U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

AW. Strafontslag. PTSS. Ernstig plichtsverzuim. In de aangifte van de

ex-echtgenote heeft verweerder terecht aanleiding gezien een disciplinair onderzoek naar vermeend (ernstig) plichtsverzuim op te starten. Het onderzoek is zorgvuldig geweest. Eiser kan worden gehouden aan zijn verklaringen. Verweerder was bevoegd strafontslag op te leggen. Toerekenbaar ernstig plichtsverzuim. Het plichtsverzuim dat eiser wordt verweten bestaat eruit dat hij zijn ex-echtgenote jarenlang stelselmatig heeft mishandeld. Niet aannemelijk is dat de aan eiser verweten gedragingen kunnen worden verklaard vanuit zijn PTSS. Geen weerlegging met medische stukken. Het strafontslag is niet onevenredig aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Belang van de organisatie heeft verweerder zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiser. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 18/2454

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: M.J. Pullens),

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van ontslag opgelegd vanwege zeer ernstig plichtsverzuim.

Bij besluit van 20 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Van de zijde van verweerder was voorts aanwezig J.J. [naam intern onderzoeker] (intern onderzoeker bij de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten) en B. [naam teamchef] (teamchef bij de afdeling Infrastructuur).

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Eiser was sinds september 2001 in dienst van (de rechtsvoorganger van) de Nationale Politie, laatstelijk in de functie van [naam functie] bij de [naam eenheid] . Bij besluit van 1 oktober 2010 is de bij eiser in 2009 geconstateerde posttraumatische stressstoornis (PTSS), die gerelateerd was aan een situatie op het werk, aangemerkt als beroepsziekte.

1.2.

Op 17 november 2015 heeft de (inmiddels) ex-echtgenote van eiser een melding gedaan bij de meldkamer [naam eenheid] , inhoudende dat zij thuis grote problemen verwachtte met haar man (eiser) omdat zij de relatie wilde beëindigen. Op die dag is een inspecteur van politie naar de woning van de ex-echtgenote gegaan. Zij heeft toen aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging door eiser. In de daarvan opgemaakte verkorte aangifte is door de ex-echtgenote beschreven dat zij in de periode 2000 tot en met 2015, met name de laatste jaren na 2007, stelselmatig fysiek werd mishandeld en bedreigd door eiser. Op 17 november 2015 is eiser op bevel van de Officier van Justitie als verdachte van overtreding van de artikelen 285, eerste lid, en 300 van het Wetboek van Strafrecht buiten heterdaad aangehouden en voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Eiser is in het kader van een strafrechtelijk onderzoek op 18 en 19 november 2015 als verdachte verhoord.

1.3.

Op 18 november 2015 is de ex-echtgenote als aangever verhoord, waarvan een proces-verbaal aangever is opgesteld. Bij brief van 18 november 2015 heeft een inspecteur van politie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek medische informatie opgevraagd over de ex-echtgenote. Bij brief van 24 november 2015 heeft de huisarts medische informatie over de ex-echtgenote verstrekt.

1.4.

Bij brief van 20 november 2015, uitgereikt op 3 december 2015, is eiser meegedeeld dat een intern onderzoek wordt ingesteld ter zake van mogelijk gepleegd (ernstig) plichtsverzuim en voorts dat eiser met onmiddellijke ingang buiten functie wordt gesteld. In opdracht van verweerder is door de stafafdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de eenheid Noord-Nederland een disciplinair onderzoek ingesteld naar mogelijk gepleegd ernstig plichtsverzuim door eiser. Van dat onderzoek is op 27 januari 2016 een rapport uitgebracht. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het disciplinair onderzoeksrapport van 15 februari 2016.

1.5.

Bij brief van 16 november 2016 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt eiser de disciplinaire straf van ontslag op te leggen met toepassing van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Het voornemen is op 22 november 2016 aan eiser uitgereikt.

1.6.

Nadat eiser over het voorgenomen strafontslag zijn zienswijze naar voren had gebracht, heeft verweerder onderzoek laten verrichten naar de mate van toerekenbaarheid van het eiser ten laste gelegde zeer ernstig plichtsverzuim in relatie tot het feit dat hij lijdt aan PTSS. Op 29 mei 2017 heeft psychiater dr. O. de [naam psychiater] een expertiserapport uitgebracht aan bedrijfsarts drs. H. Donkers. Nadat aan De [naam psychiater] aanvullende vragen zijn gesteld, heeft hij op 29 juni 2017 het definitieve rapport uitgebracht. De bedrijfsarts heeft op 30 juni 2017 een ‘lekenrapport’ met de conclusie van het onderzoek van De [naam psychiater] aan verweerder verzonden.

1.7.

Bij brief van 20 juli 2017 heeft de medisch adviseur een second opinion gevraagd aan psychiater W.H.J. [naam psychiater 2] ( [naam psychiater 2] ). Bij brief van 23 augustus 2017 heeft [naam psychiater 2] verweerder bericht over het onderzoek.

1.8.

Bij het primaire besluit heeft verweerder met toepassing van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp , eiser vanwege zeer ernstig plichtsverzuim de maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd, met ingang van de dag na het uitreiken van het besluit. Het besluit is aan eiser in persoon uitgereikt op 2 oktober 2017.

1.9.

Nadat naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar op 28 februari 2018 een hoorzitting had plaatsgevonden, heeft de bezwaaradviescommissie HRM (commissie) in het advies van 28 mei 2018 aangegeven dat aannemelijk is dat eiser gedurende een langere periode zijn ex-echtgenote veelvuldig heeft mishandeld, dat dit gedrag is aan te merken als ernstig plichtsverzuim en aan eiser kan worden toegerekend. De commissie is van oordeel dat verweerder op juiste gronden heeft besloten om eiser de straf van ontslag op te leggen. De commissie acht het bezwaar ongegrond.

2. In het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig en onder verwijzing naar de overwegingen in het advies van de commissie, het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

3. Eiser heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. Op de in dat verband aangevoerde beroepsgronden zal hierna worden ingegaan.

4. De rechtbank overweegt het volgende.

4.1.

De rechtbank stelt vast dat blijkens het bestreden besluit aan eiser wordt verweten dat hij gedurende een langere periode stelselmatig geweld heeft gebruik tegen zijn

ex-echtgenote. Verweerder acht dit aan eiser toerekenbaar.

4.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat eiser lijdt aan PTSS, welke in 2010 als beroepsziekte is gekwalificeerd. Eiser betoogt allereerst dat deze vastgestelde PTSS maakt dat verweerder de route van het strafontslag niet had mogen kiezen. Verweerder had meer rekening moeten houden met de omstandigheden waarin eiser verkeerde en hem niet louter als verdachte moeten behandelen.

4.3.

De rechtbank overweegt hierover dat verweerder in de in 1.2 genoemde aangifte van de ex-echtgenote van eiser, terecht aanleiding heeft gezien om een disciplinair onderzoek naar vermeend (ernstig) plichtsverzuim van eiser te starten. Dat, zoals eiser betoogt, verweerder hiertoe niet bevoegd was omdat hij een hulpverleningstraject had moeten inzetten, volgt de rechtbank niet. Dat volgens eiser ten onrechte niets is gedaan met de hulpvraag van eiser valt, wat daar overigens van zij, buiten de omvang van het geding. Ter beoordeling aan de rechtbank ligt voor of het strafontslag in rechte standhoudt.

4.4.

Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Barp kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp kan wegens plichtsverzuim de disciplinaire straf van ontslag worden opgelegd.

4.5.

Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zoals de uitspraak van 15 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3607, noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.

4.6.

Eiser voert aan dat het onderzoek niet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid voldoet omdat hij zich bij het gesprek van 26 januari 2016 had willen laten bijstaan door een advocaat. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt hierover dat uit het gespreksverslag blijkt dat aan eiser is meegedeeld dat hij zich tijdens het interview kan laten bijstaan door een raadsman of een belangenbehartiger. Eiser heeft van dat recht geen gebruik gemaakt en hij is daar gedurende het gesprek ook niet op teruggekomen. De stelling dat eiser tijdens het gesprek als verdachte is behandeld, slaagt niet. De rechtbank overweegt hierover dat uit het gespreksverslag onder meer blijkt dat de aan eiser verweten gedragingen aan de orde zijn gekomen en dat hij is geconfronteerd met de afgelegde getuigenverklaringen, waarop eiser een reactie heeft kunnen geven.

4.7.

Eiser voert voorts aan dat collega’s die ontlastende verklaringen hadden kunnen afleggen, niet door verweerder als getuige zijn gehoord. De rechtbank overweegt hierover dat uit het rapport van het disciplinair onderzoek blijkt dat verweerder voldoende getuigen, waaronder ook de vader van eiser en de zus van de ex-echtgenote, heeft verhoord. Daarbij komt dat in overeenstemming met eiser vier collega’s als getuige zijn gehoord. Daarnaast is niet zonder betekenis dat eiser tijdens het gesprek op 26 januari 2016 is meegedeeld dat hij relevante getuigen kan aandragen. Eiser heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, ook niet in de fase van bezwaar en beroep. Het is dan ook niet zo dat, voor zover eiser dat heeft willen betogen, verweerder onvoldoende getuigen heeft verhoord dan wel dat (relevante) getuigen van het verhoor zouden zijn uitgesloten. Eiser heeft ook niet in de beroepsfase ontlastende verklaringen van collega’s ingebracht. De stelling van eiser dat de verklaringen van zijn schoonzus en zijn vader niet hadden mogen worden gebruikt en dat zijn schoonzus vooringenomen was, slaagt niet alleen al omdat hun verklaringen niet aan het strafontslag ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat verweerder zich vooringenomen heeft betoond. Het rapport van het disciplinair onderzoek en de overige gedingstukken bevatten daarvoor geen aanwijzingen. Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat er sprake is van strijd met het beginsel van fair play. Eiser heeft hierbij geen onderbouwing gegeven. Gelet op het voorgaande voldoet het disciplinair onderzoek van verweerder aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid.

4.8.

Gelet op het onder 4.5 weergegeven toetsingskader, is het aan verweerder om op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens aannemelijk te maken dat eiser over een langere periode stelselmatig zijn ex-echtgenote heeft mishandeld. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen dat sprake is van toerekenbaar zeer ernstig plichtsverzuim, is gebaseerd op de door de huisarts verstrekte medische informatie over de ex-echtgenote, de foto’s van blauwe plekken van de

ex-echtgenote, de verklaring van eiser en de verklaringen van de ex-echtgenote. Daarbij heeft verweerder mogen laten wegen dat eiser in het gesprek van 26 januari 2016 heeft verklaard dat hij zijn ex-echtgenote meerdere keren heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken, dat hij haar bij de haren heeft gepakt en haar hoofd daarmee heeft geschud, dat hij zich kan herinneren dat hij uit kwaadheid een ME-schoen in de richting van zijn

ex-echtgenote heeft gegooid en dat hij weet wat het gevolg daarvan was, namelijk dat zij haar arm brak, dat hij zijn ex-echtgenote pijn heeft gedaan uit frustratie en dat hij niet kon stoppen.

4.9.

De beroepsgrond dat eiser niet kan worden gehouden aan de door hem tijdens het gesprek afgelegde verklaringen omdat hij onder ongeoorloofde druk is gezet en niet in volledige vrijheid heeft kunnen verklaren, slaagt niet. Weliswaar acht de rechtbank het voorstelbaar dat eiser tijdens het gesprek enige druk heeft ervaren, maar hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn verklaring niet in volledige vrijheid kon afleggen dan wel dat hij zijn verklaring onder ontoelaatbare druk heeft afgelegd. Daarbij is van belang dat eiser, nadat hij zijn verklaring heeft doorgelezen, heeft volhard in zijn verklaring, zoals opgetekend in het verslag van het gesprek van 26 januari 2016, en het verslag zonder voorbehoud heeft ondertekend. Dat eiser tijdens het gesprek is geconfronteerd met de verklaring van zijn dochter - zoals door verweerder ter zitting is bevestigd - is onvoldoende om aan te nemen dat op eiser ongeoorloofde druk is uitgeoefend. Voor de stelling van eiser dat tijdens het gesprek onvoldoende rekening is gehouden met zijn medicijngebruik en dat hij daardoor niet in staat was helder te denken, is in het gesprekverslag geen aanwijzing te vinden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de interne onderzoekers tijdens het afnemen van het gesprek op 26 januari 2016 ervan op de hoogte waren dat eiser meerdere soorten medicijnen gebruikte. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat de interne onderzoekers met het medicijngebruik van eiser onvoldoende rekening hebben gehouden. Niet aannemelijk is dat eiser ten gevolge van het medicijngebruik niet in staat was een verklaring over de aan hem verweten gedragingen af te leggen. Eiser heeft zelf aangegeven dat hij het gesprek wilde aangaan.

4.10.

De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder, gelet op de bevindingen van het disciplinair onderzoek, aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zijn ex-echtgenote gedurende een langere periode stelselmatig heeft mishandeld. Daarmee is sprake van zeer ernstig plichtsverzuim. Dat de gedragingen van eiser zich in de huiselijke sfeer hebben voorgedaan, kan eiser niet baten. Uit vaste rechtspraak van de CRvB (zie de uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1914) volgt dat ook het handelen buiten werktijd onder omstandigheden strijdig kan zijn met wat een goed ambtenaar betaamt en daarmee plichtsverzuim opleveren.

4.11.

Eiser voert aan dat het ernstig plichtsverzuim vanwege de PTSS niet aan hem kan worden toegerekend. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat, nu niet met zekerheid kan worden uitgesloten dat het gedrag van eiser kon worden toegerekend aan de bij hem vastgestelde PTSS, het plichtsverzuim aan eiser kan worden toegerekend. De rechtbank overweegt hierover als volgt.

4.12.

Uit vaste rechtspraak van de CRvB (zie de uitspraak van 21 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4414) volgt dat het voor de toerekenbaarheid van betekenis is of de betrokkene de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Verder is in de onder 4.5 aangehaalde uitspraak van de CRvB van 15 november 2018 tot uitdrukking gebracht dat het op de weg van eiser ligt aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend.

4.13.

De rechtbank overweegt dat uit het door psychiater De [naam psychiater] verrichte onderzoek, zoals vermeld onder 1.6, niet blijkt dat eiser de ontoelaatbaarheid van het jarenlang stelselmatig mishandelen van zijn ex-echtgenote (in het geheel) niet heeft kunnen inzien of niet in staat was overeenkomstig dat inzicht te handelen. Dat eiser PTSS heeft, zonder aan de ernst daarvan af te willen doen, leidt niet tot een ander oordeel. Daarmee kan eisers standpunt dat verweerder het zeer ernstig plichtsverzuim ten onrechte als toerekenbaar heeft aangemerkt en dat zijn standpunt dat het plichtsverzuim het directe gevolg is geweest van de PTSS, niet worden gevolgd. Bovendien heeft eiser niet met een contra-expertise dan wel (medische) stukken aannemelijk gemaakt dat de aan hem verweten gedragingen kunnen worden verklaard door zijn PTSS. De stelling van eiser dat uit de redenering van De [naam psychiater] de voorzichtige conclusie kan worden getrokken dat het aannemelijk kan zijn dat eiser onder invloed van zijn PTSS ten tijde van de aan hem verweten gedragingen heeft geleefd en gehandeld, is daartoe onvoldoende. Hierbij komt dat, zoals uit het dossier en ter zitting afdoende is gebleken, eiser in eerste instantie en ook nog ten tijde van de expertise-onderzoeken de aan hem verweten gedragingen heeft ontkend waardoor het, dit geldt met name voor de weigering van [naam psychiater 2] het onderzoek te doen, onderzoek naar de invloed van de PTSS op de hem verweten gedragingen werd bemoeilijkt.

4.14.

Uit 4.13 volgt dat de gedragingen die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan de conclusie dat sprake is van zeer ernstig plichtsverzuim, aan eiser zijn toe te rekenen. Wat eiser in dit verband naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Dit betekent dat verweerder bevoegd was eiser voor dit zeer ernstig plichtsverzuim een disciplinaire straf van ontslag op te leggen.

4.15.

Eiser voert aan dat het opgelegde strafontslag niet in verhouding staat tot het gepleegde plichtsverzuim. Dit betoog slaagt niet. De rechtbank overweegt hierover dat de opgelegde disciplinaire straf van ontslag, gezien de ernst en de aard van de gedragingen, de terecht gestelde eisen van integriteit en betrouwbaarheid niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Eiser heeft gedurende een langere periode stelselmatig zijn

ex-echtgenote mishandeld. Door die gedragingen heeft eiser van bovenvermelde eigenschappen geen blijk gegeven en het vertrouwen van verweerder ernstig geschaad. Niet moet daarbij uit het oog worden verloren dat van eiser mag worden verwacht dat hij, ook buiten diensttijd, van onbesproken gedrag is en zich in elk geval onthoudt van het over een langere periode mishandelen van zijn ex-echtgenote en het plegen van huiselijk geweld. Al met al is het plichtsverzuim dermate ernstig dat disciplinair strafontslag als reactie hierop naar het oordeel van de rechtbank niet onevenredig is. Hierbij heeft verweerder het belang van de organisatie in deze situatie niet ten onrechte zwaarder laten wegen dan het belang van eiser. De omstandigheden dat eiser, zoals hij stelt, jarenlang goed heeft gefunctioneerd en de gevolgen die het strafontslag voor hem heeft, kunnen niet leiden tot een ander oordeel.

5. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, voorzitter, en mr. G. Laman en

mr. M. Nieuwenhuis, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature