Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

bekrachtiging schriftelijk aanwijzing gegeven aan de moeder van de minderjarige, nu de moeder geen medewerking verleent aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling en niet in samenwerking treedt met de GI en de hulpverlening.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Haarlem

Zaaknummer: C/15/349037 / JU RK 24/249

Datum uitspraak: 28 maart 2024

Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),

gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen: de GI,

over

[de minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum] te [plaats] in Suriname,

hierna te noemen: [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

wonende in [plaats] ,

hierna te noemen: de moeder.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in haar beoordeling:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 9 februari 2024.

1.2.

De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Daarbij was aanwezig:

- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.

1.3.

[toehoorder 1] en [toehoorder 2] , beiden namens de GI, waren als toehoorders aanwezig.

1.4.

De moeder is, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen en zonder bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.

2 De feiten

2.1.

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

2.2.

De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 maart 2023 [de minderjarige] voor de duur van drie maanden voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 24 maart 2023 gehandhaafd en daarna bij beschikking van 30 mei 2023 verlengd tot 30 mei 2024.

2.3.

Eveneens bij beschikking van 15 maart 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende vier weken met spoed uit huis te plaatsen. Die beslissing is bij beschikking van 24 maart 2023 gehandhaafd. De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 april 2023 opnieuw een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende vier weken uit huis te plaatsen in een crisisopvang. Daaropvolgend is bij beschikking van 24 april 2023 een machtiging uithuisplaatsing verleend tot 15 juni 2023. Die machtiging is daarna verlengd en duurt nu nog tot 30 mei 2024.

2.4.

[de minderjarige] verblijft sinds 20 september 2023 bij [jeugdzorginstelling] . Ze heeft ondanks de machtiging tot uithuisplaatsing in januari en februari 2024 enige tijd bij de moeder verbleven. Sinds 26 februari 2024 is ze terug op de groep bij [jeugdzorginstelling] .

2.5.

De GI heeft op 28 december 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:

1. “U onderhoudt het contact met Jeugdbescherming op een adequate manier. Dat betekent dat als Jeugdbescherming een boodschap op uw voicemail inspreekt of u een e-mail of whatsapp stuurt, u daarop binnen drie dagen reageert door terug te bellen of een mail of app te sturen naar de betrokken gezinsmanager.

2. Indien u verhinderd bent voor een afspraak met Jeugdbescherming dan dient u dat uiterlijk 3 werkdagen van te voren aan de gezinsmanager van Jeugdbescherming te laten weten. U geeft daarbij ook drie dagdelen aan waarop u wel beschikbaar bent voor een afspraak in de twee weken na de datum van de afgezegde afspraak;

3. U bent aanwezig en neemt actief deel aan de uitvoerdersoverleggen (evaluatiebesprekingen) met alle partijen (Jeugdbescherming, [jeugdzorginstelling] , school, YOUZ en Sensa Zorg) in wisselende samenstellingen;

4. Indien u verhinderd bent voor een uitvoerdersoverleg dan dient u dat uiterlijk 2 werkdagen van te voren aan de gezinsmanager van Jeugdbescherming te laten weten. U geeft daarbij ook drie dagdelen aan waarop u wel beschikbaar bent voor een afspraak in de zes tot acht weken na de datum van het door u afgezegde uitvoerdersoverleg;

5. U geeft, met behulp van Sensa Zorg, inzicht in bovenstaande vragen.”

3 Het verzoek

3.1.

De GI heeft verzocht om bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 28 december 2023, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

3.2.

De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat de moeder nog steeds onvoldoende meewerkt aan de doelen van de ondertoezichtstelling. Zij wil niet samenwerken met de hulpverlening die voor [de minderjarige] nodig is en haar medewerking aan de GI is al langere tijd gestagneerd. Er is geen contact met de moeder, waardoor niet kan worden gewerkt aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging door de moeder handvaten aan te reiken om sensitief te reageren op [de minderjarige] en wat zij nodig heeft.

De GI hoopte met het geven van de schriftelijke aanwijzing de noodzaak voor een samenwerking te verduidelijken, zodat actief kan worden gewerkt aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] .

3.3.

Ter zitting heeft de GI hieraan het volgende toegevoegd. De samenwerking met de moeder is nog verder verslechterd. Er is nu helemaal geen contact meer tussen de moeder en de GI enerzijds, en de moeder en de hulpverlening anderzijds. [de minderjarige] wilde na de vakantie in Suriname weer thuis wonen. De GI heeft haar wens gehonoreerd en [de minderjarige] niet geforceerd terug te keren naar [jeugdzorginstelling] . Het was kiezen tussen twee kwaden, waarbij de moeder als het minste kwaad werd gezien. [de minderjarige] heeft echter na de thuisplaatsing bij de moeder op school weer zorgelijke uitlatingen gedaan over het niet meer willen leven en over de thuissituatie, als gevolg waarvan zij op 26 februari 2024 is teruggeplaatst bij [jeugdzorginstelling] . Sinds deze plaatsing zijn er zorgen over verstoting van [de minderjarige] door de moeder. Het doet mentaal veel met [de minderjarige] . De GI heeft gepoogd via [de pleegdochter] (hierna te noemen: de pleegdochter) verbinding te krijgen met de moeder en het contact te onderhouden, met als doel de moeder te bewegen om met de GI en de hulpverlening samen te werken. Dit heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd.

4 De standpunten

De moeder 4.1.

De moeder heeft geen verweer gevoerd en is niet ter zitting verschenen. De kinderrechter leest in het verzoek van de GI dat de moeder over alle beslissingen en updates door de GI schriftelijk in kennis is gesteld. Naar aanleiding van de vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing heeft zij aan de GI het volgende laten weten:

“ja maar niet met jou”.

Tevens blijkt uit de e-mail van 19 januari 2024 van de pleegdochter namens de moeder het volgende:

“[…] Moeder is niet in staat verder met jullie gesprekken te voeren omdat ze nu bezig is met haar eigen gezondheid wat sinds vorig jaar wat slechter is geworden door het hele uithuisplaatsing plaatsing van haar dochter van haar huisarts moet ze het bewijzen dat het de eerste zes maanden goed gaat met haar anders moet ze van medicatie leven en dat is niet wat wij allemaal op zitten te wachten. Moeder heeft gezegd dat ik verder met jullie mag gaan tot het einde van [de minderjarige] haar terug huis plaatsing ook het gesprek van 23 kan ze er niet bij zijn dus dan ben ik alleen aanwezig tijdens het videogesprek. Moeder zegt dat [de minderjarige] verder begeleid mag worden door [naam] maar dat zij wel weet wat hoe en wanneer dat allemaal gebeurd.”.

[de minderjarige]

4.2.

Het verzoek is door de GI niet met [de minderjarige] besproken omdat zij heeft last van schuldgevoelens naar haar moeder, familie, de hulpverlening en anderen, waardoor zij niet goed weet aan te geven wat zij zou willen.

5 De beoordeling

5.1.

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt met of niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan van aanpak, of indien dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van artikel 1:263, derde lid, BW kan de GI de kinderrechter onder meer verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.

5.2.

Een schriftelijke aanwijzing valt aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht . Bij de beoordeling van de vraag of de door de GI gegeven schriftelijke aanwijzing de rechterlijke toets kan doorstaan, moet de vraag worden beantwoord of dit besluit voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dat betekent dat de kinderrechter moet beoordelen of bij de besluitvorming door de GI de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen. Wat de inhoudelijke toets betreft, moet de kinderrechter beoordelen of de GI in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzing heeft kunnen komen en of de schriftelijke aanwijzing in het belang van het kind kan worden geacht. Bij de beoordeling van de noodzaak om een schriftelijke aanwijzing te geven komt de GI een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de GI, na gaat of er in de gegeven omstandigheden voldoende grond is om een schriftelijke aanwijzing te geven. Bij de beoordeling daarvan kan de kinderrechter rekening houden met gewijzigde omstandigheden (toetsing ex nunc).

5.3.

De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van 28 december 2023 mede gelet op de vooraankondiging zorgvuldig tot stand is gekomen en ook voldoende is gemotiveerd. Gelet op de bewoordingen en de hiervoor weergegeven korte reactie van de moeder is voldoende duidelijk dat de GI met de aanwijzing wil dat de moeder medewerking verleent aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling en haar tot samenwerking met de GI wil bewegen. De GI kon ook in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzing komen omdat de moeder eerder leek mee te willen werken aan het hulpverleningstraject van YOUZ, maar inmiddels is gebleken dat de moeder dat niet doet en helemaal geen contact onderhoudt met de GI en de hulpverlening. Gedurende de tijdelijke terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder in de afgelopen maanden is er, ondanks het verzoek van de GI aan de moeder om inzicht te verschaffen in de thuissituatie en de samenwerking aan te gaan, niets veranderd aan die niet coöperatieve houding van de moeder en heeft de moeder het contact met de GI helemaal verbroken. Daar komt bij dat [de minderjarige] na zorgelijke uitlatingen op school sinds 26 februari 2024 weer bij [jeugdzorginstelling] verblijft. Daar wordt gezien wordt dat [de minderjarige] bang is om verstoten te worden door de moeder wat grote impact heeft op [de minderjarige] ’s welbevinden. Deze recente ontwikkeling onderstreept alleen maar dat de medewerking en betrokkenheid van de moeder bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling zoals vermeld in de schriftelijke aanwijzing in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is.

Uit de overgelegde email-berichten van en namens de moeder blijkt duidelijk dat de moeder niet van plan is met de GI samen te werken. Dat de moeder bezig is met haar eigen gezondheid neemt niet weg dat die samenwerking zoals hiervoor overwogen in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is.

De schriftelijke aanwijzing is daarom passend en dient het doel van de ondertoezichtstelling. De schriftelijke aanwijzing houdt ook voldoende verband met de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Tot slot maakt de schriftelijke aanwijzing niet onevenredig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de moeder. De beslissing voldoet daarmee aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Mede gelet hierop zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van 28 december 2023 bekrachtigen, zodat de moeder rechtens gehouden is deze na te komen. De kinderrechter hoopt dat de moeder, in het belang van [de minderjarige] , haar opstelling heroverweegt en alsnog in contact treedt met de GI en de hulpverlening.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1.

bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 28 december 2023;

6.2.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature