Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Arbeidszaak. In deze zaak verzoekt een werknemer om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever. De kantonrechter wijst dat verzoek toe, omdat er omstandigheden zijn die meebrengen dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve na korte tijd behoort te eindigen. De werkgever wordt ook veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 9897371 \ AO VERZ 22-33

Uitspraakdatum: 7 juli 2022

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker] , wonend in [woonplaats 1]

verzoekende partij, verder te noemen: [verzoeker]

gemachtigde: mr. J.H. Prins

tegen

[verweerder] , handelend onder de naam [bedrijfsnaam] en wonend in [woonplaats 2]

verwerende partij, verder te noemen: [verweerder]

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt een werknemer om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever. De kantonrechter wijst dat verzoek toe, omdat er omstandigheden zijn die meebrengen dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve na korte tijd behoort te eindigen. De werkgever wordt ook veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

1 Het procesverloop

1.1.

[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om onder meer de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.

1.2.

Op 28 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] met een brief van 14 juni 2022 nog stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 16 april 2018 in dienst bij [verweerder] . De functie van [verzoeker] is kraanmachinist met een salaris van € 3.364,23 bruto per maand.

2.2.

In een vonnis in kort geding van 16 februari 2022 is [verweerder] bij verstek onder meer veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld.

2.3.

In een vonnis in kort geding van 9 juni 2022 is [verweerder] bij verstek onder meer veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging en wettelijke rente over loon.

3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zo spoedig mogelijk te ontbinden. Verder wordt, na vermindering van het verzoek, verzocht om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 5.096,00 bruto en een billijke vergoeding van € 12.500,00 bruto. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat [verweerder] sinds begin 2021 structureel tekort schiet in de betaling van het loon en dat van [verzoeker] daarom niet meer gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Verder stelt [verzoeker] dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerder] , zodat [verzoeker] aanspraak heeft op een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

3.2.

[verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Daartoe heeft [verweerder] aangevoerd – samengevat – dat hij door de maatregelen in verband met COVID-19 moeite heeft gehad met het betalen van loon, terwijl hij ook geen aanspraak kan maken op de NOW-regeling. Verder wijst [verweerder] erop dat [verzoeker] de nodige schades heeft veroorzaakt. Volgens [verweerder] heeft [verzoeker] geen aanspraak op een transitievergoeding en heeft [verzoeker] ook geprobeerd om hem zwart te maken bij klanten en personeel. [verweerder] heeft als tegenverzoek dat het door [verzoeker] gelegde beslag op zijn voertuigen wordt opgeheven.

4 De beoordeling

het verzoek

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden en of [verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

4.2.

De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.

4.3.

Vast staat dat [verweerder] structureel het loon van [verzoeker] niet of veel te laat heeft betaald. Eerst heeft [verweerder] over de periode van juni 2021 tot december 2021 een bedrag aan loon van ruim € 6.000,00 netto onbetaald gelaten, ook nadat hij daartoe in eerdergenoemd vonnis in kort geding van 16 februari 2022 is veroordeeld. Dat bedrag is inmiddels fors opgelopen door wettelijke verhogingen, kosten en verbeurde dwangsommen. Daarna heeft [verweerder] het loon over de periode 15 december 2021 tot en met de maand mei 2022 in het geheel niet betaald, ondanks dat [verzoeker] zijn werk is blijven verrichten. Pas nadat [verweerder] opnieuw in kort geding is gedagvaard, heeft hij alsnog loon betaald op 2 juni 2022. In het vonnis in kort geding van 9 juni 2022 is [verweerder] veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en wettelijke verhoging.

4.4.

Het structureel niet of te laat betalen van het loon door [verweerder] is een omstandigheid die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Van [verzoeker] kan niet worden gevergd dat hij de arbeidsovereenkomst voortzet en zijn werk blijft verrichten, terwijl hij daarvoor structureel te laat of zelfs maandenlang in het geheel niet wordt betaald.

4.5.

Op de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij inmiddels per 11 juli 2022 een andere baan heeft gevonden, op basis van een arbeidsovereenkomst van zes maanden.

4.6.

Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden met ingang van 11 juli 2022.

4.7.

De kantonrechter kan aan [verzoeker] een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Verder is [verweerder] aan [verzoeker] een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] is ontbonden.

4.8.

Naar het oordeel van de kantonrechter is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Alleen al het maandenlang niet betalen van het loon over de periode van 15 december 2021 tot en met de maand mei 2022, ondanks een eerdere veroordeling tot betaling van loon in kort geding en ondanks dat [verzoeker] feitelijk zijn werk is blijven verrichten, levert evident ernstig verwijtbaar handelen of nalaten op van [verweerder] .

4.9.

Naar de kantonrechter begrijpt, doet [verweerder] een beroep op betalingsonmacht. Op de zitting heeft [verweerder] opgemerkt dat hijzelf ook niet betaald heeft gekregen door opdrachtgevers. Dat beroep kan niet slagen en kan niet afdoen aan het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Er zijn door [verweerder] immers geen stukken of ander bewijs overgelegd waaruit blijkt dat zijn onderneming te maken heeft met betalingsonmacht. Er is ook geen enkel gegeven waaruit blijkt dat [verweerder] in financieel moeilijke omstandigheden verkeert.

4.10.

Het verzoek om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt dus toegewezen. Het door [verzoeker] genoemde bedrag is niet betwist en [verweerder] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 5.096,00 bruto. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 11 augustus 2022.

4.11.

[verzoeker] heeft ook aanspraak op een billijke vergoeding. De kantonrechter zal die billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 10.000,00 bruto. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verzoeker] er op de zitting terecht op heeft gewezen dat hij weliswaar per 11 juli 2022 een nieuwe baan heeft gevonden waarin hij niet minder verdient dan bij [verweerder] , maar dat hij die baan in de proeftijd of na zes maanden ook weer kwijt kan raken. Dat betekent dat er nog steeds een aanzienlijke kans is dat [verzoeker] als gevolg van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te maken krijgt met verlies van inkomsten. Dat is een verlies aan inkomsten van naar schatting € 10.000,00 bruto, te weten het verlies aan loon over een periode van negen maanden en rekening houdend met een recht op WW.

4.12.

Verder houdt de kantonrechter bij de bepaling van deze billijke vergoeding rekening met de uitzonderlijke omstandigheid dat [verzoeker] maandenlang geen loon heeft gehad en met het feit dat met deze billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat [verweerder] zich op deze ernstig verwijtbare wijze gedraagt. Met deze vergoeding wordt [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter ook voldoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] .

4.13.

De kantonrechter zal [verweerder] dus veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto. De gevorderde wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf 11 juli 2022.

4.14.

De kantonrechter moet [verzoeker] in beginsel in de gelegenheid stellen om zijn verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken, omdat aan [verzoeker] een lagere billijke vergoeding wordt toegekend dan door hem is verzocht. Toch zal die gelegenheid tot intrekking niet worden geboden. [verzoeker] heeft op de zitting verklaard dat hij zo snel mogelijk weg wil bij [verweerder] en in zijn nieuwe baan wil beginnen. Daarvan uitgaande neemt de kantonrechter aan dat [verzoeker] afziet van zijn recht op intrekking van het verzoek.

4.15.

De proceskosten van [verzoeker] komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij ongelijk krijgt en omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] .

het tegenverzoek

4.16.

Het verzoek van [verweerder] om het door [verzoeker] gelegde beslag op te heffen, wordt afgewezen. [verweerder] heeft niet aangetoond of bewezen dat hij alles heeft betaald dat hij op grond van de hiervoor genoemde vonnissen in kort geding verschuldigd is. Verder kan niet worden aangenomen dat [verweerder] tijdig of vrijwillig zal overgaan tot betaling van de transitievergoeding en de billijke vergoeding, gelet op het eerder structureel en bij herhaling uitblijven van loonbetaling. Er is dus geen reden om te oordelen dat het beslag ondeugdelijk of onnodig is, en dus ook geen grond voor opheffing daarvan.

4.17.

Ook hier geldt dat [verweerder] de proceskosten van [verzoeker] moet betalen, omdat [verweerder] ongelijk krijgt. Maar gelet op de samenhang met het verzoek van [verzoeker] , zullen de kosten op nihil worden vastgesteld.

5 De beslissing

De kantonrechter:

het verzoek

5.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 11 juli 2022;

5.2.

veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 5.096,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;

5.3.

veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 10.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 juli 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;

5.4.

veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 693,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;

5.5.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

het tegenverzoek

5.6.

wijst het verzoek af;

5.7.

veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op nihil.

Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 7 juli 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

Artikel 7:671c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Artikel 7:671c lid 2, onder b, BW.

Artikel 7:673 lid 1, onder b en 2 °, BW.

Artikel 7:686a lid 7 BW .

Artikel 705 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature