U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak van medeplegen van hennepteelt en diefstal van energie met verbreking. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zodanig nauw en bewust met de medeverdachte heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte is van onvoldoende gewicht. Wel veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt. Verdachte heeft namelijk bewust, om geleende gelden terug te krijgen, op verzoek van de medeverdachte een pand gehuurd, terwijl hij ervan op de hoogte was dat de medeverdachte het geld via een hennepkwekerij in dat pand zou verdienen. Aldus heeft hij de medeverdachte in de tenlastegelegde periode opzettelijk de gelegenheid verschaft om hennep te kweken. Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Bij de straftoemeting is rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van schending van de redelijke termijn, nu de berechting van de strafzaak pas ruim 4 jaren na aanvang van die termijn is afgerond.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/265257-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 april 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter op 16 maart 2015 en het onderzoek op de terechtzitting van de meervoudige kamer op 28 maart 2017.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Rump, advocaat te Zwolle.

Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

primair:

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013

te Lemmer, (althans) in de gemeente Lemsterland tezamen en in vereniging met

een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld

en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad

(in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer

7054 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen

daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een

materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de

Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde

lid van die wet;

subsidiair:

[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks

de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013 te Lemmer, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans een van hen,

opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een groot aantal (7054) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks

de periode van 1 december 2010 tot en met 13 maart 2013 te Lemmer, in elk geval in Nederland,

opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of

opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die [medeverdachte] en/of onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand te huren en/of voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te (blijven) stellen;

2.

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013

te Lemmer, (althans) in de gemeente Lemsterland, tezamen en in vereniging met

een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke

toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) elektrische energie , in

elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk

geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),

waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die elektrische

energie heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde en dat het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft met betrekking tot feit 1 naar voren gebracht dat zij verdachte aanmerkt als medeplichtige aan hennepteelt, nu zijn rol onvoldoende is om hem als medepleger aan te merken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte als medepleger van diefstal van stroom is aan te merken, nu het energiecontract sinds maart 2011 op zijn naam stond, hij op verzoek van de medeverdachte de energierekening heeft betaald en het een feit van algemene bekendheid is dat hennepkwekerijen een aanzienlijke hoeveelheid stroom verbruiken en dat bij het merendeel van de hennepkwekerijen de stroom op illegale wijze wordt afgenomen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het onder 1 primair en subsidiair als het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte kan niet als pleger worden gezien, omdat niet is gebleken dat hij daadwerkelijk heeft geteeld. Evenmin is gebleken dat hij feitelijke beschikkingsmacht had over de hennepplanten. Ook is niet gebleken dat verdachte de persoon is geweest die de energiemeter heeft gesaboteerd, zodat geen sprake is van het (mede)plegen van diefstal van energie. Ten aanzien van de ten laste gelegde medeplichtigheid heeft zij aangevoerd dat slechts kan worden bewezen dat verdachte de medeverdachte gelegenheid tot hennepteelt heeft gegeven voor de periode van eind 2010 tot begin 2011. Van die periode staat echter niet vast dat geteeld werd. Verdachte dient volgens de raadsvrouw om die reden ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 maart 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik heb vanaf 1 december 2010 op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] een huurcontract voor het pand [straatnaam] te Lemmer, Gemeente Lemsterland, op naam gehad. Ik heb huurbedragen betaald. Het geld kreeg ik vervolgens terug van [medeverdachte] . Het energiecontract stond ook op mijn naam. Ik wist dat [medeverdachte] in dat pand een hennepkwekerij exploiteerde.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 14 maart 2013, opgenomen op pagina 75 e.v. van het dossier met nummer 2013027131 d.d. 26 november 2013, inhoudende als verklaring van [verdachte] :

Ik wist dat er in Lemmer een hennepkwekerij zat en dat [medeverdachte] een hennepkwekerij runde. Ik ben zelf nooit bij dat pand geweest. Ik heb het pand in 2010 op naam gehad. U toont mij het huurcontract van het pand. Mijn handtekening staat onder het huurcontract. Het automatische incassoformulier van het pand in Lemmer wordt mij getoond. Ik zie hierop mijn handtekening staan en het rekeningnummer is ook van mij. [medeverdachte] vroeg mij in 2010 om een pand op naam te nemen. Dit was voor de weedkwekerij. Ik heb de eerste twee à drie maanden via de Rabobank betaald. Later betaalde [medeverdachte] mij contant het huurbedrag terug, dit was 1000 euro. Daarna nam [medeverdachte] dat over en ik zou er niets meer van horen. [medeverdachte] vertelde mij dat het voor een paar maandjes was en dat ik er dan weer vanaf zou zijn. Ik heb geen handelingen verricht om er vanaf te komen. [medeverdachte] leende ik 5000 euro contant en hij zou mij via de hennepkwekerij en de opbrengst daarvan terugbetalen. Dus ik ging akkoord met een hennepkwekerij.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van Politie Noord-Nederland d.d. 26 november 2013, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:

Op 13 maart 2013 werd door verbalisanten in een bedrijfspand aan perceel [straatnaam] te Lemmer een stekkenkwekerij/hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld. Wij zagen dat de kwekerij verdeeld was over twee verdiepingen. Op de begane grond werd in de keuken (ruimte 1) een volledig ingerichte stekkenkwekerij aangetroffen. Wij zagen dat deze in werking was en dat deze stekkenkwekerij bestond uit 6786 hennepstekjes. In deze ruimte zagen wij ook stekken afvalresten en hennepknipschaartjes in vloeistoffen liggen. Wij gingen de trap omhoog en zagen op de eerste verdieping dat in ruimte 2 een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was. Er waren 108 moederplanten van 110 cm aanwezig en 88 moederplanten met een lengte tussen 60 en 85 cm. Wij zagen in ruimte 3 een professionele hennepkwekerij was ingericht met in totaal 72 hennepplanten. De stroom werd illegaal afgenomen. Gedurende ons verblijf in de hennepkwekerij/stekkenkwekerij hebben wij geconstateerd dat het aannemelijk is dat er sprake is geweest van één of meerdere oogsten van hennepstekken.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2013, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :

Ik ben directeur van het bedrijf [naam bedrijf] en eigenaar van de verhuurde unit [straatnaam] te Lemmer. Deze unit is verhuurd voor 800 euro per maand in eerste instantie aan [medeverdachte] , wonende te Assen, maar het huurcontract moest eigenlijk direct worden overgezet op naam van [verdachte] te Koekange. Hierdoor is dit veranderd op naam van [verdachte] . [verdachte] betaalde de huur via zijn bank. Ze kwamen met z'n tweeën voor de huur en [verdachte] zou er met bedden beginnen. Ik heb [verdachte] later niet of amper meer gezien, alleen in het begin. Later was er steeds een andere man bij. Ze kwamen 2 à 3 keer per week met twee auto's, te weten met een witte Fiat bestelauto, formaat Jumper, en een grijze Ford . De huur van het pand betreft de kale huur en ze regelen zelf de nutsvoorzieningen. Vanmiddag 13 maart 2013 na 15.00 uur werd er bij mijn kantoor aangebeld door uw collega. Ook kwam huurder [medeverdachte] met zijn auto aanrijden en die vroeg mij of ik op de deur gebonsd had. En direct hierna reed hij weg in zijn auto. Uw collega stond op ongeveer een meter afstand van [medeverdachte] toen dit gebeurde. De betaling van de huur ging in het begin via een automatische incasso, maar dit werd vaak gestorneerd. Daarna werd de huur steeds contant door [medeverdachte] bij vooruitbetaling betaald. Ik overhandig u kopieën van alle documentatie betreffende de verhuur van dit pand.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2013, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:

Op 17 januari 2013 werd [verdachte] gehoord. Hij verklaarde dat 2 à 3 jaar geleden [verdachte] een pand op naam heeft gehad op verzoek van [medeverdachte] . Dit was voor de kweek van hennep. Hij verklaarde ook dat hij zakgeld krijgt van [medeverdachte] voor het afbetalen van een oude lening en voor de kosten voor de huur en het op naam hebben van een loods voor de kweek van hennep.

De telefoon van getuige [verdachte] werd door de politie uitgelezen. Daarbij werden meerdere sms-berichten aangetroffen. Eén van deze berichten, d.d. 19 juli 2011 te 12.19 uur, was afkomstig van [medeverdachte] inhoudende het verzoek om een geldbedrag over te maken aan het waterbedrijf [naam bedrijf] . Bij het bedrijf [naam bedrijf] werd geïnformeerd of de naam [medeverdachte] bij hun bedrijf bekend was. Hierbij bleek dat door [medeverdachte] de watervoorziening betaald werd voor het adres [straatnaam] te Lemmer.

[medeverdachte] is woonachtig op het adres [straatnaam] te Assen. Op het adres staat een personenauto op naam van [naam], de vriendin van [medeverdachte] . Dit betreft een Ford Fiesta. Uit CIE info blijkt dat [medeverdachte] gebruik maakt van dit voertuig. Het voertuig werd voorzien van een baken. Op die manier kon worden vastgesteld dat dit voertuig meerdere malen een industriepark bezocht te Lemmer in de directe omgeving van het adres [straatnaam] te Lemmer. Op woensdag 13 maart 2013 omstreeks 15.00 uur bevonden wij verbalisanten ons bij voornoemd adres en zagen wij het voertuig in de nabijheid van dit pand geparkeerd staan. Het voertuig was leeg en afgesloten. Door ons werd op de toegangsdeur geklopt van het pand [straatnaam] . Ook werd door ons geroepen dat de politie voor het pand stond. Dit gebeurde meerdere malen. Er werd niet gereageerd. Op woensdag 13 maart 2013, omstreeks 15.05 uur zag ik verdachte lopen aan de voorzijde van het complex aan de [straatnaam] . Omdat niet werd opengedaan, werd een sleutel van dit pand bij de eigenaar van het pand opgehaald. Tijdens het gesprek met de eigenaar zag ik dat [medeverdachte] in het voertuig kwam aanrijden. Ik zag dat hij alleen was gezeten in het voertuig. Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen de eigenaar zei: "Heb jij op mijn deur geklopt?" Nadat de eigenaar ontkende, reed [medeverdachte] weg. Met de door de eigenaar beschikbare sleutel werd het pand op 13 maart 2013 betreden. In het pand werd een volledig ingerichte hennepplantage/stekjeskwekerij aangetroffen.

6. een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

een huurovereenkomst met ingang van 1 december 2010 voor de [straatnaam] te Lemmer, met als verhuurder [naam bedrijf] en als huurder [medeverdachte] . Hierop staat een handgeschreven notitie: niet doorgegaan.

7. een schriftelijk stuk, te weten een uitdraai uit de administratie van [naam] , opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

[straatnaam] , naam [medeverdachte] , ingangsdatum 1 december 2010, aantekeningen: betaalt zelf contant. Eronder staat [medeverdachte] / [verdachte] .

8. een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

een huurovereenkomst voor de duur van 1 jaar met ingang van 1 december 2010 voor de [straatnaam] te Lemmer, met als verhuurder [naam bedrijf] en als huurder [verdachte]

9. meerdere schriftelijke stukken, te weten facturen van [naam bedrijf] , opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

Betreft telkens een factuur van [naam bedrijf] aan [verdachte] .

- Huur loods [nummer] jaar 2013, korting betaling jaarnota, voldaan 5 maart 2013: totaalbedrag:

€ 10.648,00;

- Huur loods [nummer] t/m 30 november 2012, korting betaling in 1x vooruit, voldaan 8 april 2012: totaalbedrag: € 10.472,00;

- Huur loods [nummer] t/m 30 november 2011, korting betaling contant in 1 keer, voldaan 18 februari 2011: totaalbedrag: € 10.472,00.

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 maart 2013, afzonderlijk opgenomen, inhoudende als relatering van verbalisant:

In de telefoon van [verdachte] werden berichten aangetroffen en veiliggesteld. Een aantal berichten betrof berichtenverkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte] .

- 19 juli 2011 € 38,91 [naam bedrijf] € 29,00 gem Lemsterland (read)

- 19 juli 2011 ok regel ik (sent)

- 24 mei 2012 Had je toevallig al wat zakgeld liggen? Zie je straks (sent)

- 29 januari 2013 Zie ik je voor die tijd nog voor zakgeld (sent)

- 24 april 2012 He vriend, aan het eind van deze week zakgeld voor mij? (sent)

- 28 juli 2012 Heb je morgen toevallig al zakgeld of volgende week? (sent)

11. een schriftelijk stuk, te weten een e-mailbericht, afzonderlijk opgenomen, inhoudende:

[naam bedrijf] levert water aan [medeverdachte] per 1 januari 2011 voor het perceel [straatnaam] te Lemmer.

Bewijsoverwegingen

Feit 1

Onder 1 primair is verdachte -kort gezegd- ten laste gelegd het medeplegen van hennepteelt dan wel van het aanwezig hebben van hennepplanten.

De rechtbank stelt ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte vast dat hij het pand waarin de kwekerij is aangetroffen vanaf 1 december 2010 voor de medeverdachte heeft gehuurd en dat hij voor hem diverse huurbedragen heeft voldaan. Het contract voor levering van energie stond vanaf 1 maart 2011 op zijn naam. Verdachte heeft van de medeverdachte geld gekregen om de energierekening te kunnen voldoen. Hij ontving in de ten laste gelegde periode meermalen "zakgeld" van de medeverdachte, ter voldoening van een aan de medeverdachte verstrekte lening. Verdachte was ervan op de hoogte dat zich in het pand een hennepkwekerij bevond.

De rechtbank acht op grond van het voorgaande niet bewezen dat de verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem primair onder 1 ten laste gelegde.

Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid overweegt de rechtbank het volgende.

Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat sprake is van behulpzaamheid bij of tot het plegen van het misdrijf. Daarnaast moet sprake zijn van opzet op de eigen hulpverlening en op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp wordt verleend. De rechtbank is van oordeel dat dit dubbele opzet op basis van het voorgaande bij verdachte aanwezig is geweest. Verdachte heeft namelijk bewust, om geleende gelden terug te krijgen, op verzoek van de medeverdachte een pand gehuurd, terwijl hij ervan op de hoogte was dat de medeverdachte het geld via een hennepkwekerij in dat pand zou verdienen. Aldus heeft hij de medeverdachte in de tenlastegelegde periode opzettelijk de gelegenheid verschaft om hennep te kweken. Dat niet is vastgesteld dat reeds vanaf het begin van de huurperiode hennep werd geteeld, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.

Feit 2

Onder 2 is verdachte -kort gezegd- ten laste gelegd het medeplegen van diefstal van energie door middel van braak of verbreking. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken, nu zij -evenals bij feit 1 primair- niet bewezen acht dat de verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het aanleggen van een illegale elektriciteitsaansluiting. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:

[medeverdachte] in de periode van 1 december 2010 tot en met 12 maart 2013 te Lemmer,

opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] een groot aantal (7054) hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 december 2010 tot en met 13 maart 2013 te Lemmer en elders in Nederland,

opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door voor die

[medeverdachte] voornoemd pand te huren en voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te (blijven) stellen.

De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. subsidiair: Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en

2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 200 uren met aftrek van voorarrest.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat ingeval van veroordeling rekening moet worden gehouden met de impact van deze zaak en de omstandigheid dat verdachte zijn leven weer een goede wending heeft kunnen geven en sprake is van een inmiddels heel oude zaak. Gelet hierop kan volgens de raadsvrouw met de oplegging van een werkstraf worden volstaan.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt. Hij heeft een pand gehuurd om eerder geleend geld terug te kunnen krijgen, terwijl hij ervan op de hoogte was dat dat geld verdiend werd door hennepteelt. Door zijn handelen heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, doch niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit.

In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies staat beschreven dat verdachte sinds zijn aanhouding mede ten gevolge van het bewezenverklaarde problemen heeft op diverse leefgebieden. De reclassering gaat er vanuit dat verdachte inmiddels doordrongen is van de risico's van zijn eerdere gedrag en ziet dat verdachte bezig is zijn leven opnieuw vorm te geven en elders in het land op te bouwen. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert de oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke straf.

De rechtbank overweegt dat zij de door de officier van justitie gevorderde straf in beginsel passend acht. Gelet op de omstandigheid dat de rechtbank komt tot een beperktere bewezenverklaring, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank constateert voorts dat sprake is van schending van de redelijke termijn, nu de berechting van de strafzaak in eerste aanleg pas ruim 4 jaren na aanvang van de termijn is afgerond. Dit tijdsverloop maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan zij zonder dit tijdsverloop zou hebben gedaan en dat de rechtbank niet zal overgaan tot de oplegging van een werkstraf. Alles afwegend zal de rechtbank volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 49 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1 primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en

mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature