U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Reisovereenkomst; vordering tot betaling van annuleringskosten wordt afgewezen omdat niet aan de precontractuele informatieverplichting is voldaan.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 9423128 \ CV EXPL 21-5961

Uitspraakdatum: 23 februari 2022

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam]

wonende te [woonplaats]

eiser

verder te noemen: [eiser]

gemachtigde: P. de Ruijter

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]

gedaagde

verder te noemen: [gedaagde]

procederend in persoon

1 De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of [eiser] recht heeft op betaling van de annuleringskosten van 35% van de reissom nadat hij de reis van [gedaagde] wegens wanbetaling heeft geannuleerd. Omdat [gedaagde] in dit geval kan worden aangemerkt als consument, dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of is voldaan aan de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Een van die regels houdt in dat [eiser] [gedaagde] op een begrijpelijke, duidelijke en in het oog springende wijze moet informeren over (onder meer) de annuleringsvoorwaarden. Aangezien [eiser] deze niet in de boekingsbevestiging heeft vermeld maar enkel ernaar heeft verwezen, heeft hij niet aan deze wettelijke plicht voldaan. De kantonrechter vernietigt daarom de overeenkomst en wijst de vordering van [eiser] af.

2 Het procesverloop

2.1.

[eiser] heeft bij dagvaarding van 17 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft daarop mondeling geantwoord. Naar aanleiding daarvan heeft de kantonrechter, bij tussenvonnis van 8 december 2021, bepaald dat een mondelinge behandeling dient plaats te vinden om partijen nader te horen.

2.2.

Op 24 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunten naar voren heeft gebracht.

2.3.

3 De feiten

3.1.

[eiser] is een eenmanszaak en handelt in reisbemiddeling.

3.2.

[gedaagde] heeft een pakketreis geboekt bij [eiser] voor hem en zijn kinderen. De pakketreis omvatte een retourvlucht van Amsterdam naar Malaga en een verblijf van 4 juli tot 13 juli 2020 in Hotel MS Amaraqua te Torremolinos. De totale reissom bedroeg € 4.357,50. [gedaagde] heeft een aanbetaling van totaal € 385,75 voldaan.

3.3.

In de boekingsbevestiging van 15 februari 2020 staat over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden het volgende vermeld:

“(…)

Wij tredenop als doorverkoper. De naam van de organisator wordt op deze boekingsbevestiging vermeld.

(…)

Van toepassing zijn de (aanvullende) voorwaarden van de organisator en alleen indien de reservering is gemaakt bij een ANVR-organisator zijn tevens de ANVR-reisvoorwaarden van toepassing.

Door acceptatie van deze bevestiging gaat u akkoord met de voorwaarden en verklaart u daarvan gedurende het boekingsproces kennis te hebben kunnen nemen. U vindt de ANVR-Reisvoorwaarden op www.anvr.nl/reizigersvoorwaarden.pdf en de aanvullende voorwaarden van de organisator op de website van de organisator en op www.anvr.nl/touroperatorvoorwaarden.(…)”

3.4.

Vanwege de coronapandemie heeft de Nederlandse regering met ingang 15 maart 2020 reisbeperkingen afgekondigd.

3.5.

In verband met de zorgen over (de ontwikkeling van) het corona-virus heeft [eiser] op 10 juni 2020 in een email het volgende aan [gedaagde] geschreven:

“(…)Onderstaande brief hebben wij van Corendon ontvangen. Wij nemen aan dat de inhoud van de brief voor zich spreekt. En als u toch besluit om gebruik te maken van de omboekregeling dan horen of lezen wij dit graag, doch uiterlijk maandag 15 juni a.s.

(…)

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen die worden genomen, merken we dat een deel van onze klanten nu liever niet op reis gaat. Daar hebben we begrip voor. We hebben eerder aangegeven dat klanten desgewenst hun reis kunnen omboeken, maar dat daarvoor de beperking geldt dat vertrekdatum en reisduur hetzelfde moeten blijven. Dit beleid wijzigen we; we geven u nu veel meer mogelijkheden om uw boeking te wijzigen.

 Iedereen die een reis heeft geboekt met een boekingsdatum tot en met 3 juni 2020 en met een vertrekdatum tot en met 31 oktober 2020, mag zijn reis kosteloos omboeken.

 Uitgezonderd zijn boekingen van Formule 1 reizen, zeecruises en vakanties waarbij de bestemming Nederland of België is.

 U kunt de bestemming, de vertrekdatum, de reisduur en het reisgezelschap (de deelnemers aan de reis) wijzigen.

 De uiterste vertrekdatum van uw nieuwe reis is 31 oktober 2021.

 U kunt uw omboeking uiterlijk tot en met maandag 15 juni 2020 aan ons doorgeven. U kunt dit doen via uw reisagent. We behandelen de binnengekomen wijzigingen in volgorde van de vertrekdatum van de oorspronkelijke reis. Het kan daarom even duren voordat u een reactie krijgt, wanneer de oorspronkelijke vertrekdatum later in dit jaar ligt(…)”

3.6.

[gedaagde] heeft daarop per email van 21 juni 2020 gereageerd met “Hallo ik wil graag een nieuwe datum prikken volgende jaar groetjes [gedaagde]”

3.7.

In reactie daarop heeft [eiser] in een email aan [gedaagde] geschreven:

“(…)

Zoals gemeld hebben we Corendon met grote moeite kunnen bewegen richting het alsnog mogen wijzigen van jullie boeking van dit jaar 2020 naar 2021. Daarbij gelden wel volgens de volgende voorwaarden:

1) De omboeking dient uiterlijk morgen (zaterdag 27 juni) te gebeuren

2) De aanbetaling bedraagt 30% van de nieuwe reissom

(…)”

3.8.

[gedaagde] heeft vervolgens de reisdata aan [eiser] bevestigd waarna [eiser] de omboekingsbevestiging per email van 6 juli 2020 aan [gedaagde] gestuurd. In deze email staat onder meer:

“(…)

Bijgaand sturen we je de definitieve omboekingsbevestiging en tevens factuur van jullie verplaatste vakantie naar Spanje, nu met vertrek in 2021. Daarnaast ontvang je ook de ANVR Reizigersvoorwaarden, de SGR Garantieregeling en de Calamiteitenfonds Garantieregeling.

(…)

Zoals we uitgebreid hebben besproken is deze boeking door Corendon puur coulancehalve alsnog omgeboekt naar 2021. De termijn hiervoor was reeds lang verstreken. Deze nieuwe boeking is bindend en er gelden op deze nieuwe boeking afwijkende annuleringsbepalingen. Het resterende verschil van betaling op de initiële boeking met factuurnummer 750/11025 ter grootte van € 385,75 van deze factuur 750/11025 doorgeschoven naar dit dossier met factuurnummer 750/11080.

(…)

We verzoeken je de aanbetaling van € 1.568,75 voor 11 juli 2020 aan ons te voldoen, de restantbetaling van € 3.672,50 ontvangen wij graag voor 25 mei 2021 (…)”

3.9.

In de omboekingsbevestiging staat onder het kopje “aanvullend” het volgende:

“Deze boeking is de vervangende coulance boeking van factuur 750/11025. Er gelden afwijkende annuleringsbepalingen. Bij annulering is direct 35% van de reissom verschuldigd. Uw tegoed op factuur 11025 ter grootte van € 385,75 is doorgeschoven en verwerkt op deze factuur.”

3.10.

Op 21 en 29 juli 2020 heeft [eiser] [gedaagde] betalingsherinneringen gestuurd om de aanbetaling van € 1.568,75 te voldoen. [eiser] heeft daarbij aangegeven dat, indien de betaling uitblijft, hij genoodzaakt is de vordering ter incasso aan de deurwaarder zal overdragen. [gedaagde] heeft daar geen gehoor aan gegeven.

3.11.

Op 25 september 2020 heeft [eiser] [gedaagde] een derde en laatste mogelijkheid geboden om de aanbetaling uiterlijk op 1 oktober 2020 te voldoen. [eiser] heeft daarbij nogmaals aangegeven dat, indien de betaling uitblijft, hij genoodzaakt is de vordering ter incasso aan de deurwaarder zal overdragen. [gedaagde] heeft ook hier geen gevolg aan gegeven.

3.12.

[eiser] heeft de vordering vervolgens uit handen gegeven aan zijn deurwaarder die [gedaagde] bij brieven van 11 en 15 mei 2021 heeft gesommeerd om tot betaling over te gaan. Omdat deze sommaties niet tot betaling hebben geleid, heeft [eiser] [gedaagde] bij brief en annuleringsfactuur van 28 mei 2021 laten weten dat de reis definitief is geannuleerd. [eiser] heeft hem daarbij tevens verzocht over te gaan tot betaling van de annuleringskosten van € 1.612,08, zijnde 35% van de totale reissom minus € 39,25 (vliegbelasting) en € 385,75 (hetgeen [gedaagde] al had voldaan). Ook hier is [gedaagde] niet toe overgegaan.

4 De vordering

4.1.

[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.612,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2020, althans vanaf 17 augustus 2021 tot dag van de algehele voldoening. Ook vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeelt tot betaling van € 235,31 aan buitengerechtelijke kosten, tot betaling van de kosten van deze procedure inclusief salaris gemachtigde en tot betaling van de nakosten.

4.2.

[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij een reisovereenkomst met [gedaagde] is overeengekomen en dat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen op grond daarvan, en ondanks meerdere betalingsherinneringen, niet is nagekomen. Als gevolg hiervan schiet [gedaagde] toerekenbaar tekort in de nakoming van de reisovereenkomst.

5 Het verweer

5.1.

[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk) en voert aan – samengevat – dat hij verplicht werd om de reis om te boeken omdat hij niet over een annuleringsverzekering beschikte. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij de reis, gelet op de astmatische klachten van zijn kinderen in combinatie met de verplichting om tijdens het reizen een mondkapje te dragen, niet meer wilde maken. Volgens [gedaagde] heeft hij dit ook aan [gedaagde] kenbaar gemaakt. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat indien hij wel op vakantie was gegaan, dat hij in ieder geval niet deze reis had gemaakt omdat alles veel duurder was geworden.

6 De beoordeling

6.1.

Vast staat dat op 15 februari 2020 tussen [eiser] en [gedaagde] een reisovereenkomst tot stand is gekomen voor een reis naar Spanje. Daarnaast staat ook vast dat de reis op 6 juli 2020 is omgeboekt naar een latere datum. Ook is onbetwist vast komen te staan dat deze reis door [eiser] is geannuleerd. In geschil is nu of [gedaagde] gehouden is om de annuleringskosten aan [eiser] te voldoen.

6.2.

De kantonrechter stelt voorop dat de tussen partijen gesloten reisovereenkomst een zogeheten pakketreisovereenkomst in de zin van artikel 7:500 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) betreft. Omdat [gedaagde] niet heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is hij aan te merken als consument. Dit betekent dat voordat aan de vraag wordt toegekomen of [gedaagde] al dan niet een vergoeding verschuldigd is aan [eiser] , de kantonrechter ambtshalve dient te toetsen of is voldaan aan de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht. Eén van die bepalingen is artikel 7:502 BW. Hierin is in lid 1 onderdelen a tot en met h de zogeheten precontractuele informatieverplichting voor [eiser] neergelegd.

6.3.

In onderdelen g en h van dit artikellid is – voor zover relevant – vermeld dat in de precontractuele fase aan de consument wordt verstrekt:

g) de mededeling dat de reiziger de overeenkomst vóór het begin van de pakketreis te allen tijde kan beëindigen tegen betaling van een redelijke beëindigingsvergoeding of, indien toepasselijk, van de gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen die door de organisator worden verlangd, in overeenstemming met artikel 509 lid 1 en 2 BW;

h) informatie over een facultatieve of verplichte verzekering die de kosten bij beëindiging van de overeenkomst door de reiziger (…) dekt.

6.4.

Op grond van de precontractuele informatieverplichting rustte op [eiser] de verplichting om de in artikel 7:502 lid 1 BW genoemde informatie aan [gedaagde] te verstrekken voordat die is gebonden aan de pakketreisovereenkomst. De mogelijkheid van ontbinding van de pakketreisovereenkomst, de hoogte van de annuleringskosten en de mogelijkheid daarvoor een annuleringsverzekering te sluiten vormen essentiële onderdelen van de te verstrekken precontractuele informatie. [eiser] dient deze informatie zowel voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst (artikel 7:502 lid 1 sub g BW ) als in de pakketreisovereenkomst zelf (artikel 7:504 lid 3 BW) te verstrekken. [eiser] diende die precontractuele informatie bovendien op duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier te verstrekken (artikel 7:504 lid 4 BW).

6.5.

Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij [gedaagde] tijdens het verkoopgesprek van alle informatie heeft voorzien en hem heeft gewezen op de mogelijkheid om een annuleringsverzekering te sluiten. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] daar geen gebruik van willen maken. [eiser] heeft verder ook betoogd dat hij de ANVR-voorwaarden bij de boekingsbevestiging als bijlage heeft meegestuurd omdat het, gelet op de omvang van deze voorwaarden, onmogelijk is om overal op te wijzen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit onvoldoende om vast te stellen dat de essentiële onderdelen van de te verstrekken precontractuele informatie op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier onder de aandacht zijn gebracht. Ook uit de overgelegde boekingsbevestiging van 15 februari 2021 (r.o. 3.3.) blijkt niet dat [eiser] deze precontractuele informatie heeft verstrekt. Daarin wordt slechts vermeld dat de (aanvullende) voorwaarden van [eiser] van toepassing zijn en dat indien de reservering is gemaakt bij een ANVR-organisator tevens de ANVR-reisvoorwaarden van toepassing zijn. Verder wordt vermeld dat [gedaagde] , door acceptatie van de bevestiging, akkoord gaat met de voorwaarden en dat hij verklaart daarvan gedurende het boekingsproces kennis heeft genomen. Zelfs indien dit het geval is, voldoet een enkele verwijzing naar deze voorwaarden in de bevestiging van de reisovereenkomst naar het oordeel van de kantonrechter niet aan het wettelijke vereiste dat de pakketreisovereenkomst, daarin begrepen de op grond van artikel 7:504 BW verstrekte informatie, in heldere en begrijpelijke taal moet zijn opgesteld.

6.6.

Voor zover [eiser] meent dat gebreken omtrent informatie die in de precontractuele fase moet worden verstrekt, in het bijzonder met betrekking tot de hiervoor genoemde onderdelen g. en h. alsnog bij de omboekingsbevestiging van 6 juli 2020 (r.o. 3.9.) zijn verstrekt en dat daarmee eerdere tekortschieten wordt hersteld, wordt hij hierin niet gevolgd. Annuleringskosten en de omvang daarvan vormen een essentieel onderdeel van precontractuele informatie en dienen daarom vóór de totstandkoming van de reisovereenkomst te worden verstrekt en niet eerst bij de omboekingsbevestiging dat voortborduurt op de reeds gesloten reisovereenkomst.

6.7.

Het voorgaande betekent dat [eiser] niet aan zijn wettelijke verplichtingen heeft voldaan en dat hij [gedaagde] niet naar behoren heeft geïnformeerd. Dat leidt tot het oordeel dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Op basis van vaste jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie dient een sanctie te volgen die evenredig, doelmatig en afschrikwekkend is. Met het oog op deze Europeesrechtelijke beginselen ziet de kantonrechter aanleiding om de overeenkomst te vernietigen. Daarbij geeft de kantonrechter (mede) toepassing aan de artikelen 3:40 en /of 6:193d en 6:193f onder c BW. Niet is uit te sluiten dat [gedaagde] , indien hij in de precontractuele fase op een duidelijke en heldere wijze was gewezen op de toepasselijke annuleringskosten, van de reisovereenkomst had afgezien, dan wel de reisovereenkomst zelf had beëindigd. Door de betreffende informatie achterwege te laten, is [gedaagde] die mogelijkheid onthouden en dat dient voor rekening van [eiser] te komen.

6.8.

Met de vernietiging van de reisovereenkomst is de grondslag voor de gevorderde hoofdsom komen te ontvallen. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] dan ook afwijzen. De nevenvorderingen zullen eveneens worden afgewezen.

6.9.

[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil, aangezien hij in persoon procedeert.

7 De beslissing

De kantonrechter:

7.1.

wijst de vordering af;

7.2.

veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil;

7.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature