Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Onderzoek Zirkoon

Vrijspraak van aanranding (feit 1 en feit 3). Bewijsminimum. De verklaringen van de aangeefsters zijn betrouwbaar maar wegens gebrek aan voldoende steunbewijs kunnen de feiten niet worden bewezen. Schakelbewijs is in deze zaak niet mogelijk .

Veroordeling voor verkrachting (feit 2) en poging tot verkrachting (feit 4 subsidiair). De verklaringen van de aangeefsters zijn betrouwbaar en worden in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal (onder meer “disclosure-getuigen”).

De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/017466-22 (P)

Uitspraakdatum: 12 juli 2024

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare zittingen van 12, 13, 14 en 28 juni 2024 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[woonplaats] .

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie

mr. R.P. Peters en mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden, mr. B.C. Swier en mr. C.M. Peeperkorn, advocaten te Amsterdam, en mr. N. Harlequin, advocaat te ’s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan het volgende:

feit 1

aanranding van [slachtoffer 1] op 14 augustus 2018 in Heiloo door over de onderbroek heen de vagina van die [slachtoffer 1] te betasten;

feit 2

verkrachting van [slachtoffer 1] op 14 augustus 2018 in Heiloo door een of meer vingers in de vagina van [slachtoffer 1] te brengen;

feit 3

aanranding van [slachtoffer 2] op 19 mei 2018 in Amsterdam en of Amstelveen door het zoenen en betasten van het lichaam van [slachtoffer 2] en het zich door haar laten aftrekken;

feit 4 primair

verkrachting van [slachtoffer 3] in de periode van 24 april 2014 tot en met 1 mei 2014 in Marokko door meermalen of eenmaal zijn penis in de vagina van [slachtoffer 3] te brengen;

feit 4 subsidiair

poging tot verkrachting van [slachtoffer 3] in de periode van 24 april 2014 tot en met 1 mei 2024 in Marokko door te proberen meermalen of eenmaal zijn penis in de vagina van [slachtoffer 3] te brengen.

De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs

3.1

Standpunt van de officier van justitie

De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde feiten. De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de verklaring van de getuige [slachtoffer 3] betrouwbaar zijn en dat er voldoende steunbewijs is voor deze verklaringen. Daarbij wordt door de officieren van justitie voor het bewijs van de feiten 3 en 4 (mede) gebruikt gemaakt van de constructie van schakelbewijs.

3.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van alle hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe verschillende verweren gevoerd, die er kort gezegd op neerkomen dat de verklaringen van de aangeefsters en de getuige niet betrouwbaar zijn en dat het dossier onvoldoende steunbewijs biedt voor deze verklaringen, waardoor het bewijsminimum niet wordt gehaald. Deze verweren worden hierna besproken.

3.3

Oordeel van de rechtbank

Inleiding en bewijs in zedenzaken

Deze zaak gaat om de verdenking van zedenmisdrijven. De verdachte wordt beschuldigd van aanranding en verkrachting van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), aanranding van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en verkrachting dan wel een poging tot verkrachting van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ).

De rechtbank is zich bewust van het feit dat deze strafzaak een bijzondere aanloop kent. Hoewel de basis van het onderzoek is gelegd met een melding van [slachtoffer 1] bij de politie in Amsterdam op 17 mei 2019, viel de start van het opsporingsonderzoek tegen de verdachte in de tijd nagenoeg samen met de uitzending van de inmiddels welbekende aflevering “This is The Voice” van het programma BOOS van 20 januari 2022 (hierna: de Boos-uitzending). In deze uitzending werden meerdere aantijgingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik door verschillende medewerkers van het talentenjachtprogramma The Voice of Holland, onder wie de verdachte, aangekaart. De uitzending riep in de samenleving veel reacties op over de aantijgingen en over de mogelijk daarbij betrokken (bij het publiek bekende) personen, zo ook over de verdachte. Het heeft ook geleid tot (meer) aangiftes en meldingen, onder meer tegen de verdachte.

Het onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie uitgevoerde opsporingsonderzoek heeft geleid tot de beslissing om de verdachte te vervolgen voor de vier hiervoor (in paragraaf 1) genoemde feiten, die overigens geen betrekking hebben op incidenten bij het talentenjachtprogramma The Voice of Holland. Er zijn vervolgens onder leiding van de rechter-commissaris diverse getuigen gehoord en de zaak is op drie openbare zittingsdagen behandeld. De vraag die de rechtbank in dit vonnis moet en zal beantwoorden is of er op basis van dit onderzoek voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer van de aan hem verweten zedendelicten, met andere woorden: heeft de verdachte volgens de wet strafbaar gehandeld?

In zedenzaken spelen de feiten zich doorgaans tussen twee personen af, buiten het zicht van anderen. In de kern gaat het vaak om het woord van de aangeefster tegen dat van de verdachte. Dat geldt ook voor deze zaak: de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] staan tegenover de ontkennende verklaringen van de verdachte.

Bewijsminimum

Het is de rechter volgens de wet niet toegestaan om het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, uitsluitend te baseren op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering ). De rechter mag daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door de aangeefster genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs.

Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen wel worden bewezen op grond van de enkele verklaring van de aangeefster. Het is dus niet vereist dat de ten laste gelegde seksuele handeling als zodanig steun vindt in ander bewijs. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster.

Betrouwbaarheid verklaringen

In zijn algemeenheid moet zorgvuldig en behoedzaam worden omgegaan met verklaringen van getuigen en (vermeende) slachtoffers in strafzaken. In een zaak als deze, waarin de verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent en er geen directe getuigen zijn van de verweten seksuele gedragingen, geldt dat des temeer.

De rechtbank zal dan ook eerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] toetsen, door deze te beoordelen op (onder meer) consistentie, volledigheid, accuraatheid en authenticiteit. Daarbij zal de rechtbank ook aandacht besteden aan de door de verdediging gestelde inconsistenties. Het enkele feit dat verklaringen op punten van elkaar verschillen of dat daarin tegenstrijdigheden voorkomen, maakt die verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar ten aanzien van de onderdelen die relevant zijn voor de beoordeling van het aan de verdachte gemaakte verwijt. Zo’n verschil kan namelijk te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, al dan niet veroorzaakt door tijdsverloop of door emoties die zijn ontstaan naar aanleiding van het delict. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen van de aangeefster maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.

Steunbewijs in de vorm van ‘disclosure-getuigen’

Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat steunbewijs onder meer kan bestaan uit een verklaring over de eigen waarneming van een getuige van de emotie van het (vermeende) slachtoffer na het ten laste gelegde feit. Zo’n verklaring kan steunbewijs opleveren als de emotionele toestand of eventuele gedragsverandering die de getuige (‘disclosure-getuige’) bij het slachtoffer heeft waargenomen, niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging van de verklaringen van het slachtoffer. Het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en de waargenomen emoties is daarbij relevant. Meestal gaat het om bewijs waaruit emoties blijken die kort na het incident door een getuige zijn waargenomen. Wel is behoedzaamheid op haar plaats bij het gebruik van emoties als steunbewijs.

De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van het slachtoffer moet worden onderscheiden van de vraag of de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is. Dit neemt niet weg dat het steunbewijs kan dienen als controlemiddel voor de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer.

Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde maatstaven zal de rechtbank hierna, per aangeefster/getuige, de volgende vragen beantwoorden:

is de verklaring van aangeefster/getuige betrouwbaar?; en, zo ja:

wordt deze verklaring in voldoende mate ondersteund door ander bewijs?

3.3.1

Feiten 1 en 2 (zaaksdossier [slachtoffer 1] )

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij op 14 augustus 2018 [slachtoffer 1] heeft aangerand (feit 1) en verkracht (feit 2). Deze aanranding en verkrachting zouden hebben plaatsgevonden tijdens een zogenaamd schrijverskamp in Heiloo (hierna: het schrijverskamp).

Betrouwbaarheid

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank legt hierna uit waarom.

[slachtoffer 1] heeft op vijf momenten gedurende het onderzoek verklaard dat zij door de verdachte is aangerand en verkracht. Op 22 mei 2019 heeft een zogeheten “informatief gesprek zeden” plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en twee verbalisanten. Op 21 december 2021 heeft [slachtoffer 1] nogmaals zo’n informatief gesprek met de politie gevoerd. Op 18 januari 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Op 7 april 2022 is [slachtoffer 1] aanvullend gehoord, omdat de politie naar aanleiding van het onderzoek nadere vragen had. Ten slotte is [slachtoffer 1] op verzoek van de verdediging op 7 september 2023 nogmaals gehoord, onder verantwoordelijkheid van de rechter-commissaris.

[slachtoffer 1] heeft op al deze momenten, op hoofdlijnen, steeds het volgende verklaard.

In de nacht van 13 op 14 augustus 2018, rond 03:00 uur ’s nachts, nam [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) contact op met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had [getuige 1] , een (rap)artiest, in de maanden daarvoor ontmoet. [getuige 1] vroeg haar om naar het schrijverskamp in Heiloo te komen. [slachtoffer 1] stemde in en ging naar Heiloo met een taxi die [getuige 1] voor haar had geregeld. [slachtoffer 1] was in de veronderstelling dat zij muziek ging maken en nam haar muziekinstrument (een ukulele) mee. [slachtoffer 1] was ook van plan seks te hebben met [getuige 1] , zij vond hem leuk. [slachtoffer 1] arriveerde omstreeks 05:00 uur in de ochtend bij een villa in Heiloo, waar het schrijverskamp plaatsvond.

[slachtoffer 1] heeft vervolgens verklaard over drie incidenten die zouden hebben plaatsgevonden tussen haar en de verdachte nadat zij was aangekomen in de villa in Heiloo. Het eerste incident betreft het ten laste gelegde feit 1. Het tweede incident betreft het ten laste gelegde feit 2. Het derde incident is niet aan de verdachte ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over dit derde incident van belang zijn voor de beoordeling van de consistentie, volledigheid, accuraatheid en authenticiteit van haar verklaringen en zal dat incident hierna dan ook bespreken.

Het eerste incident

[slachtoffer 1] zat beneden in de woonkamer, toen zij door de verdachte werd gewenkt om naast hem te komen zitten, op een chaise longue. [slachtoffer 1] vertelde hem dat ze in de buurt van zijn bedrijf in Almere woonde. Terwijl [slachtoffer 1] met de verdachte praatte, stak de verdachte ineens zijn hand in haar broek en raakte haar geslachtsdeel aan, over haar onderbroek. Zij schrok en haalde zijn hand weg. Het leek de verdachte niet echt te boeien, want hij deed zijn hand kort daarna nogmaals in haar broek, over haar ondergoed. [slachtoffer 1] heeft zijn hand toen weer weggehaald. [slachtoffer 1] wist niet hoe ze moest reageren. Ze keek om zich heen, zo van: “Zien jullie dit ook?” [slachtoffer 1] zag [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) liggen. Hij sliep. [getuige 2] , die zij al eerder had leren kennen, vormde geen bedreiging voor [slachtoffer 1] en daarom is zij naast hem gaan liggen. [getuige 2] werd daardoor wakker.

Het tweede incident

Vervolgens is [slachtoffer 1] samen met [getuige 2] naar boven gegaan om seks te hebben. [slachtoffer 1] en [getuige 2] zijn in een kamer beland en daar heeft [slachtoffer 1] [getuige 2] gepijpt. Daarbij lag [getuige 2] met zijn rug op het bed. [slachtoffer 1] zat op haar knieën op de grond aan het voeteneinde van het bed. [slachtoffer 1] droeg toen alleen een shirt. Ze droeg geen ondergoed. Terwijl [slachtoffer 1] [getuige 2] aan het pijpen was, kwam de verdachte de kamer binnengelopen en stak een of meer van zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft de verdachte daarop gevraagd of hij nog nooit van “consent” had gehoord. [slachtoffer 1] heeft tegen de verdachte gezegd dat je niet zomaar aan iemand kan zitten en dat je dat eerst moet vragen. De verdachte vond dat grappig en hij maakte haar belachelijk. Ook maakte de verdachte woordgrapjes. Hij zei iets over “consent/content”. [slachtoffer 1] heeft de verdachte uit de kamer gestuurd, waarna de verdachte heel boos werd. Hij begon te schelden en zei dat hij haar op straat kon zetten.

Het derde incident

Na de seks met [getuige 2] heeft [slachtoffer 1] ook seks gehad met [getuige 1] . Daarna ging zij naar buiten om te roken. Daar kwam de verdachte bij haar zitten. De verdachte gedroeg zich op dat moment normaal en [slachtoffer 1] heeft haar muziek aan hem laten horen. De verdachte zei dat hij haar muziek niet goed kon horen en stelde voor om boven verder te luisteren. Boven begon de verdachte weer aan haar te “friemelen”. Hij vroeg of hij nu wel haar “consent” had. [slachtoffer 1] heeft eraan toe gegeven om er maar vanaf te zijn. [slachtoffer 1] dacht dat ze er niet tegen kon blijven vechten en ze was bang dat de verdachte weer zou flippen als zij er wat van zou zeggen. [slachtoffer 1] heeft de verdachte toen gepijpt. Direct daarna is zij bij [getuige 2] gaan liggen.

Toen [slachtoffer 1] wakker werd, was [getuige 1] al weg. Niemand wilde haar naar huis brengen. [slachtoffer 1] is daarom gaan lopen. Zij kwam een oudere vrouw tegen. [slachtoffer 1] heeft die vrouw gevraagd waar het treinstation was. Die vrouw heeft haar vervolgens achterop haar elektrische fiets naar het station gebracht.

De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat [slachtoffer 1] in al haar verhoren, ondanks het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en de verhoren, op significante punten consistent heeft verklaard over de aard van de seksuele handelingen die de verdachte bij haar zou hebben uitgevoerd, de volgorde van de drie incidenten en de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen plaatsvonden. [slachtoffer 1] is in haar verklaringen bovendien authentiek en op onderdelen (zeer) gedetailleerd. Zij ontziet zichzelf niet in haar verklaringen. De verschillen in vertelwijze en de uitgebreidheid van haar verklaringen zijn niet anders dan gebruikelijk bij verhoren van een getuige op verschillende data en door andere verbalisanten of zedenrechercheurs. Dit maakt dat de rechtbank geen redenen heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen.

Aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] draagt bij dat andere personen hebben verklaard dat [slachtoffer 1] met hen heeft gesproken over het feit dat haar op het schrijverskamp in Heiloo iets vervelends was overkomen dat met de verdachte te maken had. Zo heeft [getuige 2] verklaard dat [slachtoffer 1] na het schrijverskamp tegen hem heeft gezegd dat zij daar een slechte ervaring met de verdachte had gehad op het gebied van seksualiteit en dat er seksueel overschrijdend gedrag was geweest, althans [slachtoffer 1] zou woorden van die strekking hebben gebruikt. [betrokkene 1] , GZ-psycholoog, verklaart dat hij medio juni 2019 met [slachtoffer 1] in contact is gekomen en dat, zo vermelden zijn aantekeningen van destijds, [slachtoffer 1] op 11 oktober 2019 aan hem heeft verteld dat zij in augustus 2018 te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij de verdachte betrokken was.

De verdediging stelt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank gaat hierna in op de (hoofd)argumenten die de verdediging aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd.

Volgens de verdediging zijn [slachtoffer 1] ’s verklaringen sterk wisselend over het aantal keer dat de verdachte de kamer is binnengekomen en over de reden van de woordenwisseling met de verdachte.

De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] in beide informatieve gesprekken met de politie, in haar aangifte en bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de verdachte twee keer de kamer is binnengekomen op het moment dat zij seks had met [getuige 2] . Ook over de discussie of woordenwisseling die tussen de verdachte en [slachtoffer 1] is ontstaan nadat de verdachte zijn vinger(s) in haar vagina had gestoken, heeft [slachtoffer 1] steeds nagenoeg gelijkluidend verklaard.

De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] wel enigszins wisselend heeft verklaard over op welk van die momenten, de eerste of de tweede keer dat de verdachte de kamer binnenliep, hij zijn vinger(s) in haar vagina zou hebben gestoken. Deze omstandigheid vindt de rechtbank van onvoldoende gewicht voor de conclusie dat [slachtoffer 1] ’s verklaringen op dit punt onbetrouwbaar zouden zijn. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor overwogen, [slachtoffer 1] telkens consistent heeft verklaard over de aard van de verweten seksuele handelingen en op min of meer gelijkluidende en gedetailleerde wijze over de omstandigheden waaronder die handelingen zouden zijn verricht. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar moeten worden geacht vanwege deze inconsistentie.

De verdediging heeft daarnaast bepleit dat [slachtoffer 1] ’s verklaringen worden tegengesproken door [getuige 2] , en daarom onbetrouwbaar zijn.

De rechtbank overweegt dat [getuige 2] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 1] naar boven is gegaan naar zijn kamer, waar [slachtoffer 1] hem heeft gepijpt terwijl hij op zijn rug op bed lag. Hij verklaart dat de verdachte op enig moment de kamer binnenkwam en dat er toen een “akkefietje” ontstond tussen [slachtoffer 1] en de verdachte en dat het “niet cool” was tussen hen. Ook verklaart [getuige 2] dat hij alleen maar bezig was met [slachtoffer 1] en dat hij naar haar keek. Als de politie aan [getuige 2] voorhoudt dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte na binnenkomst in de kamer zijn vingers in haar vagina heeft gedaan, antwoordt [getuige 2] dat hij dat niet heeft gezien. De rechtbank acht dit niet onbegrijpelijk, omdat [getuige 2] naar eigen zeggen, pas na het ontstaan van het “akkefietje” tussen [slachtoffer 1] en de verdachte in de gaten kreeg dat de verdachte zich in de kamer bevond. De verklaring van [getuige 2] is dan ook niet in tegenspraak met de verklaring van [slachtoffer 1] en doet, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .

De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] zijn beïnvloed door (medewerkers van) de Boos-uitzending, en daarom onbetrouwbaar zijn.

De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] al op 22 mei 2019, geruime tijd voor de Boos-uitzending en ook voordat zij met de medewerkers van dit programma in contact kwam, met de politie heeft gesproken over de aanranding en verkrachting door de verdachte. De verklaring die zij toen blijkens de samenvatting daarvan in het proces-verbaal van bevindingen heeft afgelegd is op essentiële onderdelen en ook in de door haar genoemde details vrijwel gelijkluidend aan wat zij in de daarop volgende verhoren, tot en met haar verhoor bij de rechter-commissaris op 7 september 2023 heeft verklaard. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] , zoals hiervoor overwogen, na het incident in 2018 aan anderen heeft verteld dat de verdachte zich op het schrijverskamp seksueel grensoverschrijdend tegenover haar had gedragen. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 1] de gebeurtenissen geenszins een andere interpretatie heeft gegeven als gevolg van de Boos-uitzending. Hooguit is dit programma van invloed geweest op haar bereidheid alsnog aangifte te doen. Naar het oordeel van de rechtbank tast de Boos-uitzending de betrouwbaarheid van de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] dan ook niet aan.

Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de beweerde psychische gesteldheid van [slachtoffer 1] en haar vermeende drugsgebruik zouden hebben geleid tot wisselende of onbetrouwbare verklaringen, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] immers wel degelijk als voldoende consistent en betrouwbaar aan te merken.

Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank in het onderhavige strafdossier ook geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een door rancune of uit enig ander motief ingegeven behoefte bij [slachtoffer 1] om in strijd met de waarheid - en voor de verdachte zeer belastend - te verklaren.

De overige onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer 1] waarop de verdediging bij pleidooi is ingegaan, en die inconsistenties zouden bevatten die hiervoor niet zijn besproken, zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang. De rechtbank gaat aan die overige gestelde verschillen voorbij, omdat deze gezien de zeer beperkte betekenis en relevantie geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] op wezenlijke onderdelen.

Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid verklaringen aangeefster

Gelet op de consistentie van de verklaringen van [slachtoffer 1] op essentiële onderdelen en de gedetailleerdheid daarvan, en hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de argumenten van de verdediging heeft geoordeeld, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaringen daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.

Steunbewijs

De volgende vraag die voorligt, is of de verklaringen van [slachtoffer 1] over de ten laste gelegde aanranding (hierna ook: feit 1) en de ten laste gelegde verkrachting (hierna ook: feit 2) voldoende worden ondersteund door ander bewijs, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv wordt voldaan.

Aanwezigheid van steunbewijs voor feit 2 (de verkrachting)

De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over feit 2 voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen en legt hierna uit waarom.

1. De getuigenverklaring van [getuige 2] ( [getuige 2] )

[getuige 2] heeft verklaard dat hij op het schrijverskamp, heel vroeg (in de ochtend), met [slachtoffer 1] naar boven is gegaan, naar zijn kamer. [getuige 2] verklaart dat hij in die kamer werd gepijpt door [slachtoffer 1] , waarbij hij met zijn rug op bed lag, en dat de verdachte op enig moment de kamer is binnengekomen. Volgens [getuige 2] ontstond vervolgens een “woordenwisseling” of een “akkefietje”. Hij verwijst in zijn verhoor bij de politie naar “een sfeer die er hing”. Gevraagd naar wat voor sfeer, verklaart hij: “Nou ja, en eh.. Een akkefietje. Ik weet gewoon dat er een bepaalde vibe was waardoor.. dat het niet cool was tussen haar en hem. Wat precies weet ik niet.”

Na het “akkefietje” is de verdachte weggegaan, aldus [getuige 2] . Zoals hiervoor overwogen, blijkt uit de verklaring van [getuige 2] ook dat [slachtoffer 1] later aan hem heeft verteld dat zij op het schrijverskamp een slechte ervaring met de verdachte heeft gehad op het gebied van seksualiteit en dat de verdachte daarbij seksueel overschrijdend is geweest (althans woorden van vergelijkbare strekking). Hoewel de naam van [slachtoffer 1] in de Boos-uitzending niet werd genoemd, wist [getuige 2] na het zien van die uitzending bijna zeker dat zij aangifte had gedaan tegen de verdachte, omdat hij het verhaal van [slachtoffer 1] herkende.

De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 2] op specifieke punten overeenstemmen. De verklaringen van [slachtoffer 1] over de posities waarin zij en [getuige 2] zich bevonden toen de verdachte de kamer binnenkwam, passen bij wat [getuige 2] daarover heeft verklaard. In de verklaring van [getuige 2] over de “woordenwisseling” dan wel het “akkefietje”, ziet de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij, nadat de verdachte zijn vinger(s) in haar vagina had gestoken, aan de verdachte vroeg of hij nog nooit van “consent” had gehoord en dat de verdachte haar vervolgens belachelijk maakte en heel boos werd toen [slachtoffer 1] probeerde hem de kamer uit te sturen. Ook de verklaring van [getuige 2] over wat [slachtoffer 1] hem na het schrijverskamp heeft verteld over seksueel overschrijdend gedrag door de verdachte, acht de rechtbank ondersteunend voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte zijn vinger(s) in haar vagina heeft gestoken.

2. De getuigenverklaring van mevrouw [getuige 3] en de pintransactie van [slachtoffer 1] op treinstation Heiloo op 14 augustus 2018

De [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) is op 12 juni 2024 door de politie gehoord. Vervolgens is zij op 13 juni 2024 op de zitting onder ede gehoord. In deze verhoren heeft [getuige 3] , voor zover relevant, het volgende verklaard:

dat zij in de zomer van 2018, ‘s middags tussen 14:00 en 15:00 uur, vanuit Het Smaakhuis in Alkmaar naar huis fietste over de Kennemerstraatweg (tussen Alkmaar en Castricum);

dat zij toen een meisje huilend zag zitten bij een bushalte en vroeg of zij haar kon helpen;

dat die bushalte was gelegen tussen Alkmaar en Heiloo, net buiten Alkmaar, één van de eerste bushaltes net na een groot bosgedeelte;

dat zij het meisje bang, overstuur en luid huilend aantrof;

dat het meisje vertelde dat ze die avond ervoor in een huis was geweest, in de buurt van Heiloo of Alkmaar, waar ook de verdachte was geweest;

dat het meisje zei dat ze was aangerand en verkracht door de verdachte;

dat het meisje volgens haar ongeveer 20 jaar oud was;

dat het meisje vertelde dat zij naar huis in Almere wilde;

dat het meisje zei dat ze met de trein vanuit Heiloo naar Almere moest;

dat zij het meisje heeft gevraagd of ze haar op de trein moest zetten; en

dat zij het meisje achterop haar elektrische fiets heeft genomen en haar naar het station in Heiloo heeft gebracht.

Betrouwbaarheid verklaring [getuige 3]

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [getuige 3] in de kern consistent en gedetailleerd. Aan de oprechtheid en betrouwbaarheid van haar verklaringen draagt bij dat [getuige 3] over omstandigheden heeft verklaard die ook in de verklaringen van [slachtoffer 1] voorkomen en die [getuige 3] , anders dan de verdediging bij pleidooi heeft gesuggereerd, niet uit de mediaberichtgeving in het publieke domein heeft kunnen vernemen. Het gaat daarbij onder meer om de plaats waar en het tijdstip waarop zij het meisje heeft aangetroffen en dat zij het meisje vervolgens achterop haar elektrische fiets naar het treinstation in Heiloo heeft gebracht. Daar komt bij dat [getuige 3] in haar verhoor onder ede een authentieke en geloofwaardige indruk op de rechtbank heeft gemaakt.

De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 3] ook onbetrouwbaar zijn, omdat deze verklaringen tegenstrijdigheden vertonen met betrekking tot het signalement van het meisje.

De rechtbank overweegt hierover het volgende. [getuige 3] heeft in het verhoor bij de politie op een vraag hoe het meisje eruit zag geantwoord: “Dat durf ik niet zo te zeggen. Volgens mij was ze blond. Maar ik durf niet te zeggen of zij heel lang haar had ofzo. Ze was blank. En ze zat achterop he.” Op de zitting van 13 juni 2024 heeft de rechtbank [getuige 3] opnieuw gevraagd naar een beschrijving van het meisje. [getuige 3] heeft tegenover de rechtbank, onder ede, verklaard dat zij meer bezig was met “het gebeuren” en “de omstandigheden” dan met hoe het meisje eruit zag en dat zij zich niet kan herinneren dat het meisje “er zus of zo” uitzag. Geconfronteerd met haar verklaring bij de politie over het uiterlijk van het meisje, heeft [getuige 3] verklaard: “Ik herinner het mij niet echt. Voor mijn gevoel was het zo, maar ik durf het niet te zeggen”. [getuige 3] heeft verder verklaard dat zij het meisje maar kort heeft kunnen zien en ook niet heel goed, omdat het meisje achterop de fiets zat. Zij denkt niet dat zij het meisje nog zou herkennen, omdat het inmiddels zes jaar geleden is.

Gelet op het tijdsverloop sinds de zomer van 2018 en de werking van het menselijk geheugen is naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk dat [getuige 3] zich het uiterlijk van het meisje, dat zij daarvoor nog nooit had ontmoet, niet voor de geest kan halen. [getuige 3] heeft dit niet voor het eerst op de zitting gezegd; ook in haar verhoor bij de politie heeft zij voorop gesteld dat zij niet durfde te zeggen hoe het meisje eruitzag. De rechtbank ziet dan ook geen aanwijzingen dat [getuige 3] haar verklaring over het uiterlijk van het meisje op de zitting heeft aangepast naar aanleiding van berichtgeving daarover in de media, zoals de verdediging stelt. Dit onderdeel van de verklaring van [getuige 3] geeft dan ook geen aanleiding om te oordelen dat haar verklaring onbetrouwbaar is.

Anders dan de verdediging, heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat [getuige 3] enig ander motief heeft om een verklaring af te leggen dan bij te dragen aan de waarheidsvinding in deze strafzaak. Niet gebleken is van enig motief bij [getuige 3] om - onder ede - in strijd met de waarheid, en voor de verdachte zeer belastend, te verklaren.

Ten aanzien van de overige omstandigheden die de verdediging bij pleidooi heeft aangevoerd als reden om de verklaring van [getuige 3] onbetrouwbaar te achten, oordeelt de rechtbank dat deze van ondergeschikt belang zijn en aldus niet de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de verklaringen van [getuige 3] onbetrouwbaar zijn.

Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid

De rechtbank vindt de verklaringen van [getuige 3] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, nu deze consistent en gedetailleerd zijn, ook over details die niet in de media zijn geweest.

Identiteit meisje

[slachtoffer 1] heeft meerdere keren verklaard dat zij, nadat zij wakker was geworden, op een gegeven moment maar is gaan lopen omdat niemand haar wilde wegbrengen, en dat zij toen een oudere vrouw is tegengekomen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de vrouw heeft gevraagd waar het treinstation was. Volgens [slachtoffer 1] heeft de vrouw aangeboden haar op het station af te zetten en heeft de vrouw haar vervolgens met een elektrische fiets naar het station gebracht.

De rechtbank overweegt dat wat [getuige 3] heeft verklaard in belangrijke mate overeenkomt met wat [slachtoffer 1] heeft verklaard. [getuige 3] is een vrouw op leeftijd en de overeenkomsten tussen haar verklaringen en die van [slachtoffer 1] zijn zodanig specifiek en in het oog springend, dat naar het oordeel van de rechtbank moet worden aangenomen dat het meisje waarover [getuige 3] heeft verklaard, [slachtoffer 1] is. Steun hiervoor vindt de rechtbank in objectieve gegevens, zoals het bankafschrift van [slachtoffer 1] dat zich in het dossier bevindt. Daaruit blijkt namelijk dat vanaf haar bankrekening op 14 augustus 2018 om 14.50 uur een pinbetaling is verricht op het treinstation in Heiloo. Dit valt binnen het tijdsbestek waarvan [getuige 3] zegt het meisje te hebben aangetroffen en bij dit treinstation te hebben afgezet. Daarnaast is de villa waar het schrijverskamp plaatsvond, gelegen in de directe nabijheid van de locatie waar [getuige 3] het meisje heeft aangetroffen.

De enkele omstandigheid dat [getuige 3] de gebeurtenis voorafgaand aan de zomervakantie (en dus vóór augustus 2018) plaatst, is mede in het licht van de hiervoor genoemde specifieke overeenkomsten en objectieve gegevens van onvoldoende gewicht om aan te nemen dat het meisje over wie [getuige 3] spreekt, niet [slachtoffer 1] is.

Conclusie ten aanzien van de verklaringen van [getuige 3]

De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, van uit dat het meisje over wie [getuige 3] heeft verklaard [slachtoffer 1] is.

Waarnemingen [getuige 3]

zegt in haar verklaringen dat [slachtoffer 1] haar ter plaatse heeft verteld dat zij de avond ervoor in een huis was geweest waar ze door de verdachte was aangerand en verkracht. [slachtoffer 1] zag er volgens de getuige bang en overstuur uit en huilde luid. De rechtbank vindt dat deze eigen waarnemingen van [getuige 3] over de gemoedstoestand van [slachtoffer 1] voldoende objectief zijn en verband houden met de ten laste gelegde gedragingen. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder betekenis toegekend aan het (zeer) beperkte tijdsverloop tussen het incident en de waarnemingen van [getuige 3] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [getuige 3] niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging van [slachtoffer 1] ’s verklaringen en daarom kan worden gebruikt als steunbewijs voor haar verklaringen.

De verdediging heeft er nog op gewezen dat [slachtoffer 1] zelf niet heeft verklaard dat zij aan de oudere vrouw door wie zij naar het station is gebracht, heeft verteld dat zij door de verdachte was verkracht en aangerand. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dat de politie in de verhoren [slachtoffer 1] niet nader heeft bevraagd over het door haar naar voren gebrachte detail dat zij door een oudere vrouw op een elektrische fiets naar het station was gebracht, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk of onzorgvuldig. [getuige 3] heeft zich immers pas op 12 juni 2024 bij de advocaat van [slachtoffer 1] gemeld, naar aanleiding van berichtgeving in de media over deze zaak. Tot 12 juni 2024 was zij dus niet in beeld in het onderzoek.

Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging

De verdediging heeft een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan voor het geval de rechtbank de getuigenverklaringen van [getuige 3] voor het bewijs gebruikt. Nu de rechtbank deze verklaringen bezigt voor het bewijs, is de voorwaarde waaronder de verzoeken zijn gedaan vervuld, en zal de rechtbank die verzoeken hieronder bespreken en beoordelen.

Bij de beoordeling van de verzoeken van de verdediging stelt de rechtbank het volgende voorop. Op de zitting van 13 juni 2024 heeft de rechtbank [getuige 3] als getuige gehoord en het proces-verbaal van haar getuigenverklaring bij de politie op 12 juni 2024 aan het strafdossier toegevoegd. Na dit verhoor op de zitting en het voorhouden van de inhoud van de getuigenverklaring van [getuige 3] , heeft de rechtbank de verdediging nadrukkelijk gevraagd of deze verhoren aanleiding gaven tot het indienen van nadere onderzoekswensen en daartoe gelegenheid geboden. De officieren van justitie en de verdediging hebben op dat moment het standpunt ingenomen nader onderzoek naar aanleiding van de verklaringen van [getuige 3] niet nodig te vinden. Omdat de verzoeken van de verdediging pas bij pleidooi zijn gedaan, zal de rechtbank bij de beoordeling daarvan het zogenoemde noodzaakcriterium hanteren.

Het eerste verzoek betreft een verzoek tot het houden van een meervoudige fotoconfrontatie met [getuige 3] met een foto van [slachtoffer 1] uit 2018. Daarnaast heeft de verdediging verzocht een aantal getuigen te horen, te weten twee collega’s en de zoon van [getuige 3] , met welke personen [getuige 3] over het voorval zou hebben gesproken, en [slachtoffer 1] .

De rechtbank wijst de verzoeken van de verdediging af, aangezien zij het verzochte onderzoek niet noodzakelijk vindt. Daarbij is het volgende van belang.

Uit de verklaring van [getuige 3] op de zitting volgt dat zij zich niet kan herinneren hoe het meisje er precies uitzag en dat zij niet denkt het meisje te kunnen herkennen, omdat het voorval inmiddels zes jaar geleden heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat op de zitting inmiddels bepaalde kenmerken over het uiterlijk van [slachtoffer 1] bekend zijn geworden. Het houden van een meervoudige fotoconfrontatie met [getuige 3] acht de rechtbank daarom om meerdere redenen betekenisloos, zodat de noodzaak tot dit nadere onderzoek niet is gebleken.

De rechtbank heeft hiervoor uiteengezet waarom zij de verklaringen van [getuige 3] betrouwbaar vindt en geen reden heeft om daaraan te twijfelen. De noodzaak tot nader onderzoek naar de betrouwbaarheid van haar verklaringen, door het horen van de door de verdediging verzochte getuigen, is de rechtbank daarom niet gebleken.

Conclusie ten aanzien van het bewijs voor feit 2

Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de verklaringen van de getuigen [getuige 2] ( [getuige 2] ) en [getuige 3] , bezien in samenhang met het schriftelijk bescheid waarop de pintransactie vanaf de bankrekening van [slachtoffer 1] op het station Heiloo is te zien, de verklaringen van [slachtoffer 1] in voldoende mate om wettig en overtuigend bewezen te achten dat de verdachte haar op 14 augustus 2014 in Heiloo heeft verkracht door zijn vinger(s) onverhoeds in haar vagina te steken (feit 2).

Vrijspraak feit 1 (de aanranding)

De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] over feit 1 weliswaar betrouwbaar, maar is van oordeel dat deze onvoldoende worden verankerd in andere bewijsmiddelen, zodat voor feit 1 niet aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan. De rechtbank licht dit toe.

Anders dan de officieren van justitie, vindt de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over feit 1 geen steun vinden in de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich niet kan herinneren of [slachtoffer 1] met de verdachte in de woonkamer op een bank heeft gezeten, en dat hij niet heeft gezien dat de verdachte (twee keer) zijn hand in de broek van [slachtoffer 1] heeft gestoken. [getuige 2] is over feit 1 niet bevraagd. Andere personen die mogelijk over dit feit hadden kunnen verklaren, omdat zij volgens [slachtoffer 1] in de woonkamer waren ten tijde van de gestelde aanranding, zijn niet door de politie gehoord.

De getuigenverklaring van [getuige 3] houdt (kort gezegd) in dat zij [slachtoffer 1] bang, overstuur en luid huilend aantrof en dat [slachtoffer 1] daarna vertelde dat zij in een huis was geweest waar zij door de verdachte is aangerand en verkracht. Naar het oordeel van de rechtbank levert deze enkele algemene verklaring - bij gebrek aan ander bewijs dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over feit 1 op specifieke punten bevestigt - onvoldoende overtuigend steunbewijs op.

Kortom: afgezien van de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf, bevat het dossier geen getuigenverklaring die de verklaring van [slachtoffer 1] met betrekking tot feit 1 ondersteunt.

De officieren van justitie hebben in dit verband nog bepleit dat steunbewijs is gelegen in een opgenomen gesprek tussen de verdachte en zijn echtgenote (tapgesprekken, sessies #37 en #38). De officieren van justitie gaan ervan uit dat dit gesprek over [slachtoffer 1] gaat. In dit gesprek zegt de echtgenote van de verdachte tegen de verdachte: “Maar het kan wel.. iedereen loopt daar wel risico mee dat jij dat niet zo ziet. Maar dat een meisje dat dan wel zo zag. Dat is voor haar wel iets is waar ze van schrok, dat jij dat deed.” De verdachte reageert daarop als volgt: “ja, de vraag is, als je dat na jaren, want alles is jaren geleden. Want echt dat meisje, dat paaldansen, die paaldanser webcamgirl, juist omdat het een soort escort dacht ik, dat, je weet toch: dan zit ik veilig.”

De vraag of het gesprek inderdaad over [slachtoffer 1] gaat (wat de verdachte bestrijdt) kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. Ook als dat zou worden aangenomen, is namelijk onvoldoende duidelijk dat het gesprek betrekking heeft op het in feit 1 beschreven incident. Uit de overige tapgesprekken die zich in het dossier bevinden kan de betrokkenheid van de verdachte bij feit 1 evenmin met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid.

Conclusie ten aanzien van het bewijs voor feit 1

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] over feit 1, niet op specifieke punten wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.

De slotsom is dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

3.3.2

Feit 3 (zaaksdossier [slachtoffer 2] )

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij op 19 mei 2018 [slachtoffer 2] heeft aangerand. Deze aanranding zou hebben plaatsgevonden in en tegen de auto van de verdachte, op een afgelegen locatie.

Betrouwbaarheid

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank legt hierna uit waarom.

[slachtoffer 2] heeft op drie momenten gedurende het onderzoek verklaard dat zij door de verdachte is aangerand. Op 27 januari 2022 heeft een zogeheten “informatief gesprek zeden” plaatsgevonden tussen [slachtoffer 2] en twee verbalisanten. Op 8 februari 2022 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan. Ten slotte is [slachtoffer 2] op 31 augustus 2023 door de rechter-commissaris gehoord.

[slachtoffer 2] heeft op al deze momenten, op hoofdlijnen, steeds het volgende verklaard.

Op 19 mei 2018 heeft [slachtoffer 2] opgetreden op een feest waar de verdachte ook optrad. [slachtoffer 2] had een nieuw liedje geschreven en wilde dit aan de verdachte laten horen. Na haar optreden is [slachtoffer 2] vertrokken. Toen zij in de auto onderweg was naar huis, belde de verdachte haar en gaf hij aan waar zij van de weg moest om op hem te wachten. Toen de verdachte bij [slachtoffer 2] aankwam, stapte zij bij hem in de auto. Toen ze het liedje aanzette, reed de verdachte plotseling weg. Hij reed naar een voor [slachtoffer 2] onbekende, afgelegen plek. Nadat de verdachte de auto had geparkeerd, begon hij [slachtoffer 2] tussen haar benen te betasten en hij zoende haar. [slachtoffer 2] heeft toen gezegd dat zij dit niet wilde en dat zij geen seks wilde met de verdachte. De verdachte stopte niet. [slachtoffer 2] is daarop uit de auto gestapt. De verdachte volgde haar naar buiten, liep naar [slachtoffer 2] toe en begon haar opnieuw te zoenen en te betasten. Hij drukte [slachtoffer 2] met haar rug tegen zijn auto. [slachtoffer 2] zei opnieuw dat zij dit niet wilde en duwde hem weg, waarop de verdachte antwoordde dat niemand hen daar zou zien. Wederom zei [slachtoffer 2] dat zij het niet wilde. [slachtoffer 2] is toen weer in de auto gestapt (op de bijrijdersstoel), waarna ook de verdachte in de auto ging zitten (achter het stuur). [slachtoffer 2] dacht dat zij weer terug zouden rijden, maar de verdachte begon zich in de auto af te trekken. Daarbij pakte hij steeds de hand van [slachtoffer 2] , waardoor het haar duidelijk werd dat de verdachte wilde dat zij hem zou helpen met aftrekken. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 2] dit gedaan, omdat zij dacht anders nooit van de afgelegen en haar onbekende plek weg te komen. [slachtoffer 2] voelde zich vies, maar dacht: “Ik doe het maar, dan ben ik er vanaf.” Ze werd door hem overvallen. Nadat de verdachte klaarkwam, is hij teruggereden naar de plaats waar de auto van [slachtoffer 2] stond en heeft hij haar daar afgezet.

De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat [slachtoffer 2] in al haar verhoren, ondanks het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en de verhoren, consistent en voldoende specifiek heeft verklaard over de aard van de seksuele handelingen die de verdachte heeft uitgevoerd en over de omstandigheden waaronder die seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 2] is in haar verklaringen bovendien authentiek en op onderdelen gedetailleerd.

Aan de oprechtheid en betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] ’s verklaringen draagt naar het oordeel van de rechtbank bij dat zij uitvoerig en zonder zichzelf daarbij te sparen heeft verklaard over de periode (omstreeks 2014) waarin zij een (seksuele) relatie met de verdachte heeft gehad, wetende dat dit gegeven haar mogelijk zou worden tegengeworpen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij het incident jarenlang heeft weggestopt, omdat zij dacht dat aangifte doen tegen de verdachte haar carrière zou kunnen schaden. Ook dacht [slachtoffer 2] dat aangifte doen zinloos zou zijn vanwege de status van de verdachte en omdat het haar woord tegen zijn woord zou zijn. In die gedachten werd zij gesterkt door gesprekken met haar moeder. [slachtoffer 2] verklaart dat zij uiteindelijk de kracht heeft gevonden om voor zichzelf op te komen. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] over haar worsteling om wel of geen aangifte te doen en de wijze waarop zij uiteindelijk tot de aangifte is gekomen, authentiek en overtuigend.

De verdediging stelt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn, omdat zij zijn beïnvloed door de Boos-uitzending: [slachtoffer 2] zou haar ervaring met de verdachte op 19 mei 2018, na het zien van deze uitzending, negatief hebben ingekleurd.

De rechtbank overweegt dat volgens de verklaringen van de [getuige 4] , de moeder van [slachtoffer 2] , (hierna: [getuige 4] ) en [slachtoffer 2] zelf, [slachtoffer 2] al in 2020, ruim vóór de Boos-uitzending, aan haar moeder heeft verteld dat zij door de verdachte was aangerand. Om de hiervoor genoemde afwegingen heeft [slachtoffer 2] destijds besloten geen aangifte te doen. De rechtbank ziet ook overigens geen aanknopingspunten in het dossier voor de veronderstelling dat [slachtoffer 2] als gevolg van de Boos-uitzending wezenlijk anders is gaan kijken naar het incident in 2018. Dat [slachtoffer 2] zich mede vanwege de Boos-uitzending gesterkt heeft gevoeld om aangifte te doen, zoals zij heeft verklaard, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank doet de Boos-uitzending dan ook geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] .

Verder stelt de rechtbank, met de verdediging, vast dat [slachtoffer 2] na het incident in 2018 enkele (Instagram)berichten, inclusief hartjes en smileys, aan de verdachte heeft gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit niet worden afgeleid dat [slachtoffer 2] ’s verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. Integendeel, het sturen van enkele vriendelijke berichten past juist bij de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij aanvankelijk heeft geprobeerd het incident weg te stoppen teneinde met haar leven door te kunnen.

De overige omstandigheden waarop de verdediging heeft gewezen, en die de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] ’s verklaringen zouden aantasten, zijn naar het oordeel van de rechtbank van zodanig beperkte relevantie dat daaraan voorbij wordt gegaan.

Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid verklaringen aangeefster

Gelet op de consistentie in de verklaringen van [slachtoffer 2] op essentiële onderdelen en de gedetailleerdheid daarvan, en hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de argumenten van de verdediging heeft geoordeeld, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaringen daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.

Steunbewijs

De volgende vraag die voorligt, is of de verklaring van [slachtoffer 2] over de ten laste gelegde aanranding voldoende wordt ondersteund door ander bewijs, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv wordt voldaan. De rechtbank vindt dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, en legt hierna uit waarom.

1. De verklaring van de verdachte

De verdachte bevestigt dat hij met [slachtoffer 2] in de auto naar een rustige plek is gereden, dat zij naar haar muziek hebben geluisterd en dat er vervolgens seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De verklaring van [slachtoffer 2] vindt op dit onderdeel bevestiging in de verklaring van de verdachte. De verdachte ontkent evenwel dat er iets zonder instemming van [slachtoffer 2] is gebeurd.

2. De getuigenverklaring van [getuige 4]

heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar begin 2020 vertelde wat er was gebeurd op 19 mei 2018. [slachtoffer 2] zei dat ze het niet eerder had verteld, omdat ze hoopte dat ze het zou vergeten en een plek zou kunnen geven, zodat ze er niet meer aan zou denken. [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] vanaf het moment waarop zij haar over het voorval had verteld, steeds vaker met tranen bij haar kwam en steeds erover begon dat het niet klopte en dat ze er iets mee moest. Op het moment dat [getuige 4] een getuigenverklaring aflegde, was [slachtoffer 2] inmiddels bij een psycholoog geweest, omdat ze depressief was. Vanwege corona had zij namelijk geen optredens meer en ook dit incident speelde mee en kwam telkens weer terug. Het maakte haar angstig, huilerig. Ze heeft er veel last van gehad. Nu [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan, gaat het stukken beter met haar. Ze is vrolijker.

De rechtbank overweegt dat er ongeveer twee jaar zijn verstreken tussen het ten laste gelegde feit en het moment dat [getuige 4] de emoties van [slachtoffer 2] waarnam, nadat [slachtoffer 2] over het incident had verteld. Mede gelet op dit tijdsverloop is de rechtbank van oordeel dat deze waarneming geen zelfstandig steunbewijs kan opleveren voor de verklaringen van [slachtoffer 2] . Daarbij komt dat de verklaring van [getuige 4] over de waarneming van [slachtoffer 2] ’s emotionele toestand, blijkens haar verklaring, niet uitsluitend kan worden geïnterpreteerd als een bevestiging van de verklaringen van [slachtoffer 2] . [getuige 4] wijst immers ook op mogelijke andere redenen voor bepaalde gevoelens en emoties.

Schakelbewijs

De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] (over de feiten 1 en 2) en de verklaringen van [slachtoffer 3] (over feit 4) als schakelbewijs kunnen worden gebruikt voor feit 3. Bij deze schakelbewijsconstructie betrekken zij ook verklaringen of meldingen van andere vrouwen over de verdachte die zich in het strafdossier bevinden, te weten die van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [getuige 5] . Volgens de officieren van justitie vertonen al deze verklaringen op essentiële punten zodanig grote overeenkomsten, dat daaruit een specifieke modus operandi naar voren komt. Al deze aangiftes of verklaringen zouden daarom als schakelbewijs kunnen gelden.

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Schakelbewijs betreft een bewijsconstructie waarbij de verklaring van een slachtoffer over het ene feit als steunbewijs wordt gebruikt voor een ander vergelijkbaar feit waarvan de verdachte wordt beschuldigd. Voor de bewijsvoering van dat andere feit wordt dan dus mede redengevend geacht dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken is. Dit kan alleen als de manier waarop de verdachte de verschillende feiten heeft begaan (ook wel genoemd: modus operandi), op essentiële onderdelen overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont.

De officieren van justitie hebben gewezen op de volgende overeenkomsten in de diverse verklaringen of meldingen:

er was sprake van een carrièrematige kwetsbaarheid van aangeefsters en andere meldsters ten opzichte van de verdachte;

de verdachte was zeer persisterend in zijn gedrag en probeerde, ondanks tegengestelde signalen vanuit de (vermeende) slachtoffers, zijn zin door te drukken;

de verdachte heeft de (vermeende) slachtoffers steeds onverhoeds en plotseling benaderd en voorkomen dat zij makkelijk weg konden;

de incidenten hebben telkens plaatsgevonden in de avond of nacht op een afgelegen plek of op een plek waar de betreffende aangeefster/meldster in het nadeel was en voor vervoer afhankelijk van de verdachte (een villa in Heiloo, een afgelegen plek in een bos, een hotelkamer in een vreemd land, een lege opnamestudio, een lift met gesloten deuren).

De rechtbank stelt voorop dat de door de officieren van justitie genoemde overeenkomsten in de (vermeende) manier van handelen van de verdachte kenmerkend zijn voor zedendelicten in het algemeen. Bij een zedendelict is vaak sprake van onverhoeds handelen en gaat het veelal om een dader die geen ”nee” duldt en zijn eigen zin doordrukt. De locaties waar zedendelicten doorgaans plaatsvinden, zijn plekken waar geen andere mensen (bij) zijn, al dan niet omdat het nacht is.

In deze zaak ziet de rechtbank juist vooral verschillen in de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , zowel in de aard van de ten laste gelegde feiten als de locaties waar deze feiten zouden zijn begaan. Zo gaat het bij de feiten 1 en 2 om verkrachting (het brengen van vingers in een vagina) en aanranding (het betasten van de vagina over de onderbroek) in een woning in Heiloo waar ook andere mensen aanwezig waren. Bij feit 3 zou de aanranding hebben bestaan uit het betasten van het lichaam van het slachtoffer en het zich laten aftrekken door het slachtoffer in en naast een auto op een afgelegen plek. Tot slot betreft de verdenking van feit 4 het bespringen van het slachtoffer in haar hotelkamer, waarna de verdachte zijn penis in haar vagina zou hebben gebracht, althans dat zou hebben geprobeerd.

Kortom: de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gaan over verschillende seksuele handelingen. Ook de plaats, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder die handelingen zouden hebben plaatsgevonden, zijn verschillend. Daarom kan niet gezegd worden dat sprake is van eenzelfde werkwijze of modus operandi.

Ook de gestelde carrièrematige kwetsbaarheid tegenover de verdachte acht de rechtbank niet bijzonder in het oog springend. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaren weliswaar dat zij de verdachte beroepsmatig in de muziekwereld nog konden tegenkomen en er om verschillende redenen last van zouden kunnen krijgen als zij aangifte zouden doen, maar uit het dossier blijkt niet dat zij vanwege een rol die de verdachte op dat moment in hun carrière speelde, kwetsbaar waren. Dat één van beide in haar carrière als zangeres of artieste op enige manier afhankelijk was van de verdachte is de rechtbank niet gebleken. Voor [slachtoffer 3] geldt bovendien dat zij al jaren een gevestigde naam in de muziek- en theaterwereld is. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat zij een carrière in de muziekwereld ambieerde. In die wereld had de verdachte ten tijde van de feiten een zekere status. De rechtbank sluit daarom niet uit dat [slachtoffer 1] zich zo bezien kwetsbaar heeft gevoeld ten opzichte van de verdachte. Deze omstandigheid kan echter niet de conclusie dragen dat bij alle ten laste gelegde feiten dezelfde werkwijze is gebruikt, alleen al omdat (zoals hiervoor overwogen) de verklaringen van aangeefsters en de getuige op belangrijke punten van elkaar verschillen.

In het dossier bevinden zich verklaringen of meldingen van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [getuige 5] . De rechtbank overweegt dat deze verklaringen/meldingen geen onderdeel uitmaken van de strafrechtelijke verwijten die de verdachte in deze zaak worden gemaakt. In de zaak van [betrokkene 2] heeft het Openbaar Ministerie besloten tot een sepot met sepotcode 05: feit niet strafbaar. Voor de overige verklaringen/meldingen geldt dat de rechtbank op basis van de inhoud daarvan en het summiere onderzoek daarnaar niet kan vaststellen dat sprake is geweest van strafbaar gedrag door de verdachte. Bovendien vertonen ook deze verklaringen/meldingen meer verschillen dan kenmerkende gelijkenissen als het op de handelwijze van de verdachte aankomt. Daarbij lijkt de verdachte in een aantal gevallen te zijn gestopt toen duidelijk werd dat de betreffende vrouw niet van zijn onverwachte avances was gediend.

Dit betekent dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en ook de meldingen of verklaringen van andere vrouwen in het dossier niet als (schakel)bewijs voor feit 3 kunnen worden gebruikt.

Conclusie ten aanzien van het bewijs van feit 3

Naar het oordeel van de rechtbank vindt de - overigens betrouwbare en geloofwaardige - verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende steun in de verklaringen van de verdachte en [getuige 4] . Verder bevat het dossier geen steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer 2] .

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 3 daarom niet wettig en overtuigend bewezen.

De conclusie is dat de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

3.3.3

Feit 4 (zaaksdossier [slachtoffer 3] )

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 24 april 2014 tot en met 1 mei 2014 [slachtoffer 3] heeft verkracht dan wel dit te hebben geprobeerd. Deze (poging tot) verkrachting zou hebben plaatsgevonden in Marokko toen [slachtoffer 3] bij de verdachte op bezoek was in een Riad ten behoeve van de opnamen voor het televisieprogramma [televisieprogramma 1] .

Betrouwbaarheid

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer 3] betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank legt hierna uit waarom.

[slachtoffer 3] heeft op drie momenten tijdens het onderzoek verklaard dat zij door de verdachte is verkracht dan wel dat hij dat heeft geprobeerd. Op 27 januari 2022 heeft een (telefonisch) zogeheten “informatief gesprek zeden” plaatsgevonden tussen [slachtoffer 3] en twee verbalisanten. Op 5 april 2022 is [slachtoffer 3] door twee verbalisanten gehoord als getuige. Ten slotte is [slachtoffer 3] op 13 juni 2023 door de rechter-commissaris gehoord.

[slachtoffer 3] heeft op al deze momenten, op hoofdlijnen, steeds het volgende verklaard.

Eind april 2014 was [slachtoffer 3] in Marokko om met de verdachte een liedje op te nemen voor het programma [televisieprogramma 1] . Zij verbleef in een Marokkaanse villa (de rechtbank begrijpt: Riad) met de verdachte en medewerkers van het programma. Op de dag dat [slachtoffer 3] aankwam, hebben zij en de verdachte tot laat doorgewerkt. Toen ze stopten met werken, spraken [slachtoffer 3] en de verdachte af om nog iets te bespreken op haar kamer. Toen de verdachte de kamer binnenkwam, deed hij de deur dicht. Hij had zijn broek al naar beneden gedaan. Zonder aanleiding viel de verdachte haar meteen aan. De verdachte duwde [slachtoffer 3] op het bed. Hij lag bovenop haar. Hij duwde haar pyjamabroekje opzij. De verdachte probeerde met zijn stijve penis binnen te dringen in haar vagina. [slachtoffer 3] heeft eerst geprobeerd vriendelijk te blijven. Ze zei: “Het lijkt me niet dat we dit gaan doen.” Hij bleef toch aandringen. [slachtoffer 3] probeerde de verdachte met kracht van zich af te duwen. Het was vrij moeilijk om onder hem uit te komen, door het gewicht en omdat de verdachte haar vast had. Met heel veel moeite kon ze hem heel even van zich afhouden. Toen kwam de verdachte weer op [slachtoffer 3] af. Hij ging meerdere keren door. Het werd een soort worsteling. Hierna kwam hij ook achter [slachtoffer 3] aan. Ze kwam tegen de muur aan waar de verdachte weer probeerde met zijn penis bij haar binnen te dringen. [slachtoffer 3] wilde hem van zich afduwen, maar hij ging gewoon door. [slachtoffer 3] heeft gezegd dat ze het niet wilde, dat hij moest stoppen en dat ze er geen zin in had. [slachtoffer 3] zegt dat zij redelijk sterk is, en dat ze denkt dat als ze dat niet was geweest, het haar niet was gelukt om de verdachte weg te krijgen.

De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3] in haar verhoor op 5 april 2022 en tijdens het telefonische informatieve gesprek met de politie heeft verklaard dat de verdachte twee keer (kort) met zijn penis bij haar is binnengedrongen, terwijl zij bij de rechter-commissaris heeft gezegd dat de verdachte probeerde binnen te dringen. Dit verschil doet naar het oordeel van de rechtbank echter geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen in het algemeen.

In haar verhoren heeft [slachtoffer 3] namelijk, ondanks het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en de verhoren, op hoofdlijnen consistent verklaard over de aard van de seksuele handelingen die de verdachte bij haar zou hebben uitgevoerd en de omstandigheden waaronder die seksuele handelingen plaatsvonden. [slachtoffer 3] is in haar verklaringen bovendien authentiek en op onderdelen gedetailleerd. Zo beschrijft zij bepaalde details van de kamer waarin het incident heeft plaatsgevonden (roze met tierelantijnen, zonder ramen en een deur die niet op slot kon) en over hoe zij zich overvallen voelde door het gedrag van de verdachte, meteen na binnenkomst in haar kamer. Ook benoemt [slachtoffer 3] de worsteling die tussen haar en de verdachte ontstond, waarbij zij eerst nog wat moest lachen van verbazing (het was gedoe en lacherig), en dat de verdachte bleef doorgaan of terugkomen.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] te twijfelen.

De verdediging vindt dat de verklaringen van [slachtoffer 3] onbetrouwbaar zijn en zij heeft daarvoor diverse argumenten aangedragen. De rechtbank zal hierna op die argumenten ingaan.

De verdediging wijst erop dat er een lange tijd is verstreken tussen het ten laste gelegde feit en het eerste gesprek van [slachtoffer 3] met de politie. Volgens de verdediging is [slachtoffer 3] in die tijd beïnvloed, onder andere door de Boos-uitzending, waardoor zij het incident anders is gaan zien en voor de verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd. Haar verklaringen zijn daarom onbetrouwbaar.

De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij enkele dagen na het incident verschillende mensen heeft verteld dat zij door de verdachte was verkracht, althans dat hij dat had geprobeerd. De getuige [getuige 9] (hierna: [getuige 9] ) heeft dat bevestigd. Zoals de rechtbank hierna zal overwegen, acht de rechtbank zijn verklaring, in tegenstelling tot de verdediging, betrouwbaar. [slachtoffer 3] heeft verder verklaard dat zij er destijds over heeft nagedacht om aangifte te doen. Zij heeft dat niet gedaan, omdat niemand bij het incident was, zij het leven van de verdachte niet kapot wilde maken en zij hem nog vaak zou tegenkomen in ‘het wereldje’. Toen [slachtoffer 3] de Boos-uitzending zag, besefte ze dat zij niet de enige was. Ze vond dat dit het moment was om haar zegje te doen. De rechtbank acht de uitleg die [slachtoffer 3] heeft gegeven voor het feit dat zij destijds geen aangifte heeft gedaan, logisch en aannemelijk. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 3] de gebeurtenis geenszins een andere interpretatie heeft gegeven als gevolg van de Boos-uitzending, maar dat dit programma invloed heeft gehad op haar bereidheid alsnog een getuigenverklaring af te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank tast de Boos-uitzending de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] dan ook niet aan.

Volgens de verdediging heeft de politie in strijd met de Aanwijzing Zeden van het Openbaar Ministerie (meer specifiek: paragraaf 1.2) gehandeld door [slachtoffer 3] te bewegen een verklaring tegen de verdachte af te leggen. Dit blijkt volgens de verdediging ook uit het document dat de verdediging na het uitluisteren van de opname van het verhoor van [slachtoffer 3] heeft opgesteld over onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 3] die niet in het proces-verbaal van verhoor zijn geverbaliseerd. De verdediging heeft dit document aan de rechtbank overgelegd (hierna: het document van de verdediging).

De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] en het document van de verdediging blijkt dat [slachtoffer 3] ten tijde van het verhoor bij de politie op 5 april 2022 twijfelde of zij aangifte tegen de verdachte wilde doen. Volgens het document van de verdediging heeft de verbalisant toen opgemerkt dat seks met een vrouw tegen haar wil strafbaar is en dat mensen verantwoording mogen afleggen voor wat ze doen. Ook heeft de verbalisant gezegd dat [slachtoffer 3] ongetwijfeld weet dat zij niet de enige is, dat als meerdere mensen dit zeggen iemand iets heeft uit te leggen en dat aangifte doen dan de enige optie is. De verbalisant heeft [slachtoffer 3] verder uitgelegd wat de term schakelbewijs inhoudt, te weten dat als een zaak niet goed bewijsbaar is, maar wel steeds sprake is van dezelfde werkwijze zoals die uit andere verklaringen blijkt, die verklaring kan worden meegenomen als schakelbewijs. Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] op vragen van de verdediging geantwoord dat de politie haar heeft verteld dat wat zij vertelde aangiftewaardig was en dat zij geen aangifte hoefde te doen, maar kon volstaan met het afleggen van een getuigenverklaring. Zij wist dat niet en heeft daar vervolgens toe besloten. [slachtoffer 3] heeft in dat verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet weet wat schakelbewijs is en dat de politie niet heeft gezegd dat zij een bijdrage zou kunnen leveren aan het onderzoek.

De rechtbank constateert dat de verbalisant met [slachtoffer 3] heeft gesproken over wat haar was overkomen en op welke manier dat zou kunnen bijdragen aan een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte. De rechtbank ziet niet in waarom dit aanleiding geeft aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] te twijfelen. Uit de door de verdediging aangehaalde voorbeelden kan de rechtbank ook niet afleiden dat sprake is geweest van een sturende wijze van verhoor waarbij er wordt aangedrongen op het doen van aangifte. Niet is gebleken dat [slachtoffer 3] haar verklaringen in de loop van de procedure heeft gewijzigd of de door haar beschreven handelingen van de verdachte heeft verzwaard.

Over de redenen waarom [slachtoffer 3] geen aangifte wilde doen, maar het wel belangrijk vond om bij de politie te verklaren over wat haar is overkomen, heeft zij een in de ogen van de rechtbank begrijpelijke en aannemelijke verklaring gegeven. Haar uitleg daarover is zodanig genuanceerd dat dit de rechtbank ook geen enkele aanleiding geeft te veronderstellen dat zij bewust geen aangifte heeft gedaan omdat zij dan straffeloos, voor de verdachte belastende onwaarheden zou kunnen vertellen, zoals de verdediging heeft gesuggereerd.

Dat [slachtoffer 3] zich bij de rechter-commissaris niet herinnert dat de politie haar heeft uitgelegd wat het juridische begrip schakelbewijs inhoudt, kan niet tot de conclusie leiden dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. Datzelfde geldt voor haar toelichting bij de rechter-commissaris op vragen van de verdediging over hoe het kan dat berichten met betrekking tot haar verklaring in de media zijn verschenen, terwijl zij dat niet wilde. Daargelaten dat voor de rechtbank niet te controleren valt op welke wijze in dit geval informatie in de media is terechtgekomen, is [slachtoffer 3] eerlijk als zij verklaart dat ze één keer haar mond voorbij heeft gepraat, dat ze dat niet wilde, maar dat iedereen belde. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het door de verdediging gepresenteerde beeld van [slachtoffer 3] als iemand die niet geloofwaardig is of zelfs leugenachtig zou hebben verklaard.

Verder heeft de verdediging betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] onaannemelijk zijn en daarom, zo begrijpt de rechtbank, niet betrouwbaar. De verdediging wijst in dit verband op, onder meer, het gedrag van [slachtoffer 3] tijdens de opnames van het programma in de dagen na het vermeende incident. Dit gedrag zou volgens de verdediging niet verenigbaar zijn met de gestelde verkrachting. De verdediging heeft hiertoe een compilatie van de beelden van de opnames van [televisieprogramma 1] gemaakt en op de zitting getoond. Tot slot wordt de verklaring van [slachtoffer 3] weersproken door diverse getuigen, aldus de verdediging.

De rechtbank overweegt als volgt. Op 22 mei 2024 heeft de politie [slachtoffer 3] nog aanvullend gehoord als getuige en haar de hiervoor genoemde compilatie van beelden laten zien. [slachtoffer 3] heeft hierover verklaard dat zij tijdens de opnames in de dagen na het ten laste gelegde feit heel erg haar best deed om vrolijk te zijn en te doen of er niets aan de hand was. [slachtoffer 3] legt uit dat je als artiest echt ziek en dood (de rechtbank begrijpt: bijna dood) in het ziekenhuis moet liggen om iets niet door te laten gaan en dat zij niet wist wat ze met de situatie aan moest. [slachtoffer 3] heeft dit in soortgelijke bewoordingen eerder al verklaard tegenover de politie en rechter-commissaris. In die verhoren heeft [slachtoffer 3] gezegd dat ze overrompeld was, maar dat ze gewoon haar werk wilde doen en verder wilde gaan. Ze was in de war en moest een knop omzetten om normaal te doen. Zij was daar alleen tussen mensen die allemaal voor de verdachte werkten. Ze wist dat zijn vrouw en kinderen de volgende dag zouden komen. [slachtoffer 3] dacht dat als zij er iets over zou zeggen de hele boel zou instorten, namelijk de opnames, maar ook het (privé)leven van de verdachte.

Nog afgezien van de vraag of de interpretatie van de verdediging van het gedrag van [slachtoffer 3] zoals te zien op de beelden juist is, acht de rechtbank de uitleg die [slachtoffer 3] geeft voor haar houding en gedrag tijdens de opnames na het ten laste gelegde feit, geloofwaardig en begrijpelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat daaraan niet de gevolgtrekking kan worden verbonden dat de verklaringen van [slachtoffer 3] over wat er in haar hotelkamer is gebeurd, onbetrouwbaar zijn. Hetzelfde geldt voor het feit dat [slachtoffer 3] de Riad niet na de eerste nacht heeft verlaten en de verdachte op de gastenlijst voor haar voorstellingen heeft laten staan. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze het voorval wilde vergeten en beroepsmatig gewoon door wilde. Zij wist dat ze de verdachte als collega in haar professionele bestaan nog zou tegenkomen en wilde daarom normaal tegen hem doen. De e-mail die [slachtoffer 3] op 25 juni 2014 aan [betrokkene 6] heeft gestuurd over het opgenomen nummer waarin zij de groetjes doet aan [betrokkene 7] en [verdachte] , is in dat licht niet ongebruikelijk en leidt ook niet tot een ander oordeel.

De rechtbank gaat ook niet mee in de stelling van de verdediging dat de verklaringen van [slachtoffer 3] worden weersproken door de getuigen [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] . Geen van deze getuigen was aanwezig tijdens het ten laste gelegde feit. Bovendien hebben de getuigen [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] enkel aangegeven niets te hebben gemerkt aan het gedrag van [slachtoffer 3] tijdens de opnames. Dit past bij de verklaring van [slachtoffer 3] dat zij zo normaal mogelijk probeerde te doen en zich professioneel wilde blijven opstellen. Ook de verklaring van [getuige 5] dat zij hetgeen [slachtoffer 3] haar vertelde, zelf niet als verkrachting zou kwalificeren, is een persoonlijke mening die de rechtbank voor rekening van deze getuige laat.

De overige onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer 3] waarop de verdediging is ingegaan, en die inconsistenties zouden bevatten, zijn naar het oordeel van de rechtbank van ondergeschikt belang. De rechtbank gaat aan deze gestelde verschillen voorbij, omdat deze gelet op de zeer beperkte betekenis niet afdoen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] op de belangrijke onderdelen.

Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 3]

Gelet op de consistentie van de verklaringen van [slachtoffer 3] op essentiële onderdelen en de gedetailleerdheid daarvan, en hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de argumenten van de verdediging heeft geoordeeld, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 3] betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaringen daarom als uitgangspunt nemen voor de bewijsvoering.

Steunbewijs

De volgende vraag die voorligt, is of de verklaringen van [slachtoffer 3] over de ten laste gelegde (poging tot) verkrachting (hierna ook: feit 4) voldoende worden ondersteund door ander bewijs, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv wordt voldaan.

1. De verklaring van de verdachte

De verdachte heeft verklaard dat hij in de bewuste nacht op de kamer van [slachtoffer 3] is geweest. De verklaring van [slachtoffer 3] vindt op dit onderdeel bevestiging in de verklaring van de verdachte. De verdachte ontkent evenwel dat hij [slachtoffer 3] heeft verkracht of geprobeerd te verkrachten.

2. De getuigenverklaring van de [getuige 9]

De [getuige 9] heeft op hoofdlijnen als volgt verklaard. [getuige 9] is, als toenmalig manager en vriend van [slachtoffer 3] , met [slachtoffer 3] meegereisd naar Marokko voor de opnamen van het televisieprogramma [televisieprogramma 1] . Hij heeft [slachtoffer 3] eind april 2014 afgezet bij het hotel. [getuige 9] verbleef in een verderop gelegen hotel. Na de opnamedagen heeft hij [slachtoffer 3] weer opgehaald, zij hadden nog een dag samen in Marokko. [getuige 9] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] toen totaal in haar eigen cocon zat en heel erg was veranderd. Zij liep als een zombie achter hem aan toen ze over een markt liepen. [slachtoffer 3] heeft toen aan [getuige 9] verteld dat de verdachte over een grens was gegaan, maar ze gaf daarover nog geen details. Volgens [getuige 9] was [slachtoffer 3] totaal onbenaderbaar en totaal anders dan toen ze in Marokko waren aangekomen. Enkele dagen later had [slachtoffer 3] een optreden bij het televisieprogramma [televisieprogramma 2] . [slachtoffer 3] had [getuige 9] toen al wel verteld dat de verdachte naar haar hotelkamer was gekomen. Na afloop van het programma zaten [slachtoffer 3] en [getuige 9] met [betrokkene 8] bij de nazit van het programma. [betrokkene 8] vroeg hoe de reis naar Marokko was geweest. [slachtoffer 3] gooide op dat moment alles eruit; ze vertelde alles aan [betrokkene 8] . Ze zei letterlijk: ‘verkrachter’, ‘aangerand’ en ‘op bed geduwd’. Ze vertelde alles in een soort stortvloed.

[slachtoffer 3] heeft [getuige 9] later het hele verhaal verteld. [getuige 9] zegt dat het [slachtoffer 3] hoog zat, omdat ze het regelmatig vertelde. [getuige 9] was erbij toen [slachtoffer 3] het aan haar moeder vertelde. Bij [betrokkene 8] , haar moeder en vrienden was [slachtoffer 3] vlak nadat het was gebeurd heel consequent in haar verhaal, terwijl ze het verhaal later afzwakte. Als [slachtoffer 3] over het voorval vertelde was ze boos, verward, verdrietig en gesloten. [getuige 9] zag dat ze pijn had en beschadigd was. Het raakte haar heel erg. [getuige 9] zegt dat hij een vrouw heeft meegemaakt die jarenlang niet zichzelf is geweest. Er was een open wond bij haar. In 2018 kreeg [slachtoffer 3] een nieuwe manager. Deze manager vertelde [getuige 9] toen dat [slachtoffer 3] hem als eerste het verhaal over de verdachte heeft verteld. [slachtoffer 3] sprak hier dus regelmatig over. Het heeft een enorme impact op haar gehad. [getuige 9] zegt dat hij na dit voorval nooit meer [slachtoffer 3] heeft gezien, die hij eerst kende. Haar vertrouwen was kapot.

Betrouwbaarheid verklaring [getuige 9]

De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [getuige 9] om een aantal redenen onbetrouwbaar is en daarmee, zo begrijpt de rechtbank, niet bruikbaar voor het bewijs. Tussen de verklaringen van [getuige 9] en [slachtoffer 3] bestaan volgens de verdediging discrepanties. De verklaringen zijn tegenstrijdig als het gaat om het zogeheten ‘disclosure’ moment. [getuige 9] heeft daarnaast aantoonbaar in strijd met de waarheid verklaard en zijn verklaring wordt tegengesproken door twee andere getuigen.

De rechtbank overweegt hierover als volgt. Zowel [getuige 9] als [slachtoffer 3] hebben het in hun verklaringen over grensoverschrijdend gedrag van de verdachte jegens [slachtoffer 3] tijdens de Parade (de rechtbank begrijpt dat het hier gaat over het jaarlijks in de zomerperiode rondreizende festival in enkele Nederlandse steden). [getuige 9] heeft het over een incident (de verdachte zou zijn hand onder het rokje van [slachtoffer 3] hebben gestoken) in 2012, en dus vóór het ten laste gelegde feit. [slachtoffer 3] heeft het in haar verklaring over andersoortig grensoverschrijdend gedrag en weet niet meer precies wanneer dit was. De rechtbank stelt vast dat beiden over het gedrag van de verdachte tijdens de Parade niet diepgaand of verder zijn bevraagd. Reeds daarom kan niet gezegd worden dat sprake is van een tegenstrijdigheid of discrepantie, zoals de verdediging stelt.

Ten aanzien van het moment waarop [slachtoffer 3] aan [getuige 9] heeft verteld over het ten laste gelegde feit, heeft [slachtoffer 3] in het informatieve gesprek met de politie verklaard dat zij het hem ( [getuige 9] ) meteen heeft verteld. Bij de rechter-commissaris verklaart [slachtoffer 3] dat ze denkt het vrij snel aan [getuige 9] te hebben verteld, maar dat ze niet meer precies weet wanneer. Uit de verklaring van [getuige 9] volgt dat [slachtoffer 3] op de dag dat hij haar kwam ophalen in Marokko heeft verteld dat de verdachte over een grens was gegaan met iets, maar dat [slachtoffer 3] pas na de uitzending van [televisieprogramma 2] heeft verteld wat precies. Anders dan de verdediging, oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een zodanig verschil dat dit afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 9] . Immers, uit beide verklaringen volgt dat [slachtoffer 3] heel kort na het incident aan [getuige 9] heeft verteld dat er iets was voorgevallen tussen haar en de verdachte en dat de verdachte een grens was overgegaan en ook dat hij naar haar hotelkamer was gekomen. Over de nazit na afloop van het programma [televisieprogramma 2] , waar [slachtoffer 3] aan [betrokkene 8] heeft verteld wat er in die kamer is gebeurd, zijn de verklaringen van [slachtoffer 3] en [getuige 9] gelijkluidend.

De schriftelijke verklaring van [betrokkene 8] maakt de verklaring van [getuige 9] evenmin onbetrouwbaar of onaannemelijk. [betrokkene 8] kan zich een gesprek met [slachtoffer 3] over een verkrachting door de verdachte niet herinneren, waarbij hij opmerkt dat niet met zekerheid valt te zeggen of dit te wijten is aan zijn verminderde geheugen of niet. Deze verklaring biedt weliswaar geen bevestiging voor de verklaring van [getuige 9] , maar ontkracht deze evenmin. Hetzelfde geldt voor de schriftelijke verklaring van [betrokkene 9] , die niet bij het gesprek tussen [slachtoffer 3] en [betrokkene 8] aanwezig is geweest. Van verklaringen die de verklaring van [getuige 9] tegenspreken is dus, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen sprake.

[getuige 9] heeft verder verklaard dat hij op 18 mei 2014 telefonisch contact heeft opgenomen met [getuige 7] , destijds productieleider van het programma [televisieprogramma 1] (hierna: [getuige 7] ). [getuige 9] zegt dat hij het voorval (de rechtbank begrijpt tussen [slachtoffer 3] en de verdachte) toen met [getuige 7] heeft besproken en dat hij ook heeft gezegd dat [betrokkene 5] en [getuige 5] er verder niets mee wilden. Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij pas jaren later heeft gesproken met [betrokkene 5] en omstreeks de Boos-uitzending contact heeft gehad met [getuige 5] , zodat de verklaring van [getuige 9] op dit punt niet juist kan zijn. Tegelijkertijd doet dit geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 9] als het gaat om wat [slachtoffer 3] hem over het ten laste gelegde feit heeft verteld. Hierbij vindt de rechtbank van belang dat [getuige 7] heeft bevestigd dat [getuige 9] haar een maand na de opnames belde met de mededeling dat hij zijn verhaal wilde doen, omdat hij van [slachtoffer 3] had gehoord dat er tijdens de opnames in Marokko iets met [slachtoffer 3] was gebeurd wat ze niet zo leuk vond en dat het met de verdachte te maken had. In zoverre biedt de verklaring van [getuige 7] steun voor de verklaring van [getuige 9] over wat hij van [slachtoffer 3] over het incident had gehoord en aan emoties bij haar had waargenomen.

Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid

Nu de rechtbank ook overigens geen aanleiding ziet om de verklaring van [getuige 9] onbetrouwbaar te achten en zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 7] , acht de rechtbank de verklaring van [getuige 9] betrouwbaar en zal deze verklaring voor het bewijs gebruiken.

Waarnemingen [getuige 9]

Zoals hiervoor weergegeven heeft [getuige 9] verklaard over emoties die hij bij [slachtoffer 3] heeft waargenomen naar aanleiding van het incident, zowel kort daarna als jaren later. Het gedrag van en de emoties bij [slachtoffer 3] waarover [getuige 9] heeft verklaard (boos, verward, verdrietig, gesloten, niet zichzelf etc.), komen overeen met de verklaringen van [slachtoffer 3] over het incident en haar gedachten en emoties daarover in de loop van de tijd. De rechtbank is van oordeel dat de eigen waarnemingen van [getuige 9] over de gemoedstoestand van [slachtoffer 3] voldoende objectief zijn en verband houden met de ten laste gelegde gedragingen. Daarbij is van belang dat de eerste door [getuige 9] waargenomen emoties van heel kort na het incident zijn, namelijk wanneer hij haar direct na de opnames in Marokko weer ziet en korte tijd later bij de nazit na afloop van het televisieprogramma [televisieprogramma 2] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [getuige 9] niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging van de verklaringen van [slachtoffer 3] en daarom kan worden gebruikt als steunbewijs voor haar verklaringen.

Conclusie ten aanzien van het bewijs voor feit 4

Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de verklaring van de verdachte, dat hij de bewuste nacht in de hotelkamer van [slachtoffer 3] is geweest, en de verklaring van [getuige 9] , die weer steun vindt in de verklaring van [getuige 7] , de verklaringen van [slachtoffer 3] in voldoende mate om wettig en overtuigend bewezen te achten dat de verdachte haar eind april 2014 in Marokko heeft verkracht, althans dat heeft geprobeerd.

Vrijspraak feit 4 primair

Zoals hiervoor overwogen heeft [slachtoffer 3] aanvankelijk verklaard dat de verdachte (kort) met zijn penis in haar vagina is binnengedrongen, maar in haar verklaring bij de rechter-commissaris lijkt zij hierop terug te komen. Volgens de verklaring van [getuige 9] kon [slachtoffer 3] de verdachte van zich afhouden en is het niet zover gekomen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte met zijn penis bij [slachtoffer 3] is binnengedrongen. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder feit 4 primair ten laste gelegde verkrachting.

Bewezenverklaring feit 4 subsidiair

Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde poging tot verkrachting wettig en overtuigend bewezen is.

3.4

Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de redengevende feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen in bijlage 2 bij dit vonnis, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 2 en feit 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dit zin dat

Feit 2

hij op 14 augustus 2018 in de slaapkamer van een woning gelegen aan de Blinkenlaan 9 te Heiloo, door een feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,

- door een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen,

en bestaande de feitelijkheid hierin dat

verdachte onverwachts die kamer is binnen gelopen en

verdachte genoemd seksueel binnendringen op een onverhoedse wijze heeft verricht zonder dat die [slachtoffer 1] dit kon verhinderen en hiertegen (direct) verzet kon bieden;

Feit 4

subsidiair

hij in de periode van 24 april 2014 tot en met 1 mei 2014 in Marokko, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , onverhoeds en terwijl die [slachtoffer 3] verbaal en non-verbaal had aangegeven dit gedrag niet te willen en hier niet van gediend te zijn

de slaapkamer van die [slachtoffer 3] is binnen gegaan en de deur heeft dicht gedaan en

zijn broek heeft laten zakken en

die [slachtoffer 3] op het bed heeft geduwd en

op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en haar heeft vastgehouden en

de pyjamabroek van die [slachtoffer 3] opzij heeft getrokken en

zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd,

waardoor een bedreigende situatie is ontstaan waartegen zij zich niet kon verzetten en/of waaraan zij zich niet kon onttrekken, terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 2

verkrachting,

feit 4 subsidiair

poging tot verkrachting.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5 Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6 Motivering van de straf

6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, uitgaande van een bewezenverklaring van alle vier de (primair) ten laste gelegde feiten.

6.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft in het kader van de strafmaat geen standpunt ingenomen of verweer gevoerd.

6.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek op de zitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft daarbij ook gelet op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van de feiten

De verdachte, bekend als rapper, cabaretier en televisiepersoonlijkheid, heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting en een poging tot verkrachting. Hij is tijdens een zogeheten schrijverskamp in een woning, een slaapkamer binnengelopen waar hij bij een jonge vrouw van twintig jaar volkomen onverwacht zijn vinger(s) in haar vagina heeft gestoken. Het slachtoffer bevond zich op dat moment in een uiterst kwetsbare positie, aangezien zij - gekleed in enkel een t-shirt - seksuele handelingen verrichtte bij een andere man. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd een collega-artieste te verkrachten door haar tijdens de opnames van een televisieprogramma in het buitenland, in haar hotelkamer - kort gezegd - te overvallen en te proberen zijn geslachtsdeel bij haar naar binnen te duwen.

De rechtbank vindt dat sprake is van ernstige strafbare feiten waarmee de verdachte een grote inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers. De eigen seksuele behoeften van de verdachte waren leidend en hij heeft geen enkele waarde gehecht aan de wil van de twee vrouwen. Evenmin heeft de verdachte oog gehad voor de verregaande gevolgen die zijn gedragingen voor hen zouden hebben. Het is namelijk algemeen bekend dat slachtoffers van seksuele delicten daarvan vaak nog langdurig nadelige psychische gevolgen ondervinden. Uit de inhoud van de op de zitting voorgelezen verklaringen komt naar voren dat ook deze twee vrouwen die gevolgen tot op de dag van vandaag met zich mee dragen.

De rechtbank weegt in dit verband ook mee dat uit het dossier volgt dat het voor de slachtoffers moeilijk is geweest om bij de politie aangifte of een melding te doen van wat hen is overkomen. Dat had te maken met de status die de verdachte als bekende Nederlander ten tijde van de feiten had, en met zijn positie en imago in de muziek- en televisiewereld. Het vergt van slachtoffers dan moed om naar buiten te treden en het seksueel grensoverschrijdende gedrag van zo’n bekend en invloedrijk persoon te benoemen, wetende dat dit ook vervelende consequenties voor henzelf kan hebben.

Persoon van de verdachte

Op de zitting heeft de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen. De rechtbank heeft op de zitting een man gezien die zich in het nauw gedreven voelde door de in zijn ogen publiekelijke veroordeling die in de afgelopen jaren zou hebben plaatsgevonden. Tegelijkertijd heeft hij voorafgaand en tijdens de zittingsdagen ook bewust gebruik gemaakt van alle publieke belangstelling die er voor zijn zaak was. De indruk die de verdachte bij de rechtbank heeft achtergelaten is die van een tamelijk dwingend persoon; iemand die geen “nee” accepteert, weinig inlevingsvermogen in anderen toont en uitgaat van zijn eigen visie op zaken.

Aandacht in de media

De rechtbank acht aannemelijk dat, zoals de verdachte op de zitting heeft verteld, alle aandacht in de media rondom zijn persoon en ontstaan na de Boos-uitzending in januari 2022, een zware wissel op hem en zijn privéleven heeft getrokken en nog steeds trekt. Ook wil de rechtbank aannemen dat die aandacht in zakelijk opzicht grote gevolgen voor hem heeft gehad. Vanuit het perspectief van de verdachte valt er wellicht het nodige aan te merken op de beeldvorming over zijn persoon door de inhoud van de Boos-uitzending. De uitzending van dit programma viel nagenoeg samen met de start van het opsporingsonderzoek tegen de verdachte en heeft er in zijn visie toe geleid dat hij al publiekelijk was veroordeeld nog voordat hij door de politie was verhoord of er een vervolgingsbeslissing was genomen.

Tegelijkertijd is de journalistieke vrijheid om mogelijke misstanden in de samenleving aan de orde te stellen, een groot en belangrijk goed. De daarmee gepaard gaande media-aandacht voor personen ziet de rechtbank als een onvermijdelijk en bovendien van een eigen dynamiek voorzien fenomeen dat zich bij uitstek voordoet in zaken met een grote maatschappelijke impact. Deze zaak is zo’n zaak, omdat het gaat over seksueel grensoverschrijdend en strafbaar gedrag door iemand met status en aanzien in de muziek- en televisiewereld. Het is dan niet verwonderlijk dat (de verdenking van) dergelijk gedrag tot grote beroering en verontwaardiging in de samenleving leidt en gepaard gaat met aandacht vanuit de media. Achteraf bezien heeft de verdachte die aandacht aan zijn eigen strafbare gedrag te wijten. Daarbij hebben ook beide slachtoffers verklaard negatieve gevolgen te hebben ervaren van de media-aandacht en blijkt uit het dossier dat een ander persoon heeft nagelaten een getuigenverklaring af te leggen in deze zaak, juist om die media-aandacht voor zichzelf te voorkomen.

Dat de verdachte privé en zakelijk door alle aandacht al de nodige negatieve gevolgen van zijn gedrag heeft gevoeld, is een omstandigheid waar de rechtbank bij de hoogte van de op te leggen straf, zij het in beperkte mate, in zijn voordeel rekening mee zal houden.

Op te leggen straf

Bij het bepalen van de uiteindelijk op te leggen straf staat voor de rechtbank de ernst van de feiten voorop. Daarbij past naar het oordeel van de rechtbank alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een andere strafmodaliteit zou geen recht doen aan de ernst van de feiten. Ook ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte geen aanknopingspunten om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar de straffen die de laatste jaren in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Er is daarbij gelet op de aard van de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen en de omstandigheid dat het bij één van de twee feiten bij een poging tot verkrachting is gebleven. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is geweest van een beperkte mate van geweld (bij slachtoffer [slachtoffer 3] ) of geen geweld (bij slachtoffer [slachtoffer 1] ), maar ook dat de verdachte bij [slachtoffer 1] misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid.

De rechtbank weegt verder in strafmatigende zin mee dat de feiten dateren uit 2014 en 2018 en zich dus inmiddels tien en zes jaar geleden hebben afgespeeld, hoe begrijpelijk het ook is dat de slachtoffers pas jaren later de kracht of de noodzaak voelden om aangifte respectievelijk melding te doen.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf van twee jaar moet worden opgelegd.

Tenuitvoerlegging van deze straf zal volledig plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2: 10 Sv.

7 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

45, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

8 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 3 en feit 4 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat de onder 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,

mrs. S.J. Riem en P. Reemst, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2024.

Bijlage 1

De tenlastelegging

Feit 1

hij op of omstreeks 14 augustus 2018 (in de keuken van een woning gelegen aan de Blinkenlaan 9) te Heiloo, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,

- door over de onderbroek heen de vagina van die [slachtoffer 1] te betasten,

en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat

verdachte genoemde handeling op een onverhoedse wijze heeft verricht zonder dat die [slachtoffer 1] die kon verhinderen en/of hier tegen (direct) verzet kon bieden en/of

nadat die [slachtoffer 1] zijn hand had weggetrokken en/of aangegeven dat het gedrag ongewenst was, is doorgegaan met de hiervoor genoemde handeling;

Feit 2

hij op of omstreeks 14 augustus 2018 (in de slaapkamer van een woning gelegen aan de Blinkenlaan 9) te Heiloo, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,

- door een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen,

en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat

die [slachtoffer 1] eerder aan hem te kennen had gegeven dat zij niet gediend was van zijn seksuele avances en/of

verdachte onverwachts die kamer is binnen gelopen en/of

verdachte genoemd seksueel binnendringen op een onverhoedse wijze heeft verricht zonder dat die [slachtoffer 1] dit kon verhinderen en/of hier tegen (direct) verzet kon bieden;

Feit 3

hij op of omstreeks 19 mei 2018 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten

het zoenen van die [slachtoffer 2] en/of

het wrijven over en/of voelen tussen de benen van die [slachtoffer 2] en/of

het betasten van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of

het zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] ,

en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte onverhoeds die ontuchtige handelingen heeft uitgevoerd en/of terwijl die [slachtoffer 2] meermalen verbaal en/of non verbaal had aangegeven dit gedrag niet te willen en/of hiervan niet gediend te zijn,

in zijn auto met die [slachtoffer 2] naar een voor die [slachtoffer 2] onbekend en/of afgelegen bospad, althans een voor die [slachtoffer 2] onbekende locatie, is gereden en/of

die [slachtoffer 2] tegen zijn auto heeft aangeduwd en/of

de hand van die [slachtoffer 2] heeft gepakt en/of naar zijn penis heeft getrokken en/of op zijn penis heeft gelegd

waardoor een bedreigende situatie is ontstaan waartegen zij zich niet kon verzetten en/of waaraan zij zich niet kon onttrekken;

Feit 4

primair

hij in of omstreeks de periode van 24 april 2014 tot en met 1 mei 2014 te Meknes en/of Fez, althans in Marokko, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,

- door meermalen, althans eenmaal, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] te brengen,

en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte onverhoeds die handelingen heeft uitgevoerd en/of terwijl die [slachtoffer 3] meermalen verbaal en/of non-verbaal had aangegeven dit gedrag niet te willen en/of hiervan niet gediend te zijn,

onverwachts/onaangekondigd de slaapkamer van die [slachtoffer 3] is binnen gegaan en/of de deur dicht heeft gedaan en/of

die [slachtoffer 3] op het bed heeft geduwd en/of

op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of haar heeft vast gehouden en/of

die [slachtoffer 3] tegen een muur heeft geduwd en/of

de onderbroek en/of pyjamabroek van die [slachtoffer 3] opzij en/of naar beneden heeft getrokken en/of

onverhoeds zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd,

waardoor een bedreigende situatie is ontstaan waartegen zij zich niet kon verzetten en/of waaraan zij zich niet kon onttrekken;

subsidiair

hij in of omstreeks de periode van 24 april 2014 tot en met 1 mei 2014 te Meknes en/of Fez, althans in Marokko, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid

[slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het, seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , onverhoeds en/of terwijl die [slachtoffer 3] verbaal en/of non-verbaal had aangegeven dit gedrag niet te willen en/of hier niet van gediend te zijn

onverwachts/onaangekondigd de slaapkamer van die [slachtoffer 3] is binnen gegaan en/of de deur heeft dicht gedaan en/of

zijn broek heeft laten zakken en/of

die [slachtoffer 3] op het bed heeft geduwd en/of

op die [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of haar heeft vastgehouden en/of

die [slachtoffer 3] tegen een muur heeft geduwd en/of

de onderbroek en/of pyjamabroek van die [slachtoffer 3] opzij en/of naar beneden heeft getrokken en/of

zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd,

waardoor een bedreigende situatie is ontstaan waartegen zij zich niet kon verzetten en/of waaraan zij zich niet kon onttrekken, terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature