U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Erfrecht.

Overdracht bedrijf tegen agrarische waarde.

Eindvonnis na aktewisseling

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: C/17/136703 / HA ZA 14-364

Vonnis van 21 september 2016

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat: mr. J.P. Bood te Aldtsjerk,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [gedaagde 2],

wonende te [woonplaats] ,

3. [gedaagde 3],

wonende te [woonplaats] ,

4. [gedaagde 4],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat: mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden.

Partijen zullen hierna met hun voornamen worden aangeduid. Gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie zullen gezamenlijk [gedaagden c.s.] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 26 augustus 2015,

de akte na tussenvonnis tevens houdende wijziging van eis in reconventie van [gedaagden c.s.] ,

de antwoordakte van [eiser] in conventie en in reconventie,

de akte uitlating producties van [gedaagden c.s.]

1.2.

Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

in conventie 2.1.

De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 26 augustus 2015 is overwogen en beslist, behoudens voor zover hierna anders wordt bepaald.

Vorderingen uit hoofde van overige giften aan [gedaagde 4] en [gedaagde 2]

2.2.

In het tussenvonnis van 26 augustus 2015 heeft de rechtbank overwogen dat nog zal moeten blijken of de bedrijfsoverdracht door vader aan [gedaagde 2] na ontbinding van de maatschap tegen de agrarische waarde heeft plaatsgevonden (r.o. 5.15). Bij gebrek aan stukken waaruit blijkt hoe de overdrachtsprijs destijds is bepaald, heeft de rechtbank vervolgens [gedaagden c.s.] opgedragen om bij akte daarover een nadere toelichting te geven en/of stukken over te leggen die destijds in het kader van de prijsbepaling door BEAG zijn opgemaakt en die aantonen wat een redelijke overdrachtsprijs was (r.o. 5.16).

2.3.

De rechtbank overweegt dat r.o. 5.16 van het tussenvonnis van 26 augustus 2015- zoals [gedaagden c.s.] terecht opmerkt - een kennelijk vergissing bevat, voor zover daarin verwezen wordt naar de boerderij in [plaats] . Uit de vaststaande feiten volgt dat vader en [gedaagde 2] hun melkveehouderij beoefenden in [woonplaats] , zodat de rechtbank in zoverre op bedoelde passage terugkomt. Hierna zal verder beoordeeld worden of de boerderij in [woonplaats] tegen de agrarische waarde aan [gedaagde 2] is overdragen.

2.4.

Volgens [gedaagden c.s.] wordt in de agrarische praktijk in het algemeen met agrarische waarde, de waarde in verpachte staat bedoeld. Hierbij hebben vader en [gedaagde 2] in artikel 13 lid 1 sub b van de maatschapsakte van 15 september 1986, welke akte volgens het model van de Friese Maatschappij van Landbouw is opgemaakt, aangesloten. De waarde in verpachte staat wordt in de waarderingspraktijk in het algemeen op 40 tot 60% van de marktprijs in onverpachte staat bepaald. Uitgaande van het taxatierapport van agrarisch makelaar Jouwert de Vries, waarin de vrije verkoopwaarde in onverpachte staat op fl. 27.000,- per hectare is gesteld, heeft [gedaagde 2] met de door hem betaalde prijzen van fl. 24.263,64 respectievelijk fl. 20.000,- per hectare een alleszins redelijke prijs betaald. Voor wat betreft de overeengekomen fiscaal geruisloze doorschuiving van het melkquotum, hetgeen in familieverband ook een gebruikelijke gang van zaken was, geldt dat [gedaagde 2] als vennoot tot de helft van de waarde gerechtigd was. Voorts leidt toepassing van vaste rechtspraak over "einde pacht door uitoefening voorkeursrecht", waarmee de onderhavige situatie gelijk is te stellen, dat met maximaal een/vierde van de waarde moet worden gerekend. Als dat zou moeten worden verdisconteerd in de door [gedaagde 2] betaalde prijzen, geldt dat hij nog steeds (bijna) de helft van de vrije waarde heeft betaald. Ook dan is er sprake van een redelijke overdrachtsprijs, aldus nog steeds [gedaagden c.s.]

2.5.

In reactie hierop stelt [eiser] dat een bedrijfseconomische analyse bij de berekening van [gedaagden c.s.] ontbreekt, terwijl het juist moet gaan om de waarde die voortzetting van een nog juist lonend bedrijf mogelijk maakt.

2.6.

[eiser] heeft een berekening op basis van zijn eigen analyse van onder meer kengetallen afkomstig van het Landbouw Economisch Instituut gemaakt. Daarbij heeft hij het normresultaat in 1995 (vóór aftrek ondernemersloon en financiering grond en opstallen) tot uitgangspunt genomen. Hiervan uitgaande bedroeg de financieringsruimte voor [gedaagde 2] volgens [eiser] fl. 2.931.619,-, wat aanmerkelijk boven de door [gedaagde 2] betaalde prijs van fl. 1.640.000,- ligt.

2.7.

In reactie hierop voert [gedaagden c.s.] aan dat [eiser] ten onrechte de agrarische waarde gelijk stelt aan de waarde in het economische verkeer met agrarische bestemming (WEVAB). In de maatschapsakte is namelijk overeengekomen dat [gedaagde 2] bij voortzetting hetzij het onroerend goed regulier kon pachten dan wel voor de verpachte waarde aan kon kopen, zodat een hogere prijs dan de verpachte waarde niet kan worden aangemerkt als een redelijke overdrachtsprijs.

2.8.

De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Partijen berekenen de agrarische waarde verschillend. Daarbij lichten zij ook toe waarom de berekeningswijze van de ander niet zou kloppen. Vooropgesteld wordt dat het aan [eiser] als eiser is om, ter voldoening aan zijn stelplicht, zijn vordering met voldoende feiten en omstandigheden te onderbouwen. Zoals [eiser] in zijn akte ook onderkent, is zijn berekening louter gebaseerd op kengetallen en niet op financiële gegevens over het bedrijf zelf (de boerderij in [plaats] ), zodat niet zonder meer van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Daartegenover staan bovendien de berekening van [gedaagden c.s.] en de door [eiser] onweersproken stellingen van [gedaagden c.s.] dat in de maatschapsakte is aangesloten bij wat in de agrarische praktijk als agrarische waarde wordt beschouwd (zijnde de waarde in verpachte staat) en dat er uitgaande van die waarde aanmerkelijk meer in het kader van de bedrijfsopvolging is betaald. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat [eiser] niet heeft voldaan aan de in het kader van deze procedure op hem rustende stelplicht, zodat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen.

2.9.

De slotsom is dat de overdracht van de boerderij in [woonplaats] aan [gedaagde 2] niet is aan te merken als gift (zie r.o. 5.15 van het tussenvonnis van 26 augustus 2015). De onderhavige vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.

2.10.

Hiermee heeft de rechtbank, mede gelet op hetgeen in het tussenvonnis van 26 augustus 2015 reeds is overwogen en beslist, op alle (hoofd)vorderingen van [eiser] in afwijzende zin beslist. Gelet hierop zal ook de nevenvordering ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten (het onder D gevorderde) worden afgewezen.

2.11.

In de familierelatie tussen partijen ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, op de wijze zoals hierna zal worden beslist.

in reconventie

Verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder

2.12.

In r.o. 5.23 van het tussenvonnis van 26 augustus 2015 heeft de rechtbank overwogen dat naar haar voorlopig oordeel de nalatenschap van moeder niet gelijk is te stellen aan de helft van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen vader en moeder. Met het oog hierop is [gedaagden c.s.] in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten en - zo nodig - zijn vordering aan te passen. [gedaagden c.s.] heeft vervolgens bij akte zijn eis (voor wat betreft het onder I gevorderde) als volgt gewijzigd:

I. bepaalt dat alle activa en passiva van de nalatenschap van vader en van de nalatenschap van moeder aan [gedaagden c.s.] worden toegescheiden onder gehoudenheid van [gedaagden c.s.] om aan [eiser] uit te betalen een bedrag van € 96.945,- op grond van overbedeling, althans op dit onderdeel een beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.

Omdat [eiser] geen bezwaar heeft gemaakt teven deze wijziging van eis en de rechtbank ambtshalve geen aanleiding ziet om deze buiten beschouwing te laten wegens strijd met de regels van een goede procesorde, zal recht worden gedaan op de gewijzigde eis.

2.13.

De verdelingsvordering van [gedaagden c.s.] is na de eiswijziging gericht op verdeling van de nalatenschappen van vader en moeder. Alvorens daaraan toegekomen kan worden, dient eerst over de verdeling van de onverdeelde huwelijksgemeenschap beslist te worden. Bij dit alles zal de rechtbank, met partijen, aansluiting zoeken bij de door notarismr. G.S. van der Hem opgemaakte opstellingen met betrekking tot beide nalatenschappen (productie 5 dagvaarding). Daarbij merkt de rechtbank op dat gesteld noch gebleken is dat de op die opstellingen vermelde waarden per september 2013 (aanmerkelijk) afwijken van de waarden per heden, welke datum immers als peildatum voor de verdeling heeft te gelden.

2.14.

In het tussenvonnis van 26 augustus 2015 heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens is om de verdeling aldus vast te stellen, dat de goederen van de ontbonden huwelijksgemeenschap van vader en moeder aan [gedaagden c.s.] worden toegescheiden (r.o. 5.19). Hierop komt de rechtbank terug, omdat het voornemen van de rechtbank als gevolg van de eiswijziging niet langer strookt met wat door [gedaagden c.s.] gevorderd wordt. In plaats hiervan zal de rechtbank bepalen dat de bezittingen en schulden zoals opgesomd in de aangifte successierecht d.d. november 1996 (productie 6 CvA/Cve) voor de onverdeelde helft aan (de nalatenschap van) vader en voor de andere onverdeelde helft aan (de nalatenschap van) moeder toegedeeld zal worden.

2.15.

De rechtbank bepaalt vervolgens dat de tot de nalatenschap van vader behorende onverdeelde helft in de huwelijksgemeenschap, met inachtneming van de onder 2.13 genoemde opstelling met betrekking tot deze nalatenschap, aan [gedaagden c.s.] zal worden toegedeeld, onder gehoudenheid van [gedaagden c.s.] om wegens overbedeling een bedrag van € 60.221,- aan [eiser] te betalen.

2.16.

De rechtbank bepaalt tot slot dat de tot de nalatenschap van moeder behorende bezittingen, zoals opgesomd in de onder 2.13 genoemde opstelling met betrekking tot deze nalatenschap, aan [gedaagden c.s.] zullen worden toegedeeld, onder gehoudenheid van [gedaagden c.s.] om de uit die opstelling blijkende schulden als eigen schuld voor zijn rekening te nemen en voorts om wegens overbedeling na te noemen bedrag aan [eiser] te betalen. Daarbij gaat de rechtbank, met partijen, ervan uit dat [eiser] als gevolg van de in-de-legitieme-stelling (zie r.o. 2.9 van het tussenvonnis van 26 augustus 2015) als erfgenaam voor 1/10e deel in de nalatenschap van moeder gerechtigd is.

2.17.

Voor de berekening van de hoogte van het door [gedaagden c.s.] aan [eiser] verschuldigde bedrag zal de rechtbank rekening houden met - zoals [eiser] in zijn antwoordakte in reconventie heeft aangevoerd en wat [gedaagden c.s.] in zijn daarop volgende akte niet weersproken heeft - een schuld van moeder aan [eiser] ad € 8.972,37 uit hoofde van de akte van partiële boedelverdeling d.d. 20 december 1996, waarin - voor zover van belang - het volgende is bepaald:

3. wegens de toedeling van deze vordering ad tweehonderdzevenendertigduizendtweehonderdzeventig gulden ten laste van [rechtbank: [gedaagde 4] ] aan [moeder], verkrijgt [moeder] een schuld aan ieder van haar kinderen (…) ten bedrage van een/twaalfde gedeelte daarvan, alzo negentienduizendzevenhonderdtweeënzeventig gulden vijftig cent, welke schuld in verband met het aan [moeder] gelegateerde vruchtgebruik niet opeisbaar is gedurende het leven van [moeder], en waarover door haar geen rente hoeft te worden betaald.

In verband hiermee zal het bedrag aan schulden, zoals opgenomen in de onder 2.13 genoemde opstelling met betrekking tot de nalatenschap van moeder, worden aangevuld met genoemd bedrag, zodat het saldo van die nalatenschap (€ 367.216,63 − € 8.972,37 =) € 358.244,26 bedraagt. Uit hoofde van de verdeling van de nalatenschap van moeder is [gedaagden c.s.] 1/10 hiervan aan [eiser] verschuldigd, oftewel € 35.824,43. Voorts dient [gedaagden c.s.] de schuld van moeder aan [eiser] ad € 8.972,37 als eigen schuld aan [eiser] te voldoen.

2.18.

De slotsom is dat, na verdeling van de huwelijksgemeenschap en de beide nalatenschappen, [eiser] een totaalbedrag van (€ 60.221 + € 35.824,43 + € 8.972,37 =) € 105.017,80 van [gedaagden c.s.] te vorderen heeft. Het onder I gevorderde zal dienovereenkomstig worden toegewezen.

De afwikkeling van de vermogensspaarrekening

2.19.

[gedaagden c.s.] legt - samengevat - het volgende aan het onder II en III gevorderde ten grondslag. Na toedeling aan [gedaagden c.s.] is hij als enige gerechtigd tot het saldo op de vermogensspaarrekening en de overige saldi van de rekeningen bij de Rabobank , de ABN AMRO Bank en de Friesland Bank die onderdeel hebben uitgemaakt van de ontbonden huwelijksgemeenschap, zodat [eiser] zijn medewerking aan de uitbetaling daarvan aan [gedaagden c.s.] dient te verlenen.

2.20.

[eiser] heeft hiertegen geen op zichzelf staand verweer gevoerd, zodat het onder II en III gevorderde zal worden toegewezen, behoudens voor wat betreft de dwangsommen. De rechtbank gaat ervan uit dat [eiser] zich zal houden aan wat de rechtbank in haar vonnis beslist, ook zonder de dreiging van het verbeuren van dwangsommen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen.

2.21.

Om dezelfde reden als in conventie, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd.

3 De beslissing

De rechtbank

in conventie

3.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af,

3.2.

compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,

in reconventie

3.3.

bepaalt dat alle bezittingen en schulden van de nalatenschap van vader en van de nalatenschap van moeder aan [gedaagden c.s.] worden toegescheiden onder gehoudenheid van [gedaagden c.s.] om aan [eiser] uit te betalen een bedrag van € 105.017,80 op grond van overbedeling,

3.4.

veroordeelt [eiser] om zijn medewerking te verlenen dat het onder 3.3 genoemde bedrag vanuit de vermogensspaarrekening met het nummer 43.75.93.711 wordt uitbetaald aan een door [eiser] aan te geven rekeningnummer,

3.5.

veroordeelt [eiser] om na betaling van het onder 3.3 genoemde bedrag vanuit de vermogensspaarrekening met het nummer 43.75.93.711 aan [eiser] , zijn medewerking te verlenen aan de overboeking van de overige saldi, die onderdeel hebben uitgemaakt van de ontbonden huwelijksgemeenschap aan [gedaagden c.s.] ,

3.6.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

3.7.

wijst het meer of anders gevorderde af,

3.8.

compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.G. Leijten, voorzitter, mr. J.E. Biesma en mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016.

588


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature