Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10420531 \ WM VERZ 23-553
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 23 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [Betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [Woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te wijzigen en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.
Overwegingen
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift kort samengevat aangevoerd dat hij op het betreffende tijdstip in de auto zat en zijn telefoon heeft aangeraakt. Zijn telefoon is tevens zijn horloge en het om hebben van een horloge is niet verboden tijdens het deelnemen aan het verkeerd. Daarnaast heeft de overheid niets over betrokkene te zeggen als vrij mens.
De kantonrechter stelt vast dat betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten.
Uitgangspunt is dat de verplichting tot zekerheidstelling het recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie niet belemmert. Indien een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat hij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen tot het totale van hem verlangde bedrag, zal de kantonrechter, tenzij hij het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid moeten geven op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht.
Betrokkene heeft aangevoerd dat hij geen zekerheid kan stellen omdat hij niet kan betalen. Daarnaast hoort recht gratis te zijn en hoeft daarvoor niet betaald te worden. Betrokkene is bij brief van 8 mei 2023 uitgenodigd om op de zitting zijn draagkracht te bespreken. In die brief is aangegeven dat ook de inhoudelijke bezwaren tegen de opgelegde sanctie op de zitting aan de orde kunnen komen. Betrokkene is niet verschenen.
De kantonrechter ziet aanleiding om de zekerheid op nihil te stellen, zodat aan de inhoud van de zaak kan worden toegekomen.
De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 9, eerste lid, van de WAHV en de artikelen 3:41, 6:7 en 6: 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
De beslissing van de officier van justitie is op 12 oktober 2021 aan betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 23 november 2021. Het beroepschrift is ingediend op
18 november 2022. Het beroep is dan ook niet tijdig ingesteld.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt – kort gezegd – dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene voert echter geen redenen aan voor de forse termijnoverschrijding.
Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verlaagt het bedrag van de door betrokkene te stellen zekerheid tot nihil;
‒ verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: