Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

[Eiser] stellen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] lijden doordat [gedaagde] tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten geldleningsovereenkomst niet is nagekomen en (daardoor) onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser.] af. Er is niet komen vast te staan dat een geldleningsovereenkomst is gesloten tussen [gedaagde] en [eiser]. [Gedaagde] heeft over de financiering van € 1,8 miljoen alleen gesproken met [betrokkene]. Dat [gedaagde] wist dat het geld ten goede zou komen aan[eiser], betekent niet dat hij met [eiser] een geldleningsovereenkomst heeft gesloten. Ook de in reconventie gevorderde vergoeding van de volledige advocaatkosten van[gedaagde] wijst de rechtbank af.

Uitspraak



RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknummer: C/15/346448 / HA ZA 23-654

Vonnis van 31 juli 2024

in de zaak van

1 LIFE FIT CENTRE HAARLEM B.V.,

te Haarlem,2. [eiser 2] B.V.,

te [plaats 1] ,3. [eiser 3],

te [plaats 1] ,

eisers in conventie, verweerders in reconventie,

hierna te noemen: Life Fit, [eiser 2] en [eiser 3] , en gezamenlijk [eisers] ,

advocaat: mr. V.H.B. Kruit,

tegen

[gedaagde] ,

te [plaats 2] (België),

gedaagde in conventie, eiser in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

advocaat: mr. P.P. Hoyng.

De zaak in het kort

[eisers] exploiteren een sportschool in een pand in Haarlem. Eind 2020 hadden [eisers] de kans om het pand te kopen van de verhuurder.

[gedaagde] is een vriend van [betrokkene 1] , destijds de partner van [eiser 3] . [betrokkene 1] heeft met [gedaagde] gesproken over de financiering door [gedaagde] van € 1,8 miljoen voor (onder meer) de koop van 50% van het pand door [eisers] [gedaagde] heeft die financiering uiteindelijk niet verstrekt. Het pand is vervolgens verkocht aan een derde, die de huur van Life Fit heeft opgezegd.

[eisers] stellen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eisers] daardoor lijden, omdat [gedaagde] de tussen [eisers] en [gedaagde] gesloten geldleningsovereenkomst niet is nagekomen en (daardoor) onrechtmatig heeft gehandeld. [gedaagde] betwist onder meer dat hij een geldleningsovereenkomst met [eisers] heeft gesloten.

De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af. Er is niet komen vast te staan dat een geldleningsovereenkomst is gesloten tussen [gedaagde] en [eisers] [gedaagde] heeft over de financiering van € 1,8 miljoen alleen gesproken met [betrokkene 1] . Dat [gedaagde] wist dat het geld ten goede zou komen aan [eisers] en (mede) gebruikt zou worden voor de koop van een aandeel in het pand, betekent niet dat hij met [eisers] een geldleningsovereenkomst heeft gesloten. [gedaagde] heeft ook niet onrechtmatig gehandeld tegenover [eisers] door de geldlening niet aan [betrokkene 1] te verstrekken.

Ook de in reconventie gevorderde vergoeding van de volledige advocaatkosten van [gedaagde] wijst de rechtbank af. Dat [eisers] hun vorderingen hebben gebaseerd op feiten waarvan zij de onjuistheid kenden of op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, is namelijk niet gebleken.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 3 april 2024, waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;

- de akte aanvullende producties 13 tot en met 25 van [gedaagde] ;

- de door [eisers] in het geding gebrachte aanvullende producties 12 en 13;

- de mondelinge behandeling van 18 juni 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden en waarbij [eisers] hun eis hebben gewijzigd en spreekaantekeningen hebben overgelegd.

1.2.

Ter zitting is beslist dat de door [eisers] ingediende producties 12 en 13 worden toegelaten, hoewel zij later zijn ingediend dan de in artikel 87 lid 6 Rv gestelde termijn. Ook is ter zitting beslist dat de eiswijziging van [eisers] , ter zitting gedaan, wordt toegelaten, ondanks het daartegen door [gedaagde] gemaakte bezwaar. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld na de zitting bij akte inhoudelijk te reageren op de eiswijziging van [eisers] Bij akte van 3 juli 2024 heeft hij, in plaats daarvan, enkel nogmaals bezwaar gemaakt tegen de toelaatbaarheid van de eiswijziging, waarop ter zitting al was beslist.

1.3.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

Partijen

2.1.

Life Fit exploiteert sinds 1995 een sportschool in Haarlem. De sportschool is sinds haar oprichting in 1995 gevestigd in een pand aan de Zeedistelweg 1 in Haarlem (hierna: het pand).

2.2.

Sinds 2004 is Life Fit Holding B.V. enig bestuurder en enig aandeelhouder van Life Fit. Enig bestuurder en enig aandeelhouder van Life Fit Holding is [eiser 2] . Enig bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser 2] is [eiser 3] .

2.3.

Vanaf 2008 (tot medio 2022) had [eiser 3] een affectieve relatie met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ). [betrokkene 1] verrichtte ook werkzaamheden voor de onderneming van Life Fit, waaronder voor de marketing en communicatie. [gedaagde] is een vriend van [betrokkene 1] .

Oprichting Share Life Fit en koop van het pand door Share Life Fit

2.4.

Life Fit huurde het pand aanvankelijk van Parree Beheer B.V. (hierna: Parree). Bij aanvang van de huur heeft Life Fit een eerste recht tot koop van het pand bedongen.

2.5.

In 2020 heeft Parree besloten het pand te verkopen. [eiser 2] verkreeg (in de plaats van Life Fit) het eerste recht op koop van het pand en in dat kader is met Parree een koopovereenkomst gesloten voor een koopprijs van € 2.500.000,- (hierna ook: de koopsom), met een afnameverplichting per 1 november 2020.

2.6.

[betrokkene 2] , althans zijn vennootschap RSB Brothers B.V. (hierna: RSB), waarvan (ook) [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) bestuurder is, was bereid om 50% van de koopsom van het pand te financieren, waarbij RSB een onverdeeld aandeel van 50% van het eigendom van het pand zou verkrijgen.

2.7.

Op 21 september 2020 heeft notaris G.E.A. Kienhuis (hierna: de notaris) een conceptoprichtingsakte opgesteld van Share Lifefit Real Estate B.V. (hierna: Share Life Fit). Daaruit blijkt dat Share Life Fit zou worden opgericht door [eiser 2] en RSB, met (onder andere) als doel het pand in eigendom te verkrijgen.

2.8.

Op 15 oktober 2020 heeft [betrokkene 3] (van RSB) een e-mail gestuurd aan de notaris, met kopie aan [eiser 3] en [betrokkene 1] , met de volgende inhoud:

“Nu de overdracht van de Zeedistelweg 1 te Haarlem aanstaande is en [eiser 3] nog niet de helft van het aankoopbedrag heeft geregeld, willen we bij deze z.s.m. een standaard “Share Invest .. BV” oprichten, zoals wij dat reeds eerder (…) hebben opgericht. Op deze wijze kan er op 1 november aanstaande worden afgenomen. De naam Share LifeFit RE BV is de naam van de BV.

Zoals ook aan jou bekend heeft [eiser 2] tot 1-2-2021 de tijd om de helft van het aankoopbedrag te regelen, op het moment dat hij het benodigde geld heeft geregeld, kan hij instappen voor 50% van de aandelen. (…)”

2.9.

Omstreeks 15 oktober 2020 is Share Life Fit opgericht. RSB werd de enige bestuurder en aandeelhouder van Share Life Fit.

2.10.

Op 30 oktober 2020 heeft Share Life Fit het eigendom van het pand verkregen tegen betaling van de koopsom aan Parree.

Berichten van/aan [gedaagde] over financiering

2.11.

[gedaagde] heeft [betrokkene 1] op verschillende momenten berichten gestuurd via WhatsApp, die hieronder deels worden weergegeven:

Op 18 december 2020 schreef [gedaagde] aan [betrokkene 1] : “Hoi [betrokkene 1] ! Tussen ons is alles nu geregeld betreffende de totale financiering. Volgende week maandag of dinsdag ronden we het af. Spreek je maandag. (…)”

Op 31 december 2020 schreef [gedaagde] aan [betrokkene 1] : “Beste [betrokkene 1] , Heb de laatste dagen enorm m’n best gedaan om de financiering van de 1.8m nog dit jaar overgemaakt te krijgen, maar is helaas niet gelukt. Als het goed is staat het er de 1ste week van 2021 op. Natuurlijk wel tegen de afgesproken 2% rente. Hoop dat jullie hiermee voorlopig geholpen zijn en ik verwacht het 1ste jaar al een deel van de aflossing. Dit hoeft geen groot bedrag te zijn maar een gebaar. Rest bespreken we volgende week, maar hoop dat dit voor [eiser 2] peace of mind geeft.”

Op 14 januari 2021 schreef [gedaagde] aan [betrokkene 1] : “Hoi [betrokkene 1] , de 1.8m is zo goed als vrijgemaakt en kan ik begin volgende week overmaken. Heeft allemaal langer geduurd dan gedacht. Het zij zo. Procesverloop bespreken we nog binnenkort. Ben er om jullie te helpen. Verwacht wel een deelbetaling dit jaar nog. Wat je maar kunt. 7.5K is vandaag overgemaakt om eerste hulp te bieden. Ok. (…)”

Op 25 januari 2021 schreef [gedaagde] aan [betrokkene 1] : “Hoi [betrokkene 1] . Had je van het weekend al een bericht willen sturen, maar moest nog eerst alles in orde krijgen. Na het gesprek van gister begrijp ik ook wat dit van jou naar [eiser 2] doet. Volgende week in het begin van de week zal het grote bedrag er staan. 7500 euro staat er morgen bij. Spreek je morgen nog. (…)”

2.12.

[gedaagde] heeft [betrokkene 1] op 29 januari 2021 een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

“Beste [betrokkene 1] ,

We zijn nu al een aantal maanden bezig met elkaar m.b.t. de lening van 1,8 miljoen Euro. Door omstandigheden heeft alles wat langer geduurd dan we hadden gedacht. Zoals het er nu naar uitziet komen we er in de eerste week van februari uit en zal het bedrag dus volgende week overgemaakt gaan worden op jouw ING -rekening.

Samen zullen we nog wel het een en ander moeten ondertekenen, maar dat doen we als ik weer over de grens mag. Voorlopig ziet het er naar uit, dat dit pas na 1 maart zal gaan worden. (Hopelijk gaat de regering van België deze corona-maatregel niet nog eens verlengen)

Je weet dat ik graag op de achtergrond blijf met deze financiering, maar begrijp ook dat je iets op papier moet hebben omdat je niet op tijd kunt leveren. Hopelijk heb ik je hiermee kunnen helpen.”

2.13.

Op (zondag) 31 januari 2021 heeft [betrokkene 1] de notaris gevraagd een conceptakte op te stellen voor de levering van de helft van de aandelen in Share Life Fit en gemeld dat zij had afgesproken dat de overname zou worden uitgesteld tot “uiterlijk volgende week”. [betrokkene 3] (van RSB) heeft daarop per e-mail van 1 februari 2021 aan de notaris, met kopie aan [gedaagde] , als volgt geantwoord:

“Vandaag 1 februari 2021 betreft in deze de deadline, dat blijft dan ook gestand. Na 13 maanden ga ik als directeur van Share Invest BV en Share LifeFit RE BV, of de eigenaren [betrokkene 2] , niet meer mee in nog meer mooie verhalen/ rekken/ beloften van [betrokkene 1] . Er staan momenteel ook nog 2 maanden huur open, groot ca. 30K.

Let wel; [betrokkene 1] heeft laten weten een financier gevonden te hebben, in deze de heer [gedaagde] (zie CC). Voor verkoop van, participatie in, de helft van betreffend vastgoed staan wij niet afwijzend tegenover, graag zelfs en altijd, hier kunnen vanaf de deadline vandaag echter geen rechten meer uit ontleend worden.

Laat de financier gelieve eerst verklaren bekend te zijn met;

de actuele jaarcijfers t/m 2020 van [eiser 2] BV.

de actuele jaarcijfers t/m 2020 van [bedrijf] BV.

de heersende hypotheken op het woonhuis van [eiser 2] .

de actuele saldi.

correspondentie belastingdienst / accountant [betrokkene 5] .

correspondentie en verstandhouding Rabobank Haarlem & omstreken.

Laat de financier na zijn akkoord omtrent bovenstaand aantonen waar betreffende 1.8 mio financiering gereed staat middels een bankverklaring. [betrokkene 1] liet [betrokkene 6] weten zekerheid vanuit België of Luxemburg aan te tonen, tot op heden heb ik nog niets gezien of ontvangen. In het kader van KYC vraag ik jullie kantoor hierbij dan ook extra alert te zijn, immers ik ga er niet in mee indien iets twijfelachtig of discutabel is. Tevens is het mijn plicht, namens de

aandeelhouders, de financier hier op te wijzen.

Let wel;

Indien de financiering doorgang bevindt of kan bevinden, dienen eerst de 2 achterstallige huurtermijnen te worden voldaan, groot ca. 30K (icl. kosten aan de deurwaarder).

De overdracht en betaling van de koopsom dient uiterlijk vrijdag as. te geschieden, in deze 5 februari 2021.

Het voordeel inzake de overdrachtsbelasting komt verkoper toe.

De financier verkrijgt enkel en alleen zekerheid middels hypotheek op de onverdeelde helft van het vastgoed.

Wij gaan niet garant staan voor nakoming financiering LifeFit cs./ beide holdings.

Bovenstaand dient 100% voor kosten van [eiser 2] en/of [betrokkene 1] te geschieden.

Mocht de financiering en verkoop uiterlijk as. vrijdag géén doorgang bevinden, dan blijft LifeFit cs. simpelweg huurder, koop breekt geen huur, er ligt in mijn optiek méér prioriteit bij het voeren en continueren van een gezonde bedrijfsvoering dan bij het aangaan van nog méér financieringen. Wij hebben er belang bij dat LifeFit cs. het gaat redden en kan blijven voortbestaan, niets meer, niets minder.”

2.14.

[gedaagde] heeft op 1 februari 2021 als volgt per e-mail gereageerd aan de notaris, met kopie aan [betrokkene 1] :

“Beste meneer Kienhuis,

Bij deze wil ik u melden dat ik volledig op de hoogte ben van alles. Ik heb de mail gelezen en weet waar ik aan begin. Het geld is er. (…)”

2.15.

Op 2 februari 2021 (9.56 uur) heeft de notaris als volgt geantwoord in een e-mail aan [betrokkene 3] (RSB), met kopie aan [betrokkene 1] , [eiser 3] en [gedaagde] :

“Ik begrijp dat we aanstaande vrijdag gaan draaien, omdat jullie een finaal uitstel hebben verleend tot aanstaande vrijdag.

Er is mij toegezegd dat ik ook nog vandaag een belafspraak heb met de heer [gedaagde] , zodat ik alles ook zelf kan verifiëren.

Ik reserveer om 14:00 uur voor het tekenen.

Ik kijk even hoe het met de overdrachtsbelasting moet lopen, maar het idee is mij duidelijk.

Er wordt alleen zekerheid verstrekt op de onverdeelde helft van het vastgoed.

De koopsom (inclusief overdrachtsbelasting) moet voor het passeren (!) op mijn derdengeldenrekening staan (zie hieronder).”

2.16.

In een e-mail van 2 februari 2021 (1.30 PM) heeft [gedaagde] aan [betrokkene 1] het volgende geschreven:

“Beste [betrokkene 1] ,

Ik heb mij bedacht naar aanleiding van diverse berichten. De lening gaat niet door. Je kan dit doorgeven aan de notaris. (…)”

2.17.

Per e-mail van 3 februari 2021 (13.36 uur) aan [betrokkene 1] , met kopie aan [eiser 3] , heeft de notaris het volgende geschreven:

“Ik heb hem [ [gedaagde] , rechtbank] gesproken.

Hij gaat zorgen dat jij het geld vrijdag bij mij kunt hebben via jouw rekening.

Let op dergelijke bedragen kun je niet zomaar overmaken en het kan zijn dat de bank het vasthoudt tot zij hebben bekeken hoe hij aan zijn geld komt.

Gelijk naar mij is veiliger.”

2.18.

Op 8 februari 2021 heeft [gedaagde] aan [betrokkene 1] een WhatsApp-bericht gestuurd met de volgende inhoud:

“Hoi [betrokkene 1] , dat geld is onderweg. No worries. Zal morgen of overmorgen op jouw rekening staan. Grtjs [gedaagde]

PS twijfel niet aan me.”

2.19.

In een WhatsApp-bericht van 26 februari 2021 heeft [gedaagde] het volgende geschreven:

“Zou [betrokkene 1] vandaag bellen maar ben al heel de ochtend bezig en komt er

gewoon niet van. Moet zo ook weer weg. Enfin....probeer dit weekend om een rustig moment te vinden. Gelden zijn geregeld. Er is een vertraging maar leg ik nog uit. Komt goed. Het kan er elk moment zijn. Die extra 10 duizend staat er vanmiddag of maandagmorgen bij. Begrijp dat ze dit dringend nodig heeft.”

2.20.

Op 18 augustus 2021 heeft [eiser 3] aan [gedaagde] een bericht gestuurd met de volgende inhoud:

“He kerel. Hoe gaat t? Het spijt me dat ik je lastig moet vallen maar zou je me alsjeblieft willen vertellen welke afspraken jij en [betrokkene 1] hebben gemaakt. Ik hoor al tijden dat jij bereid bent om ons financieel te helpen en dat bepaalde bedragen zijn/worden overgemaakt maar keer op keer komt het niet binnen. Heb meerdere app’s van je gezien waarin je aangeeft dat er 1,8 milj. is overgemaakt of dat t over wordt gemaakt en dat we het binnen een aantal dagen binnen hebben. Je hebt zelfs met de notaris en [betrokkene 6] de vastgoedman gesproken dat t komt maar daarna is er niks gebeurd. Hoor wel steeds dat t goed komt maar zie niks gebeuren. Ik vraag al tijden om een simpel bewijs maar ook dat krijg ik maar niet.

Wat is er nou aan de hand [gedaagde] ? Waarom loopt het zoals het loopt? Ben inmiddels wanhopig en compleet aan mn eindje. De valse beloftes slopen me. Zeg me gewoon eerlijk wat er is afgesproken want hier word ik gek van.

Hoor graag van je. Gr. [eiser 2]”

Verkoop aandelen Share Life Fit en huuropzegging

2.21.

In mei 2022 heeft [eiser 3] vernomen dat RSB de aandelen in Share Life Fit heeft overgedragen aan Hoorne Vastgoed B.V.

2.22.

Share Life Fit heeft in juni 2022 mondeling aangekondigd dat de huurovereenkomst niet zal worden verlengd en dus zal eindigen op 30 juni 2024. Op 3 mei 2023 heeft zij de huurovereenkomst schriftelijk opgezegd tegen 30 juni 2024.

2.23.

Ondanks de huuropzegging hoeft Life Fit het pand niet per 1 juli 2024 te verlaten, omdat de voorgenomen herontwikkeling vertraging heeft opgelopen. Hoe lang Life Fit nog gebruik kan maken van het pand is onduidelijk.

Aansprakelijkheidsstelling [gedaagde]

2.24.

Op 5 december 2022 heeft (de advocaat van) [eisers] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijden als gevolg van het nalaten van [gedaagde] om zijn financieringstoezeggingen gestand te doen, begroot op € 7.371.522,79. (De advocaat van) [gedaagde] heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen, onder meer per e-mail van 12 december 2022.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eisers] vorderen - samengevat en na wijziging van eis - dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

I. voor recht verklaart dat [gedaagde] te kort is geschoten jegens [eisers] in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de geldleningsovereenkomst en derhalve aansprakelijk is voor de door [eisers] geleden en nog te lijden schade;

Subsidiair:

II. voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en derhalve aansprakelijk is voor de door [eisers] geleden en nog te lijden schade.

Zowel primair als subsidiair:

III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser 2] van € 2.653.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente, dan wel een bedrag nader op te maken bij staat;

IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser 3] van € 250.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente, dan wel een bedrag nader op te maken bij staat;

V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Life Fit van € 70.418,48 te vermeerderen met de wettelijke rente, dan wel een bedrag nader op te maken bij staat;

een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.

3.2.

[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat tussen [eisers] en [gedaagde] een geldleningsovereenkomst is gesloten, op grond waarvan [gedaagde] verplicht was € 1,8 miljoen uit te lenen aan [eisers] zouden van dat bedrag € 1.250.000,- gebruiken voor de koop van 50% van (de aandelen in de vennootschap die eigenaar is van) het pand, € 250.000,- voor de aflossing van de hypotheek van [eiser 3] en € 300.000,- voor zakelijke investeringen in Life Fit. [gedaagde] is volgens [eisers] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting tot afgifte van het uitgeleende bedrag, en verkeert in verzuim, zodat hij aansprakelijk is voor de schade die [eisers] daardoor lijden.

Subsidiair betogen [eisers] dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door de geldlening aan [eisers] toe te zeggen en deze niet aan hen te verstrekken. [eisers] mochten erop vertrouwen dat [gedaagde] zijn toezeggingen om het geld aan hen uit te lenen zou nakomen. Zijn handelen levert daarom een inbreuk op van het ongeschreven recht zoals in het maatschappelijk verkeer betaamt, aldus het betoog van [eisers]

3.3.

[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

in reconventie

3.4.

[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] veroordeelt in de volledige proceskosten van deze procedure, te vermeerderen met nasalaris en de wettelijke rente.

3.5.

[gedaagde] legt hieraan ten grondslag dat gelet op de evidente ongegrondheid van de vorderingen van [eisers] , in verband met de betrokken belangen van [gedaagde] , het instellen van de vorderingen door [eisers] achterwege had behoren te blijven. [eisers] baseren hun vorderingen volgens [gedaagde] op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden of behoorden te kennen en op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat zij geen kans van slagen hadden, waardoor [gedaagde] nodeloos op kosten wordt gejaagd, aldus [gedaagde] .

3.6.

[eisers] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie

Geldleningsovereenkomst tussen [eisers] en [gedaagde] ?

4.1.

Aan de rechtbank ligt in de eerste plaats ter beoordeling voor of er tussen [eisers] en [gedaagde] een geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen.

4.2.

[gedaagde] betwist dat sprake is van een geldleningsovereenkomst waarbij [eisers] partij zijn. Hij voert aan dat hij nooit te maken heeft gehad met [eisers] en dat hij over het bedrag van € 1,8 miljoen alleen gesproken heeft met [betrokkene 1] . [gedaagde] wist weliswaar dat [betrokkene 1] het geld wilde gebruiken voor de koop van het pand door [eisers] , maar dat was een keuze van [betrokkene 1] waar [gedaagde] buiten stond. [gedaagde] was goed bevriend met [betrokkene 1] en was daarom bereid aan haar de financiering verstrekken, maar bij (de aankoop van het pand door) [eisers] wilde hij niet betrokken worden, aldus [gedaagde] .

Beoordelingsmaatstaf: wie is partij bij de gestelde geldleningsovereenkomst?

4.3.

Het antwoord op de vraag wie partij is bij een geldleningsovereenkomst is allereerst afhankelijk van de vraag met wie de uitlener ( [gedaagde] ) een leningsovereenkomst heeft willen aangaan. Als een ander dan de beoogde leningnemer dacht, en redelijkerwijs mocht denken dat de uitlener de geldleningsovereenkomst met hem wilde sluiten, komt er echter een overeenkomst tot stand tussen de uitlener en de derde. Het antwoord op de vraag of de derde redelijkerwijs mocht denken dat het aanbod tot hem gericht was, is in dat geval afhankelijk van hetgeen de uitlener, de beoogde leningnemer en de derde jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort onder meer de voor de betrokkenen kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn.

4.4.

Niet van (doorslaggevend) belang is waarvoor het geld wordt aangewend, wie het geld (uiteindelijk) zal ontvangen/gebruiken en of de uitlener dit ten tijde van het verstrekken van de geldlening wist of had moeten weten. Dat het geld, al dan niet met medeweten van de uitlener, aan een partij ten goede zal komen, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat uitlener (dus) met díe partij een overeenkomst van geldlening heeft gesloten.

4.5.

De rechtbank komt, gelet op deze beoordelingsmaatstaf, tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat een geldleningsovereenkomst is gesloten tussen [eisers] en [gedaagde] . De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.

Partijbedoeling: [gedaagde] wilde niet contracteren met [eisers] maar met [betrokkene 1]

4.6.

[gedaagde] heeft gemotiveerd aangevoerd dat, hoewel hij wist dat de financiering uiteindelijk door [eisers] zou worden gebruikt, het niet zijn bedoeling was om met [eisers] een geldleningsovereenkomst aan te gaan. Hij wilde [betrokkene 1] als vriend helpen, en wat zij met het geld zou doen was haar zaak, aldus nog steeds [gedaagde] . Dit betoog van [gedaagde] vindt (onder meer) steun in zijn e-mail aan [betrokkene 1] van 29 januari 2021, waarin hij onder meer schrijft dat hij “op de achtergrond blijf[t]” met de financiering en dat [betrokkene 1] en [gedaagde] “samen” (en dus niet met [eisers] ) nog het een en ander moeten ondertekenen. Hierbij past ook dat dat [gedaagde] de te lenen gelden (ondanks de daaraan verbonden praktische bezwaren) wilde overmaken op de rekening van [betrokkene 1] (en niet rechtstreeks op de rekening van de notaris). [eisers] hebben daarop onvoldoende gereageerd (en niet betwist dat zij destijds bekend waren met deze e-mails), zodat de rechtbank van de juistheid van dit betoog van [gedaagde] uitgaat.

Geen verwachting van [eisers] dat een geldleningovereenkomst tot stand was gekomen

4.7.

Naar het oordeel van de rechtbank is bovendien niet gebleken dat [eisers] daadwerkelijk in de veronderstelling verkeerden dat een geldleningsovereenkomst tot stand was gekomen met [gedaagde] . Dat betoog van [eisers] is naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet te rijmen met de inhoud van het WhatsApp-bericht van [eiser 3] aan [gedaagde] van 18 augustus 2021. Daarin vraagt [eiser 3] aan [gedaagde] “welke afspraken jij [ [gedaagde] , rechtbank] en [betrokkene 1] [ [betrokkene 1] , rechtbank] hebben gemaakt”. Hieruit leidt de rechtbank af dat [eisers] zelf de eerdere verklaringen van [gedaagde] tegenover [betrokkene 1] niet aldus hebben opgevat, dat een overeenkomst tussen [eisers] en [gedaagde] was gesloten.

Hoedanigheid van gesprekspartijen: alleen [betrokkene 1] heeft gesproken met [gedaagde]

4.8.

De rechtbank overweegt verder dat vast staat dat niet [eisers] , maar [betrokkene 1] met [gedaagde] heeft gesproken over het verstrekken van een financiering van € 1,8 miljoen door [gedaagde]. [eisers] hebben daarover dus niet gesproken of onderhandeld met [gedaagde] .

4.9.

[eisers] stellen niet dat [betrokkene 1] tijdens haar gesprekken met [gedaagde] over de financiering van het bedrag van € 1,8 miljoen handelde in hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eisers] Aan de beoordeling of [betrokkene 1] bevoegd was om [eisers] te vertegenwoordigen (en voor [gedaagde] kenbaar was dat [betrokkene 1] in hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eisers] optrad), hetgeen [gedaagde] uitdrukkelijk betwist, komt de rechtbank daarom niet toe. [eisers] baseren hun vordering daar immers niet op.

4.10.

Zowel in de diverse WhatsApp-berichten als in de correspondentie met de notaris is het steeds [betrokkene 1] die het contact met [gedaagde] legt en [betrokkene 1] die het voortouw neemt. Wanneer [eisers] de beoogde wederpartij ven [gedaagde] waren geweest, had het voor de hand gelegen dat [eisers] op enig moment actief hadden deelgenomen aan het overleg met [gedaagde] , of toch ten minste aan [gedaagde] te kennen hadden gegeven dat zij akkoord waren met de door hem verstrekte lening en de daarbij overeengekomen condities. [eisers] hebben echter geen enkele [eiser 3] gespeeld in het hele onderhandelingstraject en [eiser 3] heeft zich pas in augustus 2021 – dus lang nadat de uiterste termijn voor de koop van een aandeel in het pand was verstreken – voor de eerste en enige keer rechtstreeks tot [gedaagde] gewend, die hem niet heeft geantwoord. Onder die omstandigheden mochten [eiser 3] c.s er redelijkerwijs niet op vertrouwen dat er (toch) een overeenkomst tussen hen en [gedaagde] tot stand was gekomen. De hierna te bespreken feiten en omstandigheden maken dat niet anders.

Dat financiering ten goede zou komen aan [eisers] is niet van (doorslaggevend) belang

4.11.

[eisers] betogen dat uit de WhatsApp-berichten van [gedaagde] aan [betrokkene 1] van 31 december 2020, 14 januari 2021 en 25 januari 2021, en de e-mail van 1 februari 2021 van [gedaagde] aan de notaris met kopie aan [betrokkene 1] , blijkt dat [gedaagde] wist dat [betrokkene 1] van plan was het bedrag van € 1,8 miljoen te gebruiken ten behoeve van [eisers] , namelijk (deels) voor de koop van het pand door [eiser 2] . De koopovereenkomst van het pand stond op naam van [eiser 2] en de € 1,8 miljoen zou bovendien betaald worden op de rekening van [eisers] , aldus [eisers]

Volgens [eisers] volgt hieruit dat – ofschoon alleen [betrokkene 1] contact heeft gehad met [gedaagde] over de geldlening – niet [betrokkene 1] , maar [eisers] de leningnemers zijn.

4.12.

[gedaagde] heeft erkend dat hij wist dat [betrokkene 1] van plan was om een deel van de financiering van € 1,8 miljoen te gebruiken voor de aankoop van het pand door [eisers] Dat staat dus vast. De omstandigheid dat de financiering (deels) zou worden aangewend voor de aankoop van het pand door [eisers] , en dat [gedaagde] zodoende wist dat het geld ten goede zou komen aan [eisers] , is echter op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] (dus) met [eisers] een overeenkomst van geldlening heeft gesloten De rechtbank verwijst nogmaals naar hetgeen in 4.4 van dit vonnis is overwogen. Die omstandigheid kan wel meewegen bij het oordeel over de vraag of [eisers] er redelijkerwijs op mochten vertrouwen dat er een leningsovereenkomst met hen tot stand was gekomen, maar dan moet er sprake zijn van bijkomende omstandigheden waarop [eisers] dat vertrouwen konden baseren. Die omstandigheden doen zich in dit geval niet voor. De passieve opstelling van [eisers] wijst juist de andere kant uit.

4.13.

[gedaagde] heeft verder in zijn WhatsApp-berichten van 31 december 2020, 14 januari 2021 en 25 januari 2021 geschreven dat hij hoopt dat “[eiser 2]” ( [eiser 3] ) en “jullie” ( [eiser 3] en [betrokkene 1] ) geholpen zijn met de financiering van € 1,8 miljoen. In zijn e-mail van 1 februari 2021 heeft [gedaagde] verder verklaard dat hij bekend is met de (financiële) informatie over [eiser 2] en [eiser 3] . Deze verklaringen van [gedaagde] gaan over wie het geld uiteindelijk zal gebruiken, maar niet over wie de contractspartij is bij de door [gedaagde] te verstrekken geldlening. [eisers] hebben uit deze verklaringen van [gedaagde] daarom redelijkerwijs niet mogen afleiden dat tussen hen en [gedaagde] een geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen.

4.14.

[eisers] hebben zich ook nog beroepen op het bericht van [gedaagde] van 26 februari 2021, dat volgens [eisers] is gestuurd aan [eiser 3] . [gedaagde] heeft betwist dat dit WhatsAppbericht is gestuurd aan [eiser 3] en heeft aangevoerd dat dit bericht bovendien geen betrekking heeft op de financiering van € 1,8 miljoen, maar op een andere lening aan [betrokkene 1] .

De rechtbank overweegt dat uit het overgelegde Whatsapp-bericht van 26 februari 2021 niet blijkt aan wie het bericht is gestuurd en over welke “gelden” het gaat. Het had – mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] – op de weg van [eisers] gelegen om dat nader toe te lichten, hetgeen zij niet hebben gedaan. Zelfs indien [eisers] veronderstellenderwijs worden gevolgd in hun betoog dat sprake is van een bericht van [gedaagde] aan [eiser 3] over de financiering van € 1,8 miljoen, is de rechtbank van oordeel dat [eiser 3] hieruit niet mocht afleiden dat tussen hem en [gedaagde] een geldleningsovereenkomst is gesloten. [gedaagde] sluit zijn bericht immers af met de opmerking “Begrijp dat ze [met wie niemand anders dan [betrokkene 1] bedoeld kan zijn, rechtbank] dit dringend nodig heeft”, hetgeen niet wijst op een geldleningsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eisers]

4.15.

Ook de stelling van [eisers] dat de financiering door [gedaagde] betaald zou worden op de bankrekening van [eisers] kan hen niet baten. Nog los van het gegeven dat dit voor de vraag wie als leningnemer moet worden aangemerkt niet van doorslaggevend belang is, vindt dat betoog geen steun in de overgelegde correspondentie tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] . Daarin heeft [gedaagde] juist aangekondigd dat hij het geld zou overmaken op de (ING)bankrekening van [betrokkene 1] . De rechtbank verwijst naar de e-mail van [gedaagde] aan [betrokkene 1] van 29 januari 2021, hetgeen bevestiging vindt in de e-mail van de notaris van 3 februari 2021. Ook aan dit betoog van [eisers] gaat de rechtbank daarom voorbij.

Tussenconclusie: geen geldleningsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eisers]

4.16.

Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor besproken feiten en omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat – gelet op hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden – tussen [eisers] en [gedaagde] een geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen. [eisers] hebben ook geen andere omstandigheden aangevoerd die die conclusie kunnen rechtvaardigen. In het licht van de gemotiveerde betwistingen van [gedaagde] hebben [eisers] hun standpunt onvoldoende geconcretiseerd, zodat de rechtbank aan bewijslevering niet toekomt. Dat betekent dat de primaire grondslag van [eisers] niet slaagt.

Geen beroep op een eventuele overeenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene 1]

4.17.

De rechtbank merkt ten slotte nog op dat [eisers] geen beroep doen op een (eventuele) overeenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] . Ter zitting heeft (de advocaat van) [eisers] desgevraagd bevestigd dat volgens [eisers] geen sprake is van een overeenkomst waarbij (ook) [betrokkene 1] partij is. Aan de beoordeling van de vraag of het (eventuele) bestaan van een dergelijke overeenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] kan leiden tot toewijzing van de vorderingen van [eisers] , komt de rechtbank daarom niet toe.

Onrechtmatige daad?

4.18.

Aan hun vorderingen op grond van onrechtmatige daad leggen [eisers] ten grondslag dat:

- [gedaagde] een geldleningsovereenkomst van € 1,8 miljoen heeft toegezegd maar deze niet heeft verstrekt.

- [eisers] er op mochten vertrouwen dat [gedaagde] zijn toezeggingen om het geld aan hen uit te lenen zou nakomen en dat [gedaagde] [eisers] in de waan hebben gelaten dat hij aan [eisers] financiering zou verstrekken.

4.19.

De rechtbank constateert dat [eisers] hiermee geen andere feiten of omstandigheden ten grondslag hebben gelegd aan de vordering uit onrechtmatige daad, dan dat [gedaagde] volgens [eisers] tekort is geschoten in de nakoming van de gestelde geldleningsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eisers] Omdat de rechtbank van oordeel is dat van een dergelijke overeenkomst tussen [eisers] en [gedaagde] geen sprake is, kan ook dit beroep van [eisers] op een onrechtmatige daad niet slagen. Er is immers niet komen vast te staan dat [gedaagde] zich tegenover [eisers] heeft verplicht tot het verstrekken van de gestelde geldlening van € 1,8 miljoen. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen. Daarom is niet komen vast te staan dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eisers] heeft gehandeld door die geldlening niet aan [eisers] te verstrekken.

Slotsom en proceskosten

4.20.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank de vorderingen van [eisers] zal afwijzen, omdat geen van de aangevoerde gronden de vorderingen kunnen dragen.

4.21.

De overige verweren van [gedaagde] (onder andere inhoudende dat over de essentialia van de geldlening geen overeenstemming is bereikt, dat [gedaagde] voorwaarden heeft gesteld aan de gestelde geldlening, dat geen contract is ondertekend, dat [gedaagde] de gestelde overeenkomst in elk geval heeft vernietigd wegens dwaling, en dat geen sprake is van verzuim, causaal verband en schade) kunnen bij deze stand van zaken onbesproken blijven.

4.22.

[eisers] zijn in conventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Over de begroting van die proceskosten overweegt de rechtbank – mede in verband met hetgeen in reconventie over en weer is gesteld – het volgende.

in reconventie

Veroordeling in de werkelijke advocaatkosten?

4.23.

[gedaagde] vordert in reconventie dat [eisers] worden veroordeeld in de werkelijke advocaatkosten.

4.24.

Een dergelijke afwijking van het regime van artikel 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM .

4.25.

Partijen verschillen van mening over de betekenis van de verklaringen die [gedaagde] aan [betrokkene 1] heeft gedaan over de financiering van € 1,8 miljoen en, met name, welke aanspraken [eisers] daaruit kunnen ontlenen. [eisers] krijgen weliswaar ongelijk, maar zij hoefden naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand te begrijpen dat hun stellingen geen enkele kans van slagen hadden. Dat [eisers] hun vorderingen hebben gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden dan wel behoorden te kennen is door [gedaagde] onvoldoende toegelicht, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.

Slotsom en proceskosten

4.26.

Dat betekent dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen. [gedaagde] zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eisers] aan de hand van het liquidatietarief als volgt worden begroot:

- salaris advocaat € 614,00 (2 punten x factor 0,5 x tarief II)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 792‬,00.

in conventie (vervolg)

Proceskostenkosten

4.27.

De proceskosten van [gedaagde] worden in conventie aan de hand van het liquidatietarief als volgt begroot:

- griffierecht € 2.277,00

- salaris advocaat € 8.714‬,00 (2 punten × tarief VIII)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 11.169‬,00

4.28.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 11.169‬,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisers] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;

5.3.

veroordeelt [eisers] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

in reconventie

5.4.

wijst de vordering af;

5.5.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;

5.6.

veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

5.7.

verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs, mr. P.M. Wamsteker en mr. R.L. Bakels en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Bij afwezigheid van de voorzitter is dit vonnis ondertekend door mr. P.M. Wamsteker

1538

Vgl. Hoge Raad 19 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, rechtsoverweging 3.2, waarin de Hoge Raad verwijst naar de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.9 tot en met 3.16.

Geciteerd in 2.12 van dit vonnis.

Zoals blijkt uit de in 2.12 genoemde e-mail van [gedaagde] aan [betrokkene 1] , en uit de in 2.17 genoemde e-mail van de notaris aan [betrokkene 1] .

Geciteerd in 2.20 van dit vonnis.

Een uitzondering daarop vormen de WhatsApp-berichten van 26 februari 2021 van [gedaagde] en 18 augustus 2021 van [eiser 3] aan [gedaagde] , die in het navolgende zullen worden besproken.

Geciteerd in 2.11 van dit vonnis.

Geciteerd in 2.14 van dit vonnis.

Geciteerd in 2.19 van dit vonnis.

Geciteerd in 2.12 van dit vonnis.

Geciteerd in 2.17 van dit vonnis.

Randnummer 26 dagvaarding.

Randnummer 14 spreekaantekeningen van [eisers]

Vgl. Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature