Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C18/168755 PR RK 16-293
beslissing van de meervoudige kamer van 22 juli 2016
op het verzoek van
[naam] , te [woonplaats] , verzoeker,
tot wraking van
mr. B. van den Bosch, rechter.
Procesverloop
Ter zitting van 19 juli 2016 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. B. van den Bosch, rechter in de afdeling privaatrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer 5229660 CV EXPL 16-9958, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
Mr. Van den Bosch heeft te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Overwegingen
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De rechtbank stelt voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen. De rechtbank ontleent deze maatstaf aan het arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0257, NJ 1996, 484.
Ter zitting van 19 juli 2016 heeft verzoeker, blijkens het proces-verbaal van die zitting, verzocht al zijn lopende zaken en alle eventuele nieuwe zaken naar de rechtbank Rotterdam te verwijzen. Hij heeft de rechter gewraakt op de grond dat hij processueel en juridisch geen enkel vertrouwen heeft in de rechtbank Noord-Nederland en niets meer te maken wil hebben met deze rechtbank. Hij heeft voorts verklaard dat de wraking niet persoonlijk tegen mr. Van den Bosch is gericht.
De rechtbank overweegt dat de gronden van wraking zich richten tegen de rechtbank Noord-Nederland en niet tegen de behandelend rechter in de procedure 5229660 CV EXPL 16-9958. Dit wordt bevestigd door de opmerking van verzoeker dat het wrakingsverzoek niet is gericht tegen mr. Van den Bosch persoonlijk.
Verzoeker heeft derhalve geen stellingen aangevoerd waaruit afgeleid kan worden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat de rechter partijdig is in de procedure 5229660 CV EXPL 16-9958 of de schijn in dat verband tegen heeft. Omdat verzoeker geen feiten of omstandigheden aanvoert als bedoeld in artikel 36 Rv , is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan daarom achterwege blijven.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker het middel van de wraking heeft gebruik voor een evident ander doel dan waarvoor het is bedoeld, Temeer daar verzoeker in het recente verleden eerder soortgelijke wrakingsverzoeken heeft ingediend concludeert de rechtbank dat sprake is van misbruik van recht. De rechtbank zal om die reden bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de procedure 5229660 CV EXPL 16-9958 niet in behandeling zal worden genomen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer 5229660 CV EXPL 16-9958) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan mr. Van den Bosch en aan de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V.;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in de procedure 5229660 CV EXPL 16-9958 niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. P. Molema en mr. S. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: