Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

In deze zaak verzoekt een werknemer om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever geen dringende reden had voor dat ontslag op staande voet. Het verzoek van de werknemer wordt daarom toegewezen.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 10279943 \ AO VERZ 23-3

Uitspraakdatum: 1 maart 2023 (bij vervroeging)

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats 1]

verzoekende partij

verder te noemen: [verzoeker]

gemachtigde: mr. M. Koolhoven (DAS)

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats 2]

verwerende partij

verder te noemen: [verweerder]

gemachtigde: mr. A.J. Engelsma

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt een werknemer om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever geen dringende reden had voor dat ontslag op staande voet. Het verzoek van de werknemer wordt daarom toegewezen.

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om een ontslag op staande voet te vernietigen. Ook is een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 8 februari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en [verweerder] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben partijen met brieven van 3 februari 2023 nog stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[verweerder] heeft als ondernemer een keukenzaak in [plaats] .

2.2.

[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1973, is sinds 1 april 2021 in dienst bij [verweerder] . De functie van [verzoeker] is verkoopster met een salaris van inmiddels € 2.752,70 bruto per maand.

2.3.

Op 8 december 2022 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. De advocaat van [verweerder] heeft dat ontslag meegedeeld in een brief van 8 december 2022, gericht aan de advocaat van [verzoeker] , met de volgende inhoud:

“Uit de administratie van mijn cliënt, [verweerder] , is gebleken dat uw cliënte, [verzoeker] al sinds haar eerste ziekmelding nog steeds gebruik maakt van de aan haar ter beschikking gestelde tank-card.

De tank-card is aan haar ter beschikking gesteld om te tanken voor woon werk-verkeer. Nu zij niet meer werkt en er dus ook geen sprake meer is van woon-werkverkeer, is het niet toegestaan om de card te gebruiken.

Cliënt is van mening dat er sprake is van een dusdanig grote inbreuk op het in haar gesteld vertrouwen, dat van hem niet verwacht kan worden dat de arbeidsovereenkomst in stand blijft, vandaar dat hij uw cliënt onmiddellijk op staande voet, per datum van de dagtekening van dit schrijven, ontslaat.”

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en [verweerder] te veroordelen tot doorbetaling van loon. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat daarvoor geen dringende reden bestaat. Volgens [verzoeker] mocht zij de tankpas die [verweerder] aan haar heeft verstrekt ook gebruiken voor privéritten binnen Nederland en blijkt nergens uit dat de tankpas niet privé zou mogen worden gebruikt. [verzoeker] stelt ook dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.

3.2.

[verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat de tankpas is verstrekt voor de reiskosten van woon-werkverkeer van [verzoeker] en dat die pas dus niet mag worden gebruikt voor privéritten. Volgens [verweerder] was het in ieder geval niet toegestaan om de tankpas privé te gebruiken na de ziekmelding door [verzoeker] en had dit ook duidelijk moeten zijn voor [verzoeker] . [verweerder] vindt daarom dat het privégebruik van de tankpas een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. [verweerder] stelt dat het privégebruik van de tankpas pas laat is ontdekt en het ontslag vervolgens onverwijld is gegeven.

4 De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of [verweerder] moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon aan [verzoeker] .

4.2.

Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.

4.3.

Volgens de wettelijke regels voor een ontslag op staande voet is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden bestaat. Ook is vereist dat de arbeidsovereenkomst onverwijld wordt opgezegd, onder onverwijlde mededeling van de dringende reden daarvoor aan de werknemer. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de geldigheid van het ontslag op staande voet alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.

4.4.

Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet onverwijld gegeven. [verweerder] heeft als dringende reden voor het ontslag genoemd het privégebruik van de verstrekte tankpas door [verzoeker] tijdens een ziekteperiode, waarbij het gaat om zes keer tanken met die tankpas in de periode van 29 augustus 2022 tot en met 1 december 2022. Uit de stukken blijkt dat [verweerder] er in een e-mail van zijn boekhouder van 7 december 2022 op is gewezen dat [verzoeker] tijdens haar ziekte gebruik maakte van de tankpas. [verweerder] is vervolgens één dag daarna overgegaan tot ontslag op staande voet. Er zijn geen aanwijzingen dat [verweerder] al (veel) eerder op de hoogte was van het gebruik van de tankpas. Gelet daarop heeft [verweerder] voldoende voortvarend gehandeld en is het ontslag onverwijld gegeven.

4.5.

Uit de ontslagbrief van 8 december 2022 blijkt dat als dringende reden voor het ontslag op staande voet alleen is genoemd dat [verzoeker] na haar ziekmelding gebruik heeft gemaakt van de aan haar ter beschikking gestelde tankcard en dat dit niet is toegestaan. Dat betekent dat uitsluitend moet worden beoordeeld of dat gebruik van de tankpas een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Volgens de wet moet het ontslag immers niet alleen onverwijld worden gegeven, maar moet de dringende reden daarvoor ook onverwijld worden meegedeeld.

4.6.

In het verweerschrift heeft [verweerder] nog meer gronden voor het ontslag op staande voet naar voren gebracht. Maar die gronden moeten buiten beschouwing blijven bij de beoordeling van het ontslag op staande voet. Die gronden zijn namelijk niet direct aan [verzoeker] meegedeeld. Voor [verzoeker] kon ook niet duidelijk zijn dat [verweerder] deze gronden mede aan het ontslag op staande voet ten grondslag legde.

4.7.

Vast staat dat [verzoeker] vanaf 22 juli 2022 wegens ziekte ongeschikt is voor haar werk en sindsdien haar werkzaamheden als verkoopster niet meer heeft verricht. Ook staat niet ter discussie dat [verzoeker] tijdens haar ziekte en in de periode van 29 augustus 2022 tot en met 1 december 2022 zes keer gebruik heeft gemaakt van de door [verweerder] verstrekte tankpas, en telkens voor een bedrag van ongeveer € 50,00 tot € 60,00 heeft getankt. Daarmee staat ook vast dat [verzoeker] de tankpas in die periode niet heeft gebruikt voor reiskosten van woon-werkverkeer.

4.8.

[verzoeker] stelt dat zij met [verweerder] mondeling heeft afgesproken dat zij de tankpas ook privé mocht gebruiken, dus ook tijdens haar ziekteperiode. Die mondelinge afspraak is door [verweerder] ontkend. De kantonrechter overweegt dat in de schriftelijke arbeidsovereenkomst alleen staat dat “De reiskosten” van [verzoeker] “middels een tankpas van de onderneming” worden vergoed. Daaruit volgt niet de door [verzoeker] gestelde afspraak over het privé gebruik.

4.9.

Maar aan de andere kant is door [verweerder] ook nergens vastgelegd dat [verzoeker] de tankpas niet privé mocht gebruiken. Een dergelijk verbod blijkt niet met zoveel woorden uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft [verzoeker] er ook nooit duidelijk of nadrukkelijk op gewezen dat zij de tankpas niet privé mocht gebruiken tijdens een ziekteperiode.

4.10.

[verweerder] heeft in het verweerschrift en op de zitting verder erkend dat het gebruik van de tankpas voor woon-werkverkeer er “onvermijdelijk” toe leidt dat [verzoeker] daarvan ook privé gebruik maakt, omdat [verzoeker] met die tankpas haar eigen auto voltankt en daarmee vervolgens ook privé-kilometers maakt. [verweerder] heeft tegen dat privégebruik dus kennelijk geen bezwaar en daaraan als enige grens gesteld dat met de tankpas maximaal één keer per week en voor € 60,00 ex btw kon worden getankt. Daarvan uitgaande heeft [verweerder] in ieder geval enig privégebruik van de tankpas toegestaan en toegelaten.

4.11.

Daarbij komt dat [verzoeker] heeft gesteld dat zij de tankpas ook heeft gebruikt tijdens vakanties en vrije dagen, en in de coronaperiode toen er minder dagen in de keukenzaak van [verweerder] werd gewerkt, en dat daartegen nooit enig bezwaar is gemaakt door [verweerder] . Dat is door [verweerder] niet betwist in het verweerschrift. Pas op de zitting heeft [verweerder] opgemerkt dat uit de administratie zou blijken dat [verzoeker] tijdens vakanties en vrije dagen geen gebruik heeft gemaakt van de tankpas, maar stukken uit die administraties zijn niet overgelegd. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan dit standpunt van [verweerder] , omdat het te laat naar voren is gebracht, en niet of onvoldoende is gemotiveerd en onderbouwd.

4.12.

Uit het voorgaande volgt dat de tankpas weliswaar volgens de schriftelijke arbeidsovereenkomst was bedoeld voor woon-werkverkeer, maar dat [verweerder] daarnaast enig privégebruik van de tankpas heeft toegelaten en toegestaan, en dat [verzoeker] er nooit op is gewezen dat dit privégebruik, al dan niet in een ziekteperiode, strikt verboden was.

4.13.

Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden levert het privégebruik van de tankpas door [verzoeker] tijdens haar ziekteperiode geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verzoeker] onvoldoende duidelijk is gemaakt dat het privégebruik niet (meer) was toegestaan, dat [verzoeker] niet is gewaarschuwd dat het privégebruik zou kunnen leiden tot ontslag, en dat een ontslag op staande voet een zeer vergaande maatregel is waarvan een werkgever terughoudend gebruik moet maken. Verder weegt de kantonrechter mee dat [verzoeker] op de zitting onweersproken heeft toegelicht dat zij de tankpas tijdens haar ziekteperiode vooral heeft gebruikt voor ritten in verband met haar medische behandeling, welke behandeling mede was gericht op haar re-integratie bij [verweerder] .

4.14.

De conclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat daarvoor een dringende reden ontbreekt. Het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag zal dus worden toegewezen, net als de vordering tot loonbetaling. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat [verweerder] te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 20%.

4.15.

Er is geen reden meer om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen voor de duur van het geding, maar dit geding komt met deze beschikking al tot een einde.

4.16.

De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij overwegend ongelijk krijgt.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

vernietigt het ontslag op staande voet;

5.2.

veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het loon van € 2.131,12 bruto en € 300,53 netto (belast via WKR) voor de periode van 8 december 2022 tot en met 31 december 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;

5.3.

veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het loon van € 2.551,75 bruto en

€ 359,84 netto (belast via WKR) voor maand januari 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;

5.4.

veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het loon van € 2.447,43 bruto en

€ 349,36 netto per maand voor elke maand vanaf 1 februari 2023 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;

5.5.

veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op:

griffierecht € 244,00

salaris gemachtigde € 793,00 ;

5.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

wijst het verzoek voor het overige af.

Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 1 maart 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Artikel 7:677 lid 1 BW van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature