Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

“De rechtbank veroordeelt verdachte voor diefstal in vereniging met geweld terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met oplegging van bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op de persoonlijke situatie van verdachte en de minder prominente rol die verdachte heeft gespeeld bij het misdrijf ten opzichte van zijn medeverdachten, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Toewijzing vordering benadeelde partij (hoofdelijk).”

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Assen

parketnummer 18/930160-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 maart 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],

wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2019.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 12 augustus 2018 te Emmen, tezamen en in vereniging met

een of meer anderen, althans alleen een telefoon en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen:

- ( met kracht) met een zaklamp, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of

- ( met kracht) in de buikstreek, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt/getrapt en/of

- de benen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een schedelbasisfractuur en/of schedelfracturen en/of gebroken oogkas(sen)) heeft opgelopen

en/of

hij op of omstreeks 12 augustus 2018 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een autosleutel en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) eenmaal of meermalen:

- ( met kracht) met een zaklamp, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of

- ( met kracht) in de buikstreek, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt/getrapt en/of

- de benen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een

schedelbasisfractuur en/of schedelfracturen en/of gebroken oogkas(sen)) heeft

opgelopen;

althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 12 augustus 2018 te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld

[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een autosleutel en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer] toebehoorde, door eenmaal of meermalen:

- ( met kracht) met een zaklamp, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, op het hoofd, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of

- ( met kracht) in de buikstreek, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te schoppen/trappen en/of

- de benen van die [slachtoffer] vast te binden,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 augustus 2018 te Emmen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te vervoeren en/of (gedurende het treffen met die [slachtoffer]) een (open) telefoonverbinding met die [medeverdachte 1] te onderhouden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling voor de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg gevorderd. Zij heeft vrijspraak gevorderd voor de ten laste gelegde afpersing, nu zij van mening is dat er geen sprake is geweest van enige dwang tot afgifte van een goed.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien aangever buiten bewustzijn is geraakt na de eerste klap en daaraan voorafgaand evenmin dwang is uitgeoefend om aangever te bewegen iets af te geven.

Verder heeft de raadsman bepleit dat het met kracht in de buikstreek van aangever trappen op geen enkele manier heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van de diefstal, waardoor dit gedeelte van de tenlastelegging niet bewezen kan worden.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben samen een plan bedacht om op een contactadvertentie te reageren, die persoon onder druk te zetten en hem geld afhandig te maken. Medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben besloten om verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] bij het plan te betrekken.

Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 12 augustus 2018 contact gezocht met aangever door, onder een valse naam, te reageren op zijn contactadvertentie. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zich daarbij ten opzichte van aangever voorgedaan als een 22-jarige, terwijl zij aan haar medeverdachten heeft aangegeven dat zij zich had voorgedaan als een minderjarige. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft met aangever een afspraak gemaakt op een enigszins afgelegen plek in Emmen.

Verdachte en de medeverdachten hebben onderling afgesproken wat ieders rol zou zijn. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daarbij attributen meegenomen die gebruikt konden worden om het afpersen van aangever te ondersteunen. Het ging daarbij onder meer om een Maglite zaklamp, een mes, een sjorband, tape en handschoenen. Deze attributen werden onderling verdeeld.

Medeverdachte [medeverdachte 1] ontmoette aangever vervolgens en liep met hem rond op de afgesproken plek. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben zich volgens afspraak in de buurt verdekt opgesteld. Gedurende deze ontmoeting had medeverdachte [medeverdachte 1] een open telefoonverbinding met verdachte. Zij had daartoe de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] overhandigd gekregen. Op een bepaald moment kwam verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] tevoorschijn, waarna aangever door medeverdachte [medeverdachte 3] met de Maglite op het hoofd werd geslagen waardoor aangever ten val kwam en het bewustzijn verloor. Vervolgens heeft medeverdachte [medeverdachte 2] tegen het lichaam van aangever getrapt.

Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben samen de zakken en de auto van aangever doorzocht waarbij een autosleutel en een mobiele telefoon van aangever zijn weggenomen. Verdachte en de medeverdachten zijn daarna weggegaan en hebben aangever in bewusteloze toestand achtergelaten.

Voorafgaand aan de diefstal is door (in ieder geval) twee verdachten dusdanig veel geweld gebruikt, dat dit tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid bij aangever, zoals staat beschreven in de letselrapportage en de geneeskundige verklaring.

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en/of één van de medeverdachten de benen van aangever heeft vastgebonden, nu daarover niet eenduidig wordt verklaard.

Oogmerk

Hoewel verdachte gelet op het bovenstaande in eerste instantie het oogmerk had om samen met zijn medeverdachten aangever af te persen, zal verdachte gelet op de feitelijke gebeurtenissen worden vrijgesproken van afpersing, nu er geen sprake is geweest van het dwingen tot afgifte van enig goed.

De attributen die werden meegebracht duiden niet zonder meer op het uitsluitend willen afpersen van aangever. Uit het meenemen van deze attributen blijkt dat het gebruik van geweld niet werd uitgesloten. Op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 3] geweld toepast op aangever door hem met de Maglite tegen het hoofd te slaan, raakte aangever buiten bewustzijn waarna medeverdachte [medeverdachte 2] tegen het lichaam van aangever heeft getrapt. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachten overgegaan tot de primair ten laste gelegde diefstal. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van verdachte evenzeer was gericht op diefstal met geweld.

Medeplegen

Op grond van de hierboven omschreven feitelijke omstandigheden oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en medeverdachte hebben immers van te voren een plan besproken en een zekere rolverdeling gemaakt, waarna het tot een gezamenlijke uitvoering is gekomen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Zwaar lichamelijk letsel

De rechtbank stelt aan de hand van de hierna te noemen bewijsmiddelen vast dat door de verdachte en zijn medeverdachten aan aangever letsel is toegebracht, te weten onder meer een schedelbasisfractuur, schedelfracturen en gebroken oogkassen. Dit letsel was van dien aard dat er complicaties zijn ontstaan en dat een operatie noodzakelijk is gebleken, terwijl thans nog geen uitzicht bestaat op volledig herstel en mogelijk sprake is van blijvend letsel (gehoorschade). Aangever heeft daarnaast door het letsel gedurende zes tot acht weken niet zijn normale bezigheden kunnen verrichten.

Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.

In het midden kan blijven wie van de verdachten welk letsel heeft toegebracht nu sprake is van medeplegen.

Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de diefstal met geweld in vereniging gepleegd met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, wettig en overtuigend bewezen.

Anders dan de raadsman acht de rechtbank het met kracht tegen het lichaam van aangever trappen door verdachte wel onderdeel van het geweld dat is voorafgegaan aan en heeft bijgedragen aan het voorbereiden en het gemakkelijk maken van de diefstal.

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering .

Deze opgave luidt als volgt:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2019;

2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2018, opgenomen op pagina 423 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018213460/2018239271 d.d. 20 september 2018, inhoudende de verklaring van aangever;

3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 428 e.v. van voornoemd dossier.

4. een letselrapportage afkomstig van GGD Drenthe d.d. 29 oktober 2018 opgemaakt door S.P.H. Letmaath, inhoudende zijn/haar verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

hij op 12 augustus 2018 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon en een autosleutel, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders:

- met kracht met een zaklamp, tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en

- met kracht tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt

ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (waaronder een schedelbasisfractuur en schedelfracturen en gebroken oogkassen) heeft opgelopen.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in haar advies van 29 januari 2019.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke werkstraf onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 29 januari 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft samen met medeverdachten onder valse voorwendselen een man naar een afgelegen plek gelokt. De rol van verdachte bij dit misdrijf is kwalijk. Verdachte was op de hoogte van het plan om het latere slachtoffer af te persen en hij is meegegaan in dit plan. Verdachte heeft op meerdere momenten de mogelijkheid gehad om zich terug te trekken, maar toch bleef hij onderdeel uitmaken van de groep.

Samen met de medeverdachten is het plan uitgevoerd, waarbij er verschillende attributen zijn meegenomen. Hoewel niet is gebleken dat het de intentie van verdachte is geweest om het slachtoffer zodanig zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dat hij bewusteloos is geraakt, is dat wel het gevolg geweest van de geweldshandelingen die hebben plaatsgevonden. Als gevolg van het uitgeoefende geweld is er bij verdachte zwaar lichamelijk letsel ontstaan en daarvoor wordt verdachte medeverantwoordelijk gehouden. Vervolgens is de diefstal voortgezet en zijn de auto en de zakken van het slachtoffer doorzocht en zijn de autosleutels en telefoon van het slachtoffer weggenomen. Het feit dat verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer, dat zichtbaar ernstig gewond was en buiten bewustzijn op de grond lag, in hulpeloze toestand hebben achterlaten op een afgelegen plek, rekent de rechtbank de verdachte en zijn medeverdachten des te meer in ernstige mate aan.

In beginsel rechtvaardigt de ernst van dit feit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank merkt bij het bovenstaande op dat uit de stukken is gebleken dat verdachte niet degene is geweest die het plan heeft bedacht en dat evenmin is gebleken dat verdachte geweld heeft uitgeoefend op het slachtoffer. Gelet op de minder prominente rol van verdachte ten opzichte van zijn medeverdachten en zijn persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder zijn thuissituatie, acht de rechtbank een maximale taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank naast algemene voorwaarden de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd in voornoemd advies.

De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.285,56 ter vergoeding van materiële schade en € 9.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangegeven dat zij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar acht. Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel opgelegd dient te worden met toepassing van de wettelijke rente. De officier van justitie heeft voorts verzocht verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de vordering benadeelde partij. Wel heeft de raadsman verzocht om de verdachte en zijn medeverdachten niet hoofdelijk te veroordelen, aangezien dit niet goed past bij een eventueel op te leggen contactverbod. In plaats daarvan heeft hij verzocht de vordering in gelijke delen per verdachte toe te wijzen.

Oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank merkt op dat uit de bij de vordering overgelegde stukken blijkt dat er nog geen sprake is van een medische eindtoestand. De rechtbank acht de vordering in voldoende mater onderbouwd en acht derhalve de tot op heden begrote schade voor toewijzing vatbaar. De vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2018.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen reden om de hoofdelijkheid niet op te leggen, nu tevens de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.

Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de ten laste gelegde afpersing niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als algemene voorwaarden:

1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

1. dat de veroordeelde zich meldt op de dag, tijd en plaats zoals door de reclassering aangegeven. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;

2. dat de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;

3. dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met medeverdachten [medeverdachte 1] (geboortedatum [geboortedatum]-2000), [medeverdachte 3] (geboortedatum [geboortedatum] 1997) en [medeverdachte 2] (geboortedatum [geboortedatum]-1997), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod. Tevens heeft of zoekt hij op geen enkele wijze direct of indirect contact met het slachtoffer [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum]-1984).

Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Ten aanzien van 18/930160-18:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 10.285,56 (zegge: tienduizendtweehonderdvijfentachtig euro en zesenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 10.285,56 (zegge: tienduizendtweehonderdvijfentachtig euro en zesenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 87 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 1.285,56 aan materiële schade en € 9.000,00 aan immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2018.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 maart 2019.

Mr. M. van den Steenhoven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature