)kabel om haar nek zou hebben gedaan en deze vervolgens zou hebben aangetrokken. Als gevolg hiervan kreeg [slachtoffer] geen lucht meer, verloor ze haar kracht en zakte ze op de grond. Ook stelt zij even buiten bewustzijn te zijn geweest.

Verdachte ontkent dat hij dit geweld heeft toegepast en heeft ter terechtzitting verklaard dat er hoogstens sprake van is geweest dat hij en [slachtoffer] elkaar over en weer hebben geduwd en/of aan elkaar hebben getrokken. Ook ontkent verdachte een bedreiging te hebben geuit in de richting van [slachtoffer] .

[slachtoffer] is door de rechter-commissaris op 14 mei 2019 opnieuw als getuige gehoord en heeft daar haar verklaring op onderdelen aangepast. Zo heeft zij verklaard dat verdachte geen kabel om haar nek heeft gedaan en aangetrokken, maar haar heeft vastgepakt en aan haar T-shirt heeft getrokken ter hoogte van de hals. Over de vermeende bedreiging heeft zij verklaard dat zij deze heeft verzonnen.

De rechtbank gaat er van uit dat [slachtoffer] bij het verhoor door de rechter-commissaris - om de haar moverende redenen - in strijd met de waarheid heeft verklaard en zal deze verklaring dan ook terzijde stellen. De rechtbank ziet daarnaast geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] op 14 december 2018 afgelegde verklaring als getuige, waarbij zij kort na de ten laste gelegde handelingen tegenover de verbalisanten duidelijk, gedetailleerd en coherent heeft verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Allereerst vindt deze verklaring steun in het proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2018, waarin door verbalisant [verbalisant] is geverbaliseerd dat hij - ter plaatse gekomen - een vrouw ( [slachtoffer] ) trof die huilde en schokte van emotie. [slachtoffer] vertelde dat ze de politie had gebeld omdat haar man haar mishandeld had. Ze vertelde dat de man haar een snoer om de hals had geknoopt en deze zo strak had aangesnoerd dat ze geen lucht meer kreeg en op de grond was gevallen. Ook verklaarde zij dat de man had gezegd dat ze de politie niet mocht bellen en als ze dat wel zou doen dat hij haar dood zou maken. Tevens blijkt uit het proces-verbaal dat [verbalisant] op de tafel een HDMI-kabel zag liggen van ongeveer 1 meter lengte en constateerde dat [slachtoffer] een rode striem had aan de voorzijde van haar hals.

Daarnaast vindt de verklaring steun in het op 1 maart 2019 door H. Snijders, forensisch arts, opgemaakte letselrapport waaruit valt op te maken dat de onderhuidse bloeduitstortingen in de hals van [slachtoffer] zouden kunnen passen bij de inwerking van een kabel.

Als laatste vindt de verklaring steun in de verklaring die verdachte kort na zijn aanhouding op 15 december 2018 heeft afgelegd, inhoudende dat hij zijn vrouw die dag ervoor iets heel ergs had aangedaan.

Het toegepaste geweld, bestaande uit het opzettelijk een kabel om de nek/hals van die [slachtoffer] draaien en vervolgens die kabel aantrekken, levert naar het oordeel van de rechtbank een poging tot doodslag op. De rechtbank beschouwt dit als een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing op het voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] te doden. Het toegepaste geweld is, mede gelet op de bevindingen van de forensisch arts, dusdanig geweest dat [slachtoffer] daarbij het leven had kunnen laten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk gepoogd heeft om [slachtoffer] te doden.

Wat betreft de vermeende bedreiging van [slachtoffer] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] op 14 december 2018 dreigend de woorden heeft toegevoegd dat als zij de politie zou bellen, hij haar dood zou maken. Dit levert een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op. Verdachte zal worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging waaruit volgt dat hij de kinderen van het balkon zal gooien, omdat deze bedreiging, bij tenuitvoerlegging, niet [slachtoffer] tot direct slachtoffer maakt, maar haar kinderen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1 primair.

hij op 14 december 2018 te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een kabel om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gedraaid en vervolgens die kabel heeft aangetrokken waardoor zij niet, dan wel nauwelijks adem kon halen, terwijl de uitvoering van dat

voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op 14 december 2018 te Hoogeveen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Als je de politie belt maak ik je dood.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair. Poging tot doodslag;

2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder de door de reclassering voorgestelde voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft - in lijn met de bepleite vrijspraak - geen strafmaatverweer gevoerd.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 24 mei 2019, het aanvullende reclasseringsrapport van 19 juni 2019, het Pro Justitia rapport, opgesteld door R.A. sterk, psycholoog, van 12 maart 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] , zijn (ex-)partner. Hij heeft een USB-kabel om de nek van [slachtoffer] gedaan en deze aangetrokken. [slachtoffer] kreeg hierdoor geen lucht meer en heeft verklaard dat zij even buiten bewustzijn is geweest. Dat zij het heeft overleefd, is een omstandigheid die niet te danken is aan verdachte. Pas toen [slachtoffer] op de grond zakte, liet verdachte de kabel los en kon [slachtoffer] weer ademhalen. Verdachte heeft vervolgens de woning verlaten en heeft zich niet bekommerd om de toestand van het slachtoffer. Door zo te handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dit rekent de rechtbank hem aan. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij dit geweld heeft toegepast terwijl zijn (jonge) kinderen hiervan getuige waren. Ook de doodsbedreigingen die verdachte [slachtoffer] heeft toegevoegd waren voor haar zeer beangstigend en werden eveneens geuit in bijzijn van de (nog zeer) jonge kinderen.

De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 mei 20219, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsrapport van 24 mei 2019, waaruit volgt dat de reclassering (subsidiair) adviseert om over te gaan tot de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als voorwaarden een meldplicht, drugsverbod, contactverbod en locatieverbod.

De rechtbank ziet aanleiding om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen, zodat een aantal van de bijzondere voorwaarden gesteld kunnen worden. Het door de reclassering voorgestelde locatieverbod acht de rechtbank niet opportuun nu verdachte niet op de hoogte is van de feitelijke verblijfplaats van [slachtoffer] en er geen aanwijzingen zijn dat dit in de toekomst tot problemen kan leiden. Daarnaast acht de rechtbank het aangewezen om wat betreft het contactverbod te bepalen dat verdachte zijn (ex-)partner en kinderen niet mag zien, tenzij dit plaatsvindt onder afspraak, begeleiding en toezicht van de reclassering, waarbij de reclassering de voorwaarden stelt.

Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, onder bovengenoemde voorwaarden en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

1. dat de veroordeelde zich uiterlijk één week voor hij in vrijheid wordt gesteld meldt bij de reclassering van Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen (de heer R. Klomp, bereikbaar op [telefoonnummer]) en zich vervolgens blijft melden bij de reclassering voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 3 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn (ex-)partner, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1987, en hun kinderen (allen thans verblijvende op een geheim adres), tenzij dit contact plaatsvindt onder afspraak met en begeleiding en toezicht van Reclassering Nederland, waarbij de reclassering de voorwaarden stelt;

3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 3 jaren zal onthouden van het gebruik van cocaïne of andere harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek.

Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr H.H.A. Fransen en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.

Mr. C. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature