Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Toepassing Eglitis-arrest. Vertraging van 18 minuten als gevolg van B.O. Ook indien enkel deze vertraging zich zou hebben voorgedaan, zouden de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hebben kunnen halen vanwege onvoldoende buffer

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 8892450 \ CV EXPL 20-9933

Uitspraakdatum: 18 mei 2022

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1 [eiser 1], wonende te [plaats 1],

2. [eiser 2], wonende te [plaats 2],

3. [eiser 3], wonende te [plaats 3],

eisers

hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers

gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUClaim B.V.)

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands rechtAustrian Airlines AG

gevestigd te Wenen (Oostenrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol

gedaagde

hierna te noemen: de vervoerder

gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede en mr. E.A. Pluijm

1 Het procesverloop

1.1.

De passagiers hebben bij dagvaarding van 31 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.

1.2.

De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2 De feiten

2.1.

De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Varna Airport (Bulgarije) via Wenen International Airport (Oostenrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport op 15 september 2018, hierna: de vlucht.

2.2.

Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Als gevolg daarvan zijn de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht. De passagiers zijn met 4 uur en 53 minuten vertraging aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.

2.3.

De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.

2.4.

De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3 De vordering

3.1.

De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; - € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 november 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.

De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4 Het verweer

4.1.

De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de door de passagiers ondervonden vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vlucht kreeg te maken met door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. De vervoerder moest gevolg geven aan deze instructies en was genoodzaakt de vlucht met vertraging uit te voeren.

5 De beoordeling

5.1.

De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.

5.2.

Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.

5.3.

De vervoerder heeft het vluchtrapport en de “ATC Slot History” van de vlucht in kwestie overgelegd. Uit het vluchtrapport blijkt dat de vlucht 13 minuten is vertraagd wegens vertragingscode 93 (AIRCRAFT ROTATION) en 18 minuten wegens vertragingscode 81 (ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND). De vervoerder voert aan dat de vertraging wegens vertragingscode 81 het gevolg is van een besluit van de luchtverkeersleiding om de vlucht langer aan de grond te houden in verband met Air Traffic Flow Management. ATFM slotrestricties moeten worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid, aldus de vervoerder. Ten aanzien van vertragingscode 93 wordt geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan.

5.4.

De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden (zie ook het arrest van het Hof van 12 mei 2011 Eglitis/Latvijas C-294/10). Niet in geschil is dat de minimale connectietijd te Wenen in dit geval 25 minuten bedroeg. De geplande overstaptijd was 40 minuten, zodat de buffer 15 minuten bedroeg. De kantonrechter acht een buffer van ten minste 20 minuten noodzakelijk. De passagiers hebben een vertraging van 18 minuten als gevolg van (vermeende) buitengewone omstandigheden. Ook indien enkel deze vertraging zich zou hebben voorgedaan, zouden de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer kunnen halen als gevolg van het niet naleven van de buffer door de vervoerder. De vervoerder heeft aangevoerd dat het hanteren van een buffer van 20 minuten, gezien de korte minimale connectietijd en de omstandigheid dat het gaat om een niet-intercontinentale vlucht, niet van de vervoerder gevergd kan worden. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Het een en ander leidt tot de conclusie dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te kunnen ondervangen, althans dat niet is komen vast te staan dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist als gevolg van een buitengewone omstandigheid, omdat de vervoerder onvoldoende reservetijd heeft ingepland.

5.5.

Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat de deelvertraging van 18 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid, de vervoerder vanwege de buitengewone omstandigheid in samenhang met het niet naleven van de buffer gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging op de eindbestemming. Het verzoek tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.

5.6.

De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.

5.7.

De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 180,00, en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de eisende partij in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.

5.8.

De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 15 september 2018, en over € 180,00 vanaf 31 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

6.2.

veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:

dagvaarding € 100,89;griffierecht € 236,00;salaris gemachtigde € 374,00;vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;

6.3.

veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;

6.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature