Uitspraak
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9936172 \ CV EXPL 22-2847
Uitspraakdatum: 14 september 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENGIE Nederland Retail B.V.
gevestigd te Zwolle
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen
1 Het procesverloop
1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2 De beoordeling
2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.De eisende partij stelt dat de onderhavige overeenkomst middels colportage tot stand is gekomen. Hierbij heeft de eisende partij toegelicht dat zij alle informatie over de te sluiten overeenkomst, de voorwaarden en de informatie conform artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230t BW mondeling heeft doorlopen met de gedaagde partij. De gemaakte afspraken zijn vervolgens vastgelegd in de welkomstbrief en de bevestigingsbrief, aldus de eisende partij. Volgens de eisende partij zijn voornoemde brieven ter plaatse ingevuld en met de bijlagen aan de gedaagde partij overhandigd. Deze brieven zijn tevens per e-mail naar de gedaagde partij gestuurd.
2.3.De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe. Artikel 6:230 m lid 1 BW
2.4.De eisende partij verwijst bij haar toelichting op de (pre)contractuele informatieplichten naar onder meer bijlage I. Dit betreft een ‘Servicelijst’ waarin het volgende staat opgenomen: “Electrabel vindt het belangrijk om duidelijke afspraken te maken. Daarom neemt onze adviseur deze servicelijst met u door, zodat u weet wat wij met u hebben afgesproken. En zodat u precies weet wat u van ons mag verwachten.” Hieruit blijkt niet dat de eisende partij tijdens het gesprek met de gedaagde partij de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essenti ële informatie heeft verstrekt. Er staat immers dat de gedaagde partij met een adviseur van Electrabel heeft gesproken en niet met een medewerker van de eisende partij. Niet gesteld is dat Electrabel een rechtsvoorganger is van de eisende partij. Bovendien kan een schermafdruk met betrekking tot een klaarblijkelijk ander aanmeldproces dan het onderhavige niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat de eisende partij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde vereisten. Artikel 6:230t lid 2 BW
2.5.De eisende partij heeft overigens ook niet voldoende toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230t lid 2 BW . De eisende partij verwijst bij haar toelichting naar bijlage I, maar deze bijlage omvat niet een welkomstbrief of een kopie van de overeenkomst. Derhalve ontbreekt er een afschrift dat of bestelbevestiging die aan de eisen van artikel 6:230t lid 2 BW voldoet.
Wat is hiervan het gevolg?
2.6.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.7.De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.8.De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter