U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft bij vonnis van 20 juni 2019 een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden en een rijontzegging van 2 jaren wegens het veroorzaken van een verkeersongeval op de avond van 18 februari 2018 op de Heerenweg te Ouwsterhaule, terwijl hij onder invloed van alcohol zijn voertuig bestuurde. Ook is hij veroordeeld voor het rijden onder invloed op die dag. Uit de ademanalyse bleek dat het ademalcoholgehalte van verdachte 850 microgram per liter uitgeademde lucht te zijn.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/037242-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juni 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [straatnaam].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2019.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 18 februari 2018, omstreeks 19.04 uur, bij duisternis te of bij Ouwsterhaule, (in elk geval) in de gemeente de Fryske Marren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heerenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien verdachte, nadat hij, verdachte, een (forse) hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd en/of met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over de Heerenweg (ter plaatse een smalle en niet, in elk geval beperkt, verlichte weg) en naderende (gezien verdachte’s rijrichting), twee rechts op/langs de rijbaan van die weg lopende voetgangers- (gelet op de toen daar heersende duisternis), niet, althans niet behoorlijk heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende (overige) verkeer en/of- niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (tijdig) heeft afgeremd en/of snelheid heeft geminderd en/of- niet, althans behoorlijk en/of voldoende -teneinde een botsing/aanrijding met die voetgangers te vermijden/voorkomen- gezien zijn, verdachtes rijrichting, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links is uitgeweken op het moment dat hij, verdachte, voornoemde voetgangers tot op (zeer) korte afstand was genaderd en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurder motorrijtuig is aangereden of opgebotst tegen die voetganger(s) waardoor, in elk geval mede waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel te weten een gebroken schouderblad en/of meerdere gebroken ribben en/of meerdere breuken in ruggenwervels en/of een gekneusde/gescheurde long heeft opgelopen, en/of zodanig (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,

terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 ;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Ouwsterhaule, gemeente De Fryske Marren als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto (bestelauto)), daarmee rijdende op de weg, de Heerenweg, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig rijdende over die Heerenweg (ter plaatse een smalle en niet, in elk geval beperkt, verlichte weg) en naderende (gezien verdachte’s rijrichting), twee rechts op/langs de rijbaan van die weg lopende (gelet op de toen daar heersende duisternis), niet, althans niet behoorlijk heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende (overige) verkeer en/of niet, althans niet behoorlijk en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (tijdig) heeft afgeremd en/of snelheid heeft geminderd en/of niet, althans behoorlijk en/of voldoende -teneinde een botsing/aanrijding met die voetgangers te vermijden/voorkomen- gezien zijn, verdachtes rijrichting, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links is uitgeweken op het moment dat hij, verdachte, voornoemde voetgangers tot op (zeer) korte afstand was genaderd en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurder motorrijtuig is aangereden of opgebotst tegen die voetganger(s)door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

2.hij op of omstreeks 18 februari 2018, te of bij Ouwsterhaule, (in elk geval )in de gemeente De Fryske Marren, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 850 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich met betrekking tot de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering .

Deze opgave luidt als volgt:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2019;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van verbalisanten;

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (hierna: VOA), nummer 180218.1940.2543, d.d. 20 april 2018, met bijlage, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van verbalisant;

4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed, nummer PL0100-2018041592-7, d.d. 18 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van verbalisanten;

5. een schriftelijk bescheid, te weten een ticket van de ademanalyse, nummer 508, opgemaakt door verbalisant d.d. 18 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018;

6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0100-2018041592-2, d.d. 18 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van [getuige 1];

7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0100-2018041592-6, d.d. 20 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van [getuige 2];

8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0100-2018041592-14, d.d. 19 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van [getuige 3];

9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0100-2018041592-18, d.d. 21 maart 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van [getuige 4];

10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0100-2018041592-17, d.d. 20 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van [getuige 5];

11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0100-2018041592-10, d.d. 19 februari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018, inhoudend de verklaring van verdachte;

12. een geneeskundige verklaring, op 13 april 2018 opgemaakt en ondertekend door A.V.E. Munzebrock, traumachirurg Medisch Centrum Leeuwarden, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018041592-1, d.d. 28 april 2018.

De vraag die de rechtbank met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde moet beantwoorden, is of het rijgedrag van de verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna te noemen: WVW), zoals primair ten laste is gelegd.

Hiervoor is vereist dat de verdachte zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Er moet met andere woorden sprake zijn van een grove of aanmerkelijke schuld. Daarvoor moet gekeken worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval.

Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW . Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte een verkeersdeelnemer, voor wie hij had moeten uitwijken, niet heeft gezien, kan nog niet volgen dat sprake is van aanmerkelijke schuld. Een enkel moment van onoplettendheid is in het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld. Ook uit de ernst van de gevolgen, in dit geval het zwaar lichamelijke letsel van het slachtoffer, kan niet worden afgeleid dat sprake is van aanmerkelijke schuld. In het onderhavige geval van spelen de hiernavolgende bijkomende omstandigheden een rol in het nadeel van verdachte.

Op grond van de bevindingen en conclusies in het proces-verbaal VOA, de resultaten van de ademanalyse, de verklaring van [getuige 4] en de verklaring van verdachte staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte, toen hij op 18 februari 2018 omstreeks 19.04 uur over de Heerenweg te Ouwsterhaule reed, [getuige 4] en [slachtoffer] heeft aangereden. Vaststaat naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte tijdens het besturen van zijn motorrijtuig onder invloed was van alcoholhoudende drank. Uit de ademanalyse bleek dat het alcoholgehalte van zijn adem bijna vier keer het toegestane gehalte, namelijk 850 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, bedroeg, terwijl 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was toegestaan. Uit het proces-verbaal VOA en de verklaring van [getuige 4] blijkt dat zowel [getuige 4] als [slachtoffer] reflectiebanden droegen en dat [getuige 4] bovendien een hoofdlamp droeg met ver stralend wit led licht. De rechtbank deelt de conclusie in het proces-verbaal VOA dat [getuige 4] en [slachtoffer] om die reden voor verdachte goed waarneembaar hadden moeten zijn.

Voorts is door de VOA vastgesteld dat [getuige 4] en [slachtoffer] ten tijde van het ongeval in de rechter berm dan wel uiterst rechts op de rijbaan hebben gelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij de bewuste weg goed kent en dat hij een paar keer per week over die weg rijdt. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er naast de door verdachte begane verkeersfout, te weten: onvoldoende uitwijken op de rijbaan op het moment dat hij [getuige 4] en [slachtoffer] naderde, sprake is van bijkomende -verzwarende- omstandigheden, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW .

De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan schuld in de zin van artikel 6 WVW is te wijten. Het onder 1. primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.

Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank ook het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1. primairhij op 18 februari 2018, omstreeks 19.04 uur, bij duisternis te Ouwsterhaule als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heerenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest, aangezien verdachte, nadat hij, verdachte,

een forse hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd en met dat door hem, verdachte,

bestuurde motorrijtuig rijdende over de Heerenweg, ter plaatse een smalle en niet verlichte weg, en naderende, gezien verdachte’s rijrichting, twee rechts op de rijbaan van die weg lopende voetgangers- gelet op de toen daar heersende duisternis niet heeft geanticipeerd op het zich op die weg bevindende overige verkeer, en- niet het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tijdig heeft afgeremd en snelheid heeft geminderd, en- niet -teneinde een aanrijding met die voetgangers te vermijden/voorkomen- gezien zijn, verdachtes rijrichting, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links is uitgeweken op het moment dat hij, verdachte, voornoemde voetgangers tot op zeer korte afstand was genaderd en vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurder motorrijtuig is aangereden tegen die voetgangers waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten: een gebroken schouderblad en meerdere gebroken ribben en meerdere breuken in ruggenwervels en een gekneusde en gescheurde long heeft opgelopen, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 ;

2.hij op 18 februari 2018 te Ouwsterhaule in de gemeente De Fryske Marren als bestuurder van een motorrijtuig, bedrijfsauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 850microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .

2. Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (850 µg/l).

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, zulks met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds is ingehouden geweest.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zodat hij kan blijven werken om zijn gezin te onderhouden en beter in staat zal zijn om schadevergoeding aan de slachtoffers te kunnen betalen.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich, door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf. Verdachte is in zijn bedrijfsauto gestapt terwijl hij daarvoor een forse hoeveelheid alcohol had gedronken. Uit een getuigenverklaring blijkt dat verdachte op 18 februari 2018 meer dan tien flessen bier had gedronken. Hij werd daardoor onvast ter been en viel zelfs tegen een tafel aan. Desondanks is hij toch gaan rijden. Vervolgens heeft verdachte op een smalle en onverlichte weg twee voetgangers, te weten: [getuige 4] en [slachtoffer], aangereden. Door de aanrijding is [slachtoffer] in een naast de weg gelegen sloot terechtgekomen. Zij heeft daar enige tijd voorover met haar gezicht in het water gelegen. Door toevallig passerende automobilisten is zij uit het water getrokken en gereanimeerd. Hierdoor is zij ternauwernood aan de dood ontsnapt. [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij is na het ongeval op de Intensive Care afdeling van het ziekenhuis opgenomen, moest worden beademd en is pas één week na het ongeval bij bewustzijn gekomen. Er is nog geen sprake van een medische eindtoestand en de verwachting is dat zij nooit volledig zal herstellen van het haar overkomen letsel. Ook bij [getuige 4] is nog steeds geen sprake van een medische eindtoestand; als gevolg van het hem overkomen letsel is hij ten tijde van het uitbrengen van het medisch advies op 4 februari 2019 nog steeds volledig arbeidsongeschikt. De gevolgen van de aanrijding zijn voor beide slachtoffers dan ook zeer ernstig. Zij zullen nog zeer lange tijd worden geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval.

Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters (LOVS). Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat het ongeval impact op zijn leven en dat van zijn gezin heeft gehad. De categorie die de rechtbank in het onderhavige geval het meest vindt passen, is de categorie "ernstige schuld bij een adem/alcoholgehalte bij meer dan 570 µg/l, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende".

Bij deze categorie hoort een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren. De rechtbank neemt deze strafmaat als uitgangspunt.

De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte na het nuttigen van een forse hoeveelheid alcohol toch is gaan rijden en daarna een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij twee slachtoffers ernstig gewond zijn geraakt. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij is doorgereden, nadat hij volgens zijn eigen verklaring een "dikke bots" had gehoord en rekening had moeten houden met het feit dat één of meer personen ernstig gewond hadden kunnen zijn wat, naar later bleek, inderdaad het geval was, waarbij verdachte die zwaar gewonden in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Daarom is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook veroordelen tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zulks met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs al is ingehouden geweest.

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, zulks met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs al is ingehouden geweest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Ten aanzien van het onder 1. primair bewezenverklaarde voorts:

ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van twee jaren.

Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2019.

Mrs. Bunk en Hoedt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822

HR 29 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0544 en HR 28 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9800

HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature