Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet aangeven van inkomsten uit kredietfraude in de aangifte. Beroep ongegrond.

Uitspraak



Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/6585 en HAA 20/6586

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 augustus 2022 in de zaken tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Almelo, verweerder.

Procesverloop

HAA 20/6585

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.000.

HAA 20/6586

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 60.000.

Alle zaken

Eiser heeft tegen de genoemde aanslagen ib/pvv en Zvw bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022 te Haarlem. Tijdens het onderzoek ter zitting is eiser, zonder bericht, niet verschenen.

De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiser behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief, verzonden op 25 april 2022 en gericht aan eisers adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit informatie van de website van PostNL is gebleken dat de brief op 26 april 2022 is uitgereikt, is eiser behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Het onderzoek ter zitting kan daarom worden voltooid.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [naam verweerder 1] en mr. [naam verweerder 2] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser was in 2015 volgens de Basisregistratie Personen woonachtig aan de [adres 1] . Eiser woonde samen met [naam 1] (de partner), zij stond tot 18 december 2015 ingeschreven aan de [adres 1] . Vanaf 18 december 2015 staat de partner ingeschreven aan de [adres 2] .

2. Eiser heeft op 23 november 2015 een huurovereenkomst ondertekend voor de woning aan de [adres 2] . De verschuldigde huursom bedraagt

€ 3.450 per maand en de waarborgsom bedraagt € 10.350. Eiser heeft op 30 november 2015 de waarborgsom en één maand huur overgemaakt.

3. Verweerder heeft eiser bij brief met dagtekening 28 februari 2016 uitgenodigd tot het indienen van een aangifte ib/pvv 2015.

4. Eiser heeft op 2 mei 2016 een aangifte ib/pvv 2015 ingediend. Het hierin aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt € 5.500 aan belastbare resultaat uit overige werkzaamheden wegens een verkoop van roerende zaken.

5. Verweerder heeft eiser bij brief met dagtekening 22 oktober 2018 geïnformeerd over zijn voornemen om bij het opleggen van de aanslagen ib/pvv 2015 en Zvw 2015 af te wijken van de ingediende aangifte. In de brief is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

“In de aangifte geeft u een verzamelinkomen aan van € 5.500.

U huurt het appartement [adres 1] van tegen een prijs van om en nabij

€ 1.700. Mede gezien het feit dat u naast de betaling van huur nog andere kosten van levensonderhoud hebt zoals daar zijn; energiekosten, verzekeringen, zorgverzekering , inboedelverzekering , benzinekosten, motorrijtuigenbelasting, eten, dtrinken, etc, stel ik het inkomen vast op € 60.000.”

6. Verweerder heeft met dagtekening 9 november 2018 aanslagen ib/pvv 2015 en Zvw 2015 aan eiser opgelegd. Daarbij heeft verweerder een verzamelinkomen van € 60.000 in aanmerking genomen.

7. De partner van eiser genoot in 2015 een belastbaar loon van € 19.887.

8. Verweerder heeft op 14 december 2018 een pro forma bezwaarschrift tegen de aanslagen ontvangen. Verweerder heeft op 25 januari 2019 van eiser een motivering van het bezwaarschrift ontvangen.

9. Verweerder en eiser hebben vervolgens gecorrespondeerd, waarbij eiser op verzoek van verweerder extra informatie heeft verstrekt. Tot de verstrekte informatie behoort een koopovereenkomst met dagtekening 17 december 2015 tussen eiser en [naam 2] ( [naam 2] ) en een verklaring van eiser en [naam 3] (de vader van eiser) met dagtekening 2 juli 2019. In de koopovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“2. Verkoper verkoopt en levert bij deze aan koper, zoals koper bij deze koopt en als geleverd aanvaardt, de volgende roerende zaken: Complete inboedel/inventaris en stoffering.

3. De koopprijs voor deze roerende zaken bedraagt € 25.000,-. (zegge: vijfentwintigduizend euro) De koopprijs is heden door koper aan verkoper á contant voldaan.”

In de verklaring is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“In januari 2015 heb ik, de heer [eiser] op basis van een mondelinge overeenkomst, een geldbedrag van € 20.000 geleend van mijn vader de heer [naam 3] .”

10. Op 16 oktober 2019 en 11 september 2020 hebben hoorgesprekken plaatsgevonden waarvan verslagen zijn opgesteld en verstuurd naar eiser. Eiser heeft hierop enkele aanvullingen en opmerkingen gemaakt.

11. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 2 november 2020 uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar afgewezen, de aanslagen gehandhaafd en in dezelfde brief is een navorderingsaanslag ib/pvv 2015 met boete aangekondigd.

12. Verweerder heeft een navorderingsaanslag ib/pvv 2015 met dagtekening 21 november 2020 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 138.977. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd voor een bedrag van € 10.914.

13. Eiser is onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD. Eiser wordt verdacht van (onder andere) kredietfraude (de kredietfraude). Het overzichtsprocesverbaal van het strafrechtelijk onderzoek behoort tot de stukken (OPV). In het OPV zijn o.a. verklaringen opgenomen van diverse getuigen en verdachten inzake in 2015 en 2016 gepleegde kredietfraude bij Duitse banken, waarbij eiser herhaaldelijk wordt genoemd. In het OPV is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“1.2.1.7 Verdachte [# 1] ( [eiser] )

(…)

Uit afgelegde verklaring m.b.t. de kredietfraude in Duitsland komt naar voren dat [eiser] hierbij vermoedelijk betrokken is. Zo:

 gaat hij mee bij afspraken in Duitsland,

 gaat hij mee om geld op te halen in Duitsland en

 krijgt hij een aanzienlijk deel van de aldus verkregen gelden.

[eiser] is vermoedelijk betrokken bij het opmaken van allerhande valselijk opgemaakte stukken. (…)

[eiser] wordt door meerdere verdachten/getuigen aangemerkt als het brein, [naam 4] als uitvoerende.

(…)

2.4

TPO

I n het Tri Partiete Overleg (TPO) van 5 juni 2015 is besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen

(…)

4.4.2.5.1.2. Aanvragen kredieten in Duitsland

(…)

4.4.2.5.1.2.3 [naam 5] ( [..] )

(…)

[naam 5] heeft bij de Commerzbank in Duitsland op 10 juli 2015 een krediet aangevraagd en verkregen ten bedrage van € 60.000.

In zijn verklaring zegt [naam 5] dat hij in de schuldsanering zit en daarbij hulp krijgt van de Stadsbank.

Bij de kredietaanvraag zijn salarisspecificaties van [bedrijf] BV overgelegd die vermoedelijk valselijk zijn opgemaakt (zie punt 4.4.1.5.2.4). Het gaat hierbij om salarisspecificaties over de maanden mei en juni 2015. Op de salarisspecificaties is te lezen dat [naam 5] als accountmanager bij [bedrijf] BV een bedrag van € 7.7725,97 bruto, € 4.071,23 netto, per maand verdiend.

Dit netto bedrag is terug te vinden op stukken van de Commerzbank.

Evenals bij de voorgaande beschrijvingen hebben ook bij [naam 5] , voorafgaand aan de aanvraag voor het krediet “salarisbetalingen” op zijn in Duitsland geopende bankrekening DE [# 2] plaats gevonden.

Overzicht overschrijvingen salaris [bedrijf] BV

(tabel)

In zijn verklaring zegt [naam 5] dat niet hij maar [naam 4] en/of [eiser] de beschikking heeft gehad over het bankpasje van zijn Duitse bankrekening.

Verklaring van [naam 5] :

Ik heb nooit een pasje gehad van de Duitse rekening. Ik ben een keer met [naam 6] mee geweest naar Duitsland. Ik weet niet meer welk adres dat was. Het was wel in [plaatsnaam] . Volgens mij was het een soort postadres, geen huis. [naam 6] vertelde mij dat het bankpasje van mijn Duitse bankrekening er was. [naam 6] heeft dat pasje gehouden. [naam 6] vertelde me dat hij het pasje aan [eiser] zou geven en dat het dan allemaal goed zou komen.

Dit was ongeveer 2 a 3 maanden voordat we geld op konden halen. Ik weet echter niet precies meer welke maand of dag het was.

Verklaring [naam 5] :

Over de gehele gang van zaken m.b.t. het leningenverhaal in Duitsland zegt [naam 5] , samengevat in woorden van gelijke strekking, dat:

 hij geen werk had en zwaar depressief was;

 hij toen met een paar jongens in contact kwam die hem vertelden dat hij wel geld bij hen kon verdienen.

 hij die jongens heeft ontmoet in [plaats] bij [locatie 1] en ze [eiser] en [naam 6] heten en deze jongens geld, mooie kleding, mooie klokjes, dure auto’s en mooie dames, een Ferrari en een Audi hadden;

 hij dat ook wel wilde;

 hij vond dat die jongens het hadden gemaakt en het mooi konden vertellen;

 hij zwaar in de schulden zat en die jongens een plan hadden om een huis te kopen, dat ze dan zouden renoveren;

 hij en de jongens bij verkoop allebei de winst zouden pakken.

 de jongens voor deden alsof ze vrienden van hem waren.

 [naam 6] hem uit nodigde op zijn verjaardag,

 ze hem wel eens opbelden belden met de vraag wat hij ging doen;

 hij het gevoel had dat hij nieuwe vrienden had die hem het gevoel gaven dat ze hem wilde helpen;

 het huis dat zou worden gekocht dan op zijn naam zou komen;

 ze het huis samen zouden kopen;

 hij het geld voor de aankoop zou leveren en zij de renovatiekosten op zich zouden nemen;

 hiervoor er een lening moest worden afgesloten bij een bank in Duitsland;

 hij tegen hen had gezegd dat dat toch eigenlijk niet zou kunnen;

 volgens [eiser] dat in Duitsland geen probleem was;

 hij ook met [naam 6] naar Duitsland is geweest om zich daar in te schrijven in de gemeente [plaatsnaam] .

 hij wel een klein beetje Duits spreekt, maar hij geen gesprek in het Duits kan voeren.

(…)

Op vraag waarom hij en Duitsland een bankrekening heeft geopend zegt hij:

Omdat huis te kopen en dat te renoveren met die jongens samen. Ik zou die jongens dan ook helpen bij de renovatie. Ik denk dat het openen van de bankrekening wel een paar maand was nadat ik met [naam 6] in Duitsland ben geweest. Maar ik heb moeite met tijden. Ik weet niet precies

Wordt [naam 5] gevraagd hoe de contacten met de bank zijn gelegd dan zegt hij:

Dat hebben zij geregeld. [eiser] en [naam 6] . Ik had dat zelf niet gekund.

Verder zegt hij dat [naam 6] en [eiser] mee zijn gegaan naar de bank:

De eerste keer is [naam 6] mee geweest voor de opening van de bankrekening. De keer daarop is [eiser] mee geweest om het geld op te halen.

Over het opnemen van het geld van de kredieten zegt [naam 5] :

Ik ben met [eiser] naar Duitsland gereden in zijn Audi. Volgens mij had de Audi een Nederlands kenteken. Het was een RS type Audi. Wij zijn naar de Commerzbank in [plaatsnaam] gereden. Wij zijn samen naar binnen gegaan. De man van de bank was het geld al aan het tellen. [eiser] en ik hebben even in de bank gewacht tot het geld geteld was. Ik heb samen met [eiser] het geld opgehaald bij de balie. Ik hoefde me niet te legitimeren omdat de man die ons het geld gaf, dezelfde was als waarmee ik het gesprek heb gehad voor het openen van de bankrekening. Ik heb het geld dat ik die dag kreeg, een bedrag van 20.000 euro, toen aan [eiser] gegeven. [eiser] vertelde me dat hij dat zou gaan gebruiken voor de renovatie van ons pand. Na die opname van die 20.000 heb ik nog een paar keer contact met [eiser] geprobeerd op te nemen, [eiser] zei me dat het wel goed kwam, maar na een tijd nam hij de telefoon niet meer op. [naam 6] heb ik eigenlijk niet gebeld. Ik had meer het gevoel dat [naam 6] voor [eiser] werkte. [eiser] was meer de leider in het gesprek en zei ook wel wat [naam 6] kon doen. [eiser] was de man met de intelligentie, zo kwam het op mij over. Daarom belde ik [eiser] op.

en op de vraag of ze al een woning hadden gekocht::

Ze lieten mij allemaal foto’s zien van woningen waar ze binnenkort zouden beginnen met verbouwen. Ik vond dat mooi want ik kreeg daardoor het gevoel dat ze ook onroerend goed in Duitsland hadden.

[naam 5] zegt dat hij één keer mee is geweest om geld op te halen.

Dit is de enige keer dat ik ben mee gegaan naar Duitsland om geld op te nemen. Dat is de 20.000 euro. Ik heb niet meer opgenomen dan die 20.000 euro.

In de ogen van [naam 5] was het bedrag van de lening € 70.000,=

Op de vraag of er nog gesproken is over de andere € 50.000 die er nog stond zegt [naam 5] :

Nee dat niet. Uiteindelijk ging dat allemaal niet door. [eiser] vertelde dat er bij hem was ingebroken en dat die 20.000 euro gestolen was. [eiser] en [naam 6] zouden regelen dat die 20.000 terug betaald zou worden aan de Commerzbank. Omdat het geld gestolen was bij [eiser] , kon de koop en renovatie van het pand niet meer door gaan. Of [eiser] en [naam 6] dat allemaal geregeld hebben, dat weet ik

Opmerking verbalisanten : [naam 5] zegt hier dat er een diefstal heeft plaatsgevonden. Bij punt 4.4.2.5.1.2.4.1 zal nader worden ingegaan op de diefstal uit de woning van [eiser]

Het totale bedrag van de lening bedroeg € 60.000. de lening is op 15-07-2015 op de Duitse bankrekening van [naam 5] gezet. Naast de hiervoor genoemde, op 17-07-2015 opgenomen € 20.000, werd in de periode 17-07-2015 tot 22-07-2015 in totaal voor een bedrag van

€ 18.930 gepind bij banken in [plaatsnaam] en Bocholt.

(tabel)

In de periode 17-07-2015 tot 20-07-2017 werd er een bedrag van € 22.000 via overboeking overgemaakt.

(tabel)

Wordt [naam 5] gevraagd wie kon inloggen op internetbankieren dan zegt hij hierover:

Dat weet ik niet. Ik heb er nooit opgezeten. Ik heb verder nooit iets van die Duitse bankrekening gehad. Ik heb in het begin met de aanvraag 1 keer een telefoontje van de Duitse bank gehad. Dat heb ik doorgegeven aan [eiser] of [naam 6] . Zij zouden het wel regelen.

Opmerkingen verbalisanten : in zijn verklaring zegt hij dat hij contact heeft gehad met [eiser] en [naam 6] en dat hij ze ontmoet heeft bij [locatie 1] in [plaats] .

(…)

4.4.2.5.1.2.4 [naam 7] ( [# 3] )

Door [naam 7] is in Duitsland een krediet ten bedrag van € 60.000 aangevraagd welke hij ook heeft gekregen.

Bij de aanvraag zijn salarisspecificaties van [bedrijf] BV overgelegd die vermoedelijk valselijk zijn opgemaakt (zie punt 4.4.1.5.2.4). Het gaat hierbij om salarisspecificaties over de maanden mei en juni 2015. Op de salarisspecificaties is te lezen dat [naam 7] als [# 4] bij [bedrijf] BV een bedrag van € 8.179,03 bruto, € 4.287,98 netto, per maand verdiend.

[naam 7] verklaarde een onderneming te hebben gehad waarmee hij failliet is gegaan en waarmee hij schulden heeft overgehouden. Vanaf ongeveer half 2015 heeft hij weer vast werk als metselaar en werkt zes dagen in de week. In overleg met de schuldeisers is hij bezig met het aflossen van de schulden.

Wordt hem medegedeeld dat er een Rechtshulpverzoek vanuit Duitsland is ontvangen m.b.t. fraude met een bank dan reageert hij emotioneel en zegt dat:

 hij door twee gladjakkers te pakken is genomen;

 hij nu in de schulden zit;

 de gladjakkers [eiser] en [naam 6] heten;

 hij met [eiser] , [eiser] [naam 8] bedoelt, zo ken hij hem tenminste en hij met [naam 6] , [naam 6] [naam 4] bedoelt;

 [eiser] in de [locatie 2] woonde en [naam 6] in een penthouse aan [locatie 3] ;

 het hem tien jaar van zijn leven heeft gekost;

 ze hem iets leuks hebben voorgespiegeld;

 zij ( [eiser] en [naam 6] ) huizen in Duitsland zouden kopen die hij zou verbouwen;

 er zo geld verdiend zou worden;

 hij twee keer geld heeft opgehaald in Duitsland;

 toen het geld binnen was, hij een poosje later een telefoontje kreeg dat het geld gestolen was bij een inbraak in [locatie 2] .

 het geld weg was en hij in de schulden zat;

 hij na de mededeling dat er ingebroken was ook geen contact meer met hen

kreeg;

 de jongens dure auto’s Ferrari’s en dikke Audi’s en een Range Rover hadden;.

 hij dacht dit zit wel goed;

 hij op dat moment bij de Stadsbank zat en hierin een mogelijkheid zag om er uit

te komen.

Opmerking verbalisanten : opmerkelijk is dat evenals bij [naam 5] er ook nu weer sprake is van een diefstal. De diefstal uit de woning zal hierna nog nader worden besproken.

Wordt [naam 7] gevraagd hoe het afsluiten van het krediet in zijn werk is gegaan dan

zegt hij:

Verklaring van [naam 7] :

Vanuit het uitgaan leerde ik [naam 6] en [eiser] kennen. We kwamen na verloop van tijd aan de praat over het wel en wee. We troffen elkaar een paar keer in de stad en zijn samen wel eens wezen eten. Het gesprek komt dan op werk en zodoende vertelde ik dat ik in de schuldsanering zat en bij de deur liep en wel wilde werken. Zij kwamen toen met de optie om huizen op te kopen in Duitsland. Zij deden zich voor als vastgoedmensen. Door hun uitstraling, duren kieren — auto’s en klokjes — geloofde ik hen. Zij zouden huizen kopen in Duitsland via veilingen die ik dan op zou knappen. Na het opknappen zouden de huizen worden verkocht en zou de winst worden verdeeld tussen [eiser] / [naam 6] en mij.

[eiser] / [naam 6] zouden de huizen kopen in Duitsland en ik zou de werkzaamheden verrichten. Zij hadden een eigen bedrijf waarbij ik in loondienst zou komen. Hoe dit bedrijf heet weet ik niet. Ik heb nooit werkzaamheden gedaan voor de onderneming van [eiser] / [naam 6] ook niet in Duitsland.

We, [eiser] en ik zijn naar Duitsland gegaan om een bankrekening te openen. [eiser] ging mee om te tolken. Ik kan geen woord Duits. Ik heb een rekening geopend in Duitsland. Later is er ook een krediet aangevraagd.

[eiser] is iedere keer mee geweest naar Duitsland. Hij regelde daar alles. Ik heb de €50.000 van het krediet opgehaald. Dit heb ik in twee porties opgehaald. [eiser] had alles geregeld bij de bank, ook dat ik geld op kon halen. Hij is met mij meegereden naar Duitsland naar de bank. Hij bleef in de auto buiten wachten. Nadat ik het geld had gekregen heb ik het in de auto direct aan [eiser] gegeven. Ik had ook niet de beschikking over de bankpassen. Die had [eiser] .

De €50.000 was bedoeld voor de aankoop van de woning. [eiser] / [naam 6] zouden met de €50.000 die ik had ingelegd via veilingen woningen aankopen die dan verbouwd zouden worden. Zij zouden ook geld investeren omdat je voor €50.000 natuurlijk geen huis kunt kopen.

Wordt [naam 7] gevraagd wat hij kan vertellen over de kredietacceptatie dan zegt hij:

Daar weet ik niet van. Wat daar voor nodig is weet ik niet.

In Nederland zou ik, met mijn achtergrond geen geld kunnen krijgen.

Zij, [eiser] / [naam 6] regelden alles in Duitsland. Ik heb alleen handtekeningen gezet. Zij zaten bij alle gesprekken. Het Duitse contract kan ik ook niet lezen. Ik had ook niet de beschikking over de bankpassen. [eiser] had deze. [eiser] en [naam 6] waren altijd samen. Dat waren twee handen op een bulk. Als je de een zag dan zag je de ander ook.

Bij de handelingen in Duitsland was [eiser] aanwezig.

Nadat ik het geld ben kwijtgeraakt heb ik [naam 6] en [eiser] opgezocht op internet. Ik kwam daar al snel een foto van [naam 6] tegen bij Kassa. Ik herkende hem daarvan. Toen wist ik zeker dat ik bedonderd was. [eiser] kon ik niet vinden op het internet.

Ik zit nu met een dikke schuld en dit zit mij hoog. Ik voel me zwaar genaaid. Ik wil hier met iemand over praten, over wat ik moet doen om van de Duitse schuld af te komen.

Ik voel me wel opgelucht dat ik er met jullie over kan praten.

Wordt hem de vraag gesteld waarom hij bij de Commerzbank een rekening opende dan

zegt hij:

Om de bedrijvigheid te starten. [eiser] / [naam 6] vertelden mij dat ik een Duitse bankrekening nodig had omdat ik in Duitsland ging werken. Zo werd mij dat voorgeschoteld.

Over de contacten met de bank zegt hij:

De contacten zijn niet door mij gelegd. Dat heeft [eiser] gedaan, daar ga ik voor 100% van uit. Hij regelde dat allemaal. Ik was er niet bij toen de contacteren werden gelegd.

Over de geldopnames zegt hij:

Dat heb ik gedaan. [eiser] zat in de auto te wachten, [eiser] had geregeld dat ik het geld op kon halen. Hij ging niet mee naar binnen. [eiser] / [naam 6] vertelden mee dat ze cash geld nodig hadden omdat ze op de veiling cash moesten betalen, Ik geloofde dat.

en over de plaats van opname:

Bij de Commerzbank in [plaatsnaam] . Daar ben ik ook geweest om de rekening te openen. Volgens mij zit de Commerzbank in het centrum van [plaatsnaam]

en over de wijze van opname:

Ik kreeg van [eiser] bij de bank het pasje en kon binnen het geld ophalen. Alles was al door hem geregeld. Ik hoefde mij alleen maar te legitimeren en het pasje te laten zien. De rest lag klaar, ik kon het zo meenemen. Buiten, in de auto, heb ik het geld aan [eiser] gegeven. Zo is het twee keer gegaan. Ik heb de eerste keer €20.000 opgehaald en de tweede keer €30.000. Tussen deze twee keer zat een week of twee tussen.

Over de betrokken personen zegt hij:

[eiser] en [naam 6] heb ik al genoemd. [eiser] was voor mij het brein. Hij is ook ieder keer mee geweest naar de bank en bij het ophalen van het geld.

en

[eiser] is net zo groot als ik ben, 1.80 groot dus. Hij had donker haar. Hij woonde in [locatie 2] op de [# 5] verdieping. Hij woonde daar samen met zijn vriendin. Hij is ongeveer 35 jaar oud.

[naam 6] had het haar achterover. Die zou ik zo aan kunnen wijzen. Dezelfde grote en kaliber als [eiser] .

[naam 6] heb in teruggezocht op de computer en herkende hem van de foto van het programma opgelicht.

Opmerking verbalisanten : in zijn verklaring zegt hij dat hij [naam 6] heeft teruggezocht op de

computer en hem herkende van de foto van het programma opgelicht.

Tijdens een fotoconfrontatie wijst hij [eiser] aan als persoon die hem heeft opgelicht met de bank

[naam 6] [naam 4] werd door hem aangewezen als persoon die altijd samen was met [eiser]

en de persoon die hem samen met [eiser] hebben opgelicht.

In zijn verklaring zegt [naam 7] dat niet hij maar [eiser] de beschikking had over

de bankpassen had van zijn Duitse bankrekening:

Ik had ook niet de beschikking over de bankpassen. Die had [eiser] .

Zoals hiervoor geschreven zegt [naam 5] over het bankpasje van de Duitse

bankrekening:

[naam 6] vertelde mij dat het bankpasje van mijn Duitse bankrekening er was. [naam 6] heeft dat pasje gehouden. [naam 6] vertelde me dat hij het pasje aan [eiser] zou geven en dat het dan allemaal goed zou komen

Het bovenstaande doet vermoeden dat [naam 4] / [eiser] de beschikking hebben gehad

over de bankpasjes van zowel [naam 7] als [naam 5] . Dit vermoeden wordt versterkt

door onderstaand overzicht van contante geldopnames in Duitsland vanaf de Duitse

bankrekeningen van [naam 7] en [naam 5] . Te zien is dat bij dezelfde bank op

nagenoeg hetzelfde tijdstip met beide bankpasjes geld wordt opgenomen.

Zo wordt bijvoorbeeld op 17 juli 2015 in [plaatsnaam] met het bankpasje van [naam 7] om

23:05 uur € 5.000 opgenomen. Om 23:10 uur wordt met de bankpas van [naam 5] bij

dezelfde bank eveneens € 5.000 opgenomen. Soortgelijke opnames zien we ook op 18,

19, 30 en 31juli 2015

Overzicht van een aantal pinopnames in Duitsland met pasjes [naam 5] en [naam 7] :

(tabel)

Het bovenstaande doet vermoeden dat [eiser] en/of [naam 6] [naam 4] gebruik maakt

(maken) van beide pasjes.

Dit vermoeden wordt nog eens bevestigd door pinbetalingen bij IKEA. Op 30 april 2015

worden vier pinbetalingen gedaan bij IKEA. Twee betalingen worden ‘s morgens gedaan

en twee ‘s avonds. Beide keren wordt er met zowel de bankpas van [naam 5] als [naam 7] gepind.

(tabel)

In AMB-105 paragraaf 2.10 wordt nader ingegaan op de overeenkomsten van het bankpasgebruik van “ [naam 5] en [naam 7] ” en wordt tot het navolgende resumé gekomen:

Resume :

Gezien bovenstaand bestaat het vermoeden dat:

- [eiser] tegelijkertijd de feitelijke beschikking had over de bankpassen van

de bankrekeningen [# 6] ten name van [naam 5] en [# 7] ten name van [naam 7] en deze voor privédoeleinden gebruikt heeft.

- [naam 4] ook de beschikking heeft gehad over de bankpas van de Duitse bankrekening [# 6] ten name van [naam 5] en deze voor privédoeleinden gebruikt heeft.

4.4.2.5.1.2.4.1 Diefstal uit de woning [adres 1]

Zoals hiervoor geschreven zeggen zowel [naam 7] als [naam 5] dat ze van [eiser] hoorden dat het door hen aan [eiser] afgegeven geld was gestolen. Beiden verklaren dat er contant geld werd opgenomen van de lening en dat ze het geld direct na de opnames aan [eiser] hebben gegeven. Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de contante opnames:

(tabel)

[naam 1] , de vriendin van [eiser] , doet aangifte van diefstal uit de woning [adres 1] . Volgens de aangifte is er op 20 juli 2015 ingebroken. Er wordt aangifte van diefstal van diverse voorwerpen gedaan. Bij aangifte is opgegeven dat er o.a. € 2.500 aan contant geld is gestolen. [naam 1] wordt hierbij als eigenaar vermeld.

Van het door [eiser] kort voor de diefstal ontvangen bedrag van € 70.000 wordt in de aangifte van [naam 1] geen melding gemaakt. Door of namens [eiser] is geen aangifte gedaan van diefstel van contant geld.”

14. Verweerder heeft van eiser bij brief ontvangen op 17 september 2015 een overzicht inkomsten en kosten voor het belastingjaar 2013 ontvangen. Op dit overzicht is een bedrag van € 69.835,71 aangegeven als inkomsten, € 50.301 aan kosten en € 20.000 aan schulden.

15. Eiser is voor het belastingjaar 2013 tot een compromis gekomen met verweerder. In het verslag van het hoorgesprek dat op 10 maart 2017 heeft plaatsgevonden is hierover het volgende opgenomen:

“Het belastbare inkomen, rekening houdend met de aannemelijk gemaakte kosten ten behoeve van het resultaat uit overige werkzaamheden, wordt vastgesteld op € 25.000.”

16. In het beroepschrift is het volgende opgenomen:

“De uitspraak d.d. 2 november 2020 bestaat uit twee delen, het is deels een uitspraak op bezwaar en deels een vaststelling navorderingsaanslag. Hieronder reageer ik namens [eiser] op de uitspraak op bezwaar (…)”

Geschil 17. In geschil is of de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek ligt de vraag voor of sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast en of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het belastbaar inkomen van eiser over 2015 tenminste € 60.000 bedroeg.

18. Eiser stelt dat hij een juiste aangifte heeft ingediend en dat de bewijslast onterecht is omgekeerd en verzwaard. Eiser stelt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij beschikte over voldoende financiële middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Eiser betwist de inhoud en de bewijskracht van het OPV en stelt niet te hebben deelgenomen aan kredietfraude. Ook geeft eiser diverse verklaringen over de herkomst van de stortingen op zijn bankrekeningen. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslagen conform de ingediende aangifte.

19. Verweerder stelt dat eiser met het in zijn aangifte aangegeven inkomen niet in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien, dat hij belastbare inkomsten heeft genoten uit kredietfraude, dat de alternatieve verklaringen van eiser over de stortingen op zijn bankrekeningen ongeloofwaardig zijn en dat zijn inkomen over 2015 ten minste € 60.000 bedraagt. Verweerder gaat uit van omkering van de bewijslast wegens het indienen van een onjuiste aangifte. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

20. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Inleidende opmerking

21. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat tegen de navorderingsaanslag en de daarbij opgelegde boetebeschikkingen afzonderlijk bezwaar is ingesteld en dat de uitspraak op dit bezwaar nog gedaan moet worden. De rechtbank overweegt dat, gelet op de tekst van het beroepschrift opgenomen onder 16, het onderhavig beroep enkel ziet op de uitspraak op bezwaar inzake het bezwaar tegen de (primitieve) aanslagen ib/pvv en Zvw 2015. De navorderingsaanslag ib/pvv 2015 en de daarbij opgelegde boete blijven bij de beoordeling buiten beschouwing.

Omkering en verzwaring van de bewijslast

22. Verweerder beroept zich ten aanzien van de aanslagen op omkering en verzwaring van de bewijslast op de grond dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

23. Artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de vereiste aangifte niet is gedaan het beroep ongegrond wordt verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast). De belastingplichtige dient dan te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat de opgelegde belastingaanslag onjuist is.

24. Bij inhoudelijke gebreken in een aangifte kan slechts dan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meerdere gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden voor de toepassing van deze regels slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Ook dit moet worden vastgesteld aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast (zie Hoge Raad 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1083 en Hoge Raad 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1083).

25. In het kader van het niet doen van een juiste aangifte stelt verweerder dat eiser in onderhavig jaar meer inkomsten moet hebben genoten dan de in de aangifte verantwoorde inkomsten. Verweerder stelt dat het niet aangegeven inkomen van eiser tenminste € 98.930 bedraagt. Verweerder verwijst naar het OPV op grond waarvan kan worden aangenomen dat eiser inkomsten heeft ontvangen uit de kredietfraude waarvan hij wordt verdacht. Ter onderbouwing wijst verweerder voorts op stortingen op de bankrekeningen van eiser van 1 januari tot 3 augustus 2015 ten bedrage van € 50.850 (gesaldeerd met de opnames) en stelt hij dat eiser van het in de aangifte voor 2015 aangegeven inkomen van € 5.500 niet in zijn levensonderhoud kan hebben voorzien. Gelet op de niet aangegeven inkomsten is volgens verweerder sprake van één of meer gebreken in de aangifte die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs en op zichzelf beschouwd aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Ook stelt verweerder dat eiser zich hiervan bewust was of moet zijn geweest, omdat uit het OPV aannemelijk is geworden wat de werkelijke bron van inkomen is geweest en dat eiser door daarover niet de waarheid te spreken en de aangifte als zodanig in te vullen zich ervan bewust moet zijn geweest dat de aangifte onjuist is ingevuld.

Subsidiair stelt verweerder dat ook sprake is van het niet doen van de vereiste aangifte op basis van enkel de onverklaarde contante stortingen van € 61.470, dan wel € 41.470 als de rechtbank het bestaan van de lening van de vader van eiser aannemelijk acht.

26. Eiser neemt het standpunt in dat de aangifte juist is ingevuld en dat verweerder onterecht de bewijslast omgekeerd en verzwaard heeft. Eiser stelt geen inkomsten uit kredietfraude te hebben ontvangen en noemt voor de herkomst van de contante stortingen de volgende bronnen:

- een geldlening gesloten met vader voor een bedrag van € 20.000;

- de verkoop van roerende zaken aan [naam 2] voor een bedrag van € 25.000;

- onderlinge opnames en contante stortingen tussen zijn bankrekeningen;

- reserveringen uit zijn studielening uit 2014;

- reserveringen uit het inkomen van € 70.000 uit 2013;

- contanten afkomstig uit 2014.

Eiser stelt tevens over voldoende middelen te hebben beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Eiser verwijst naar de geldlening van zijn vader, de verkoop van roerende zaken aan [naam 2] , bijdragen in het levensonderhoud ontvangen van zijn vriendin van € 300 per maand en een uitkering van € 5.694 uit een boedelverzekering.

27. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan hetgeen in het OPV is gerelateerd over de rol van eiser in de kredietfraude. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om hetgeen in het OPV is beschreven te weerleggen. Er is ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van verklaringen van [naam 5] en [naam 7] . Het feit dat zij als verdachten zijn gehoord doet hier niet aan af. Deze verklaringen zijn verifieerbaar, onafhankelijk van elkaar afgelegd, vinden steun in hetgeen overigens in het OPV is gerelateerd en geven een eenduidig beeld van de handelwijze van eiser en [naam 4] met betrekking tot de kredietfraude. Hieruit volgt onder meer dat eiser en [naam 4] alles hebben geregeld met de bank in Duitsland, waarbij eiser is meegegaan naar Duitsland om het geld op te halen en beschikte over de betreffende bankpasjes. In de perioden dat eiser zich volgens de beide verklaringen in Duitsland moet hebben bevonden zijn met de pasjes van [naam 5] en [naam 7] gelijktijdig en op dezelfde locaties pinopnames gedaan. De rechtbank zal kort ingaan op de door eiser aangedragen alternatieve herkomst van de gelden en de contante stortingen op zijn bankrekeningen.

28. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank met de door hem overgelegde stukken en verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat de gedane contante stortingen afkomstig zijn uit een lening gesloten met zijn vader. Eiser stelt dat het uitgeleende geld afkomstig was van een hypothecair consumptief krediet van vader. Uit de verstrekte overzichten blijkt echter dat vaders schuld tussen 31 december 2013 en 31 december 2015 gelijk is gebleven. Indien vader de lening aan eiser heeft bekostigd uit zijn hypotheekkrediet moet vader vanaf 31 december 2013 tot januari 2015 een contant geldbedrag van € 20.000 hebben bewaard, de hoogte van de schuld is in deze periode immers niet toegenomen. De rechtbank acht dit geen aannemelijk scenario. Het is niet logisch om het geld niet aan te wenden maar contant te bewaren, vader is immers vanaf het opnemen van het krediet rente verschuldigd over het bedrag. Dit te meer omdat het contant aanhouden van geld het risico op diefstal vergroot (zo ook Rechtbank Midden Nederland 19 maart 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:1838.). De stelling van eiser dat vader contant geld aanhield om het risico op internetfraude te mitigeren acht de rechtbank niet aannemelijk. Het betreft een opname van een krediet en niet een opname van een bankrekening. Pas op het moment van opname van het krediet heeft vader de beschikking over het geldbedrag en loopt hij het risico van internetfraude. De rechtbank neemt in zijn oordeel ook mee dat niet weersproken is dat vader de door hem aangehouden contante geldbedragen niet heeft aangegeven in zijn belastingaangifte(s). Dat eiser stelt dat zijn vader de gelden heeft gebruikt om hobbymatig in roerende zaken/auto’s te handelen leidt niet tot een ander oordeel. Indien deze stelling van eiser juist is, had zijn vader de gelden niet beschikbaar om uit te lenen aan eiser. De blote stellingen van eiser hierover heeft de rechtbank niet kunnen verifiëren.

29. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verkoop van roerende zaken aan [naam 2] heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat sprake is van de verkoop van een (kantoor)inventaris maar heeft geen verklaring gegeven hoe hij aan die inventaris is gekomen. Op de betalingsoverzichten van de bankrekeningen van eiser zijn geen uitgaven voor de verkrijging van inventaris te vinden.

30. De stelling van eiser dat de contante stortingen (deels) afkomstig zijn uit bedragen die eerder van zijn andere bankrekeningen zijn opgenomen acht de rechtbank ongeloofwaardig. Het ligt voor de hand om bedragen giraal over te maken tussen de bankrekeningen. Bovendien zouden de vermeende opnames en stortingen te zien moeten zijn op de bankafschriften van de bankrekeningen; eiser heeft hierin geen enkel inzicht verschaft.

31. Dat de stortingen deels afkomstig zijn uit gelden die eiser ter beschikking staan uit een studielening acht de rechtbank evenmin geloofwaardig. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiser van 2003 tot en met 2007 een studiebeurs heeft ontvangen en dat op bankafschriften vanaf 2011 geen ontvangsten meer te zien zijn die erop wijzen dat er geld uit een studielening is ontvangen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiser gelden ontvangen in de periode tussen 2003 tot en met 2007, vóór 2011 heeft opgenomen en vervolgens contant heeft bewaard om in 2015 in zijn levensonderhoud te voorzien. Daar komt bij dat een studielening veelal gebruikt zal worden voor het betalen van studiekosten.

32. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiser contant geld heeft gereserveerd uit zijn inkomsten in 2013 en 2014. Verweerder heeft een overzicht van de mutaties van de bankrekeningen van eiser in 2013 en 2014 opgesteld. Volgens de, door eiser niet weersproken, opstelling heeft eiser over de jaren 2013 en 2014 een bedrag van € 14.306 meer gestort dan is opgenomen. Ervan uitgaande dat de inkomsten giraal zijn genoten en eiser in 2013 en 2014 meer heeft gestort dan opgenomen, is het niet mogelijk dat hij contante gelden uit zijn inkomsten heeft gereserveerd. Daarnaast zijn verweerder en eiser voor het belastingjaar 2013 tot een compromis gekomen waarbij een resultaat uit overige werkzaamheden van € 25.000 is overeengekomen en heeft eiser in een inkomsten/kosten-overzicht aangegeven dat sprake was € 69.835,71 aan inkomsten, € 50.000 aan kosten en

€ 20.000 aan schulden. Ook om die reden verwerpt de rechtbank de stelling van eiser dat hij bedragen heeft kunnen reserveren uit het inkomen over belastingjaar 2013.

33. Het door eiser in zijn aangifte aangegeven inkomen van € 5.500 en de aangedragen inkomstenbronnen waaruit volgens eiser in het levensonderhoud is voorzien, zijn naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de uitgaven van eiser bestaande uit onder andere een maandhuur van rond de € 1.700 en vanaf 23 november 2015 een maandhuur van € 3.450 en een te betalen waarborgsom van € 10.350, geen afdoende verklaring hoe hij heeft kunnen voorzien in zijn levensonderhoud.

34. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de stortingen op de bankrekeningen van eiser en de verwijzing naar het OPV, en met name de daarin opgenomen verklaringen van [naam 7] en [naam 5] , aannemelijk gemaakt dat eiser in 2015 inkomsten van ten minste € 60.000 heeft genoten uit kredietfraude. De inkomsten uit de kredietfraude kunnen aangemerkt worden als resultaat uit overige werkzaamheden nu eiser werkzaamheden heeft verricht ter verkrijging van deze inkomsten.

35. Gelet op de hoogte van deze inkomsten is sprake van een absoluut en relatief aanzienlijk verschil tussen de in de aangifte aangegeven belasting (gebaseerd op een verzamelinkomen van € 5.500) en de werkelijk verschuldigde belasting (te baseren op een inkomen van tenminste € 60.000; zie Hoge Raad 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1083). Eiser moet zich, gelet op de omvang van de bedragen, naar het oordeel van de rechtbank bovendien bewust zijn geweest dat door het op deze manier invullen van de aangifte te weinig belasting zou worden afgedragen.

36. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het bovenstaande, aannemelijk gemaakt dat de vereiste aangiften ib/pvv en Zvw voor het jaar 2015 niet zijn gedaan. Zodoende moet de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard.

37. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet doen blijken dat verweerder het verzamelinkomen te hoog heeft vastgesteld.

38. De omkering en verzwaring van de bewijslast doet er niet aan af dat verweerder bij het vaststellen van de belastingaanslag uit moet gaan van een redelijke schatting.

39. Verweerder schat het verzamelinkomen van eiser op € 138.977, bestaande uit:

Inkomen uit kredietfraude € 98.930

Voordeel privé gebruik auto € 24.047

Onverklaarde storingen € 16.000

Verzamelinkomen € 138.977

40. Verweerder heeft aanslagen opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 60.000.

Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser inkomsten uit kredietfraude heeft genoten. Het dossier bevat voldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat deze inkomsten minstens € 98.930 moeten hebben bedragen. Gelet op de hoogte van deze inkomsten (€ 98.930) en de hoogte van het in aanmerking genomen belastbaar inkomen (€ 60.000) is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder met de schatting eerder uitgegaan van een te laag belastbaar inkomen dan een te hoog inkomen. Het door verweerder gestelde omtrent het privé gebruik auto en de onverklaarde stortingen laat de rechtbank buiten beschouwing.

Slotsom

41. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

42. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, voorzitter, en mr. G.H. de Soeten en

mr. J. Gooijer, leden, in aanwezigheid van mr. T. van Opzeeland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,

1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature