Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Effectenleasezaak

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Zaanstad Zaaknummer: 9283800 EL 21-11

vonnis van de kantonrechter d.d. 2 februari 2023,

in de zaak van

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam, eisende partij,

gemachtigde: USG Legal Professionals B.V., tegen

[gedaagde] , wonende te Krommenie, gedaagde partij,

gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces. Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 26 mei 2021 van Dexia;

de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;

de conclusie van repliek van Dexia;

de conclusie van dupliek van [gedaagde] ;

de rolmededeling van 16 juni 2022;

de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia van 24 november 2022;

de antwoordakte van [gedaagde] van 22 december 2022.

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stonden vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:

Nr

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Leasesom

I.

[contractnr.]

08-01-2001

Capital Effect

240 mnd

€ 27.043,20

2.2.

De overeenkomst is geëindigd op 16 maart 2006. Daarbij is een negatief resultaat behaald van € 2.706,36 behaald. Dit bedrag is door [gedaagde] niet aan Dexia betaald. Wel is een bedrag van € 105,97 aan dividenden met de openstaande restschuld verrekend.

2.3.

Bij brief van 26 maart 2021 heeft Dexia [gedaagde] uitgenodigd om in gesprek te gaan en te onderzoeken of partijen tot afronding van het effectenleasedossier kunnen komen. [gedaagde] heeft hierop niet (inhoudelijk) gereageerd.

3 De vordering en het verweer

3.1.

Dexia vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 796,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2006 en verder zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomst met nummer [contractnr.] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

3.2.

[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Dexia, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Dexia in de proceskosten en de nakosten.

3.3.

Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out- verklaring ingediend, onder wie [gedaagde] .

4.2.

De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH

2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:

2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.

4.3.

Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:

A. er is sprake van huurkoop;

B. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;

C. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;

D. [gedaagde] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;

E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.

4.4.

Dexia vordert een verklaring voor recht die ertoe strekt het niet-bestaan van een recht vast te stellen. In haar visie is zij niets meer aan [gedaagde] verschuldigd.

4.5.

[gedaagde] stelt dat nog niet te overzien is of er nog een vordering op Dexia resteert, omdat de jurisprudentie op een aantal onderwerpen nog niet is uitgekristalliseerd. Hij wenst de ontwikkelingen af te wachten. In elk geval meent hij nog een vordering te hebben vanwege de advisering door een tussenpersoon en de schending van artikel 41 NR 1999. Ook stelt [gedaagde] dat door Dexia onvoldoende buitengerechtelijke kosten zijn betaald.

4.6.

In beginsel is het aan de schuldeiser van een vordering om te bepalen of en op welk moment hij zijn vordering in rechte geldend wil maken. Indien hij de regels ten aanzien van de (stuiting van) de verjaring (en onder omstandigheden de klachtplicht) in acht neemt, kan hij daarvoor de tijd nemen. Anderzijds dient het procesrecht er ook toe om bescherming te bieden aan een schuldenaar die jarenlang wordt genoodzaakt rekening te houden met een onduidelijke, mogelijk nog jegens hem geldend te maken vordering. Ook hem moet de mogelijkheid worden geboden om aan die situatie op enig moment een einde te maken door uitsluitsel te kunnen krijgen over de vraag of het gaat om daadwerkelijk bestaande civielrechtelijke rechten. Daartoe kan de door Dexia gevraagde verklaring voor recht een geëigend middel zijn. Bij een dergelijke negatieve verklaring voor recht, blijven de stelplicht en bewijslast rusten op de partij die in materieel opzicht aan bepaalde feiten rechtsgevolgen verbonden wil zien. De vorm waarin de vordering is gegoten is daarbij niet bepalend. Voor toewijzing van de vordering van Dexia is vereist dat in dit geding kan worden vastgesteld dat zij niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is. Dat betekent dat wanneer dat niet ten volle kan worden vastgesteld, in beginsel afwijzing van de vordering behoort te volgen, dan wel de vordering slechts voorwaardelijk toewijsbaar is.

afwachten ontwikkelingen in de jurisprudentie

4.7.

[gedaagde] voert aan dat hij de komende ontwikkelingen in de jurisprudentie wil afwachten, zodat de vordering van Dexia niet toegewezen kan worden zolang nog geen beslissingen in hoogste instantie zijn gegeven. Dit verweer wordt niet gevolgd. Het enkele feit dat er een mogelijkheid bestaat dat de jurisprudentie zich op enig moment in de toekomst in een voor [gedaagde] gunstiger zin zal kunnen ontwikkelen, betekent niet dat thans niet zou kunnen of mogen worden beslist over de aanspraken van [gedaagde] .

4.8.

Met de door de Hoge Raad eerder gegeven maatstaven staat in de onderhavige zaken vast dat Dexia een onrechtmatige daad heeft gepleegd, dat de daardoor veroorzaakte schade, waarvoor Dexia in beginsel aansprakelijk is, moet worden vergoed en dat de eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW de verdeelsleutel geeft om die schade over partijen te verdelen. Dat de mogelijkheid van nieuwe ontwikkelingen in de jurisprudentie aanwezig is, vormt geen belemmering om op de voorgelegde geschilpunten te beslissen, nu die mogelijkheid ook op andere rechtsterreinen en in andere soorten zaken steeds aanwezig is.

verjaring

4.9.

Dexia stelt dat een eventuele vordering van [gedaagde] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd.

In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.

tussenpersoon

4.10.

[gedaagde] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [tussenpersoon] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.

Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.

4.11.

Dexia stelt in haar laatste akte dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).

4.12.

De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gedaagde] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gedaagde] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gedaagde] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept.

De door [gedaagde] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.

Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagde] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.

4.13.

[gedaagde] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:

[tussenpersoon]

“ [gedaagde] heeft de overeenkomst afgesloten via de tussenpersoon [tussenpersoon] . De adviseur regelde de aanvraag en zorgde ervoor dat [gedaagde] de overeenkomst tekende. Het aanvraagformulier (overgelegd als productie 6 bij dagvaarding door Dexia) is door de adviseur tijdens een huisbezoek ingevuld en vervolgens getekend door [gedaagde] . Het getekende exemplaar is door de adviseur meegenomen en verstuurd naar Bank Labouchere. Nadien ontving [gedaagde] de overeenkomst per post. Bank Labouchere stuurde opgestelde schriftelijke overeenkomst(en) aan [tussenpersoon] . Dit deed Bank Labouchere conform de remisier-overeenkomst die zij met iedere tussenpersoon (en dus ook met [tussenpersoon] ) aanging, en conform de Handleiding.”

4.14.

[gedaagde] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:

- een kopie van het aanvraagformulier Capital Effect van 28 december 2000, voorzien van het ATP nummer 1205. Bij naam kantoor is ingevuld “[tussenpersoon]” en als

adviseur is genoemd “[adviseur]”

- een kopie van de overeenkomst van 8 januari 2021 met contractnummer [contractnr.] , voorzien van het adviseursnummer ATP 01205.

4.15.

Met deze stukken, in samenhang bezien met het relaas van [gedaagde] over de feitelijke gang van zaken, heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [gedaagde] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Mogelijk kan tot de vaststelling worden gekomen dat sprake is geweest van een huisbezoek, maar dat [gedaagde] tijdens dit huisbezoek een gepersonaliseerde aanbeveling heeft ontvangen is niet concreet gesteld noch gebleken. Weliswaar verwijst [gedaagde] in zijn antwoordakte onder nummer 2 nog naar advisering, maar dit is zodanig standaard en algemeen dat dit niet kan leiden tot de vaststelling dat [gedaagde] op zijn specifieke financiële situatie toegespitst geadviseerd is.

conclusie

4.16.

Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat hij recht heeft op een ruimere vergoeding dan dat hem op basis van het Hofmodel toekomt en dat Dexia nog betalingsverplichtingen jegens hem heeft. Nu geen andere verweren worden gevoerd, zal de vordering van Dexia daarom toegewezen worden. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 796,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2006 tot de dag der algehele voldoening,

5.2.

verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomst met nummer [contractnr.] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en

derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is,

5.3.

veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Dexia tot op heden vastgesteld op:

a. kosten dagvaarding € 106,01

b. griffierecht € 322,00

c. salaris gemachtigde € 660,00

€ 1.088,01

5.4.

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.

typ: ksf


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature