U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Huurrecht, aansprakelijkheidsrecht. Schade aan parketvloer ten gevolge van lekkage door openstaande kraan bovenbuurman. Verhuurder niet aansprakelijk omdat gebrek niet aan verhuurder kan worden toegerekend als bedoeld in artikel 7:208 BW . Wel onrechtmatige daad bovenbuurman.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insoventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 9479865 \ CV EXPL 21-6759

Uitspraakdatum: 15 juni 2022

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eiser

verder te noemen: [eiser]

procederend in persoon

tegen

1 de stichtingStichting Woon Op Maat

gevestigd te Heemskerk

gedaagde

verder te noemen: Woonopmaat

gemachtigde: mr. G.P. Poiesz

2 2. [gedaagde 2]wonende te [woonplaats]gedaagde

verder te noemen: [gedaagde 2]gemachtigde: mr. L.J. Sonneveld

De zaak in het kort [eiser] en [gedaagde 2] huren beiden een woning van Woonopmaat in hetzelfde wooncomplex. In de woning van [gedaagde 2] heeft een lekkage plaatsgevonden. Het water heeft ook de woning van [eiser] bereikt, waardoor schade is ontstaan aan de parketvloer van [eiser] . [eiser] wil dat Woonopmaat of [gedaagde 2] deze schade vergoedt. De kantonrechter wijst de vordering ten aanzien van Woonopmaat af omdat de lekkage niet aan Woonopmaat kan worden toegerekend. De kantonrechter vindt dat [gedaagde 2] de schade moet vergoeden omdat hij onzorgvuldig heeft gehandeld.

1 Het procesverloop

1.1.

[eiser] heeft bij dagvaarding van 4 oktober 2021 een vordering tegen Woonopmaat en [gedaagde 2] ingesteld. Woonopmaat en [gedaagde 2] hebben schriftelijk geantwoord.

1.2.

Op 22 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken toegezonden: [gedaagde 2] op 23 februari 2022, [eiser] op 10 maart 2022 en Woonopmaat op 11 maart 2022.

2 Feiten

2.1.

[eiser] huurt van Woonopmaat een woning aan [adres] in [woonplaats] . Deze woning bevindt zich op de tweede verdieping. [gedaagde 2] huurt in hetzelfde wooncomplex van Woonopmaat een woning op de vierde verdieping.

2.2.

Op 19 december 2020 heeft in het complex een lekkage plaatsgevonden. [gedaagde 2] ontdekte na een wandeling met zijn echtgenote dat het kraantje in de wc-ruimte van zijn woning openstond en dat het wastafeltje was overstroomd. Het water is via de wanden en elektriciteitsleidingen ook twee verdiepingen lager in de woning van [eiser] terechtgekomen. Door het water is schade aan de parketvloer van [eiser] ontstaan.

2.3.

Diezelfde dag heeft een monteur van de firma [naam] onderzoek gedaan naar de oorzaak van de lekkage. In het werkrapport dat monteur [monteur 1] heeft opgemaakt staat onder meer:Oorzaak was het kraantje van fonteintje in toilet open en kwam er water uit wastafel stond vol water en riool kon dit niet afvoeren. Ook zit de afvoer van het fonteintje niet goed aangesloten op het riool waardoor bij gebruik wastafel waterput het riool loopt.

2.4.

Op 30 december 2020 heeft [eiser] [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor de schade aan (onder meer) zijn parketvloer.

2.5.

In een brief van 2 januari 2021 heeft [gedaagde 2] aan [eiser] geschreven:Ik betreur ten zeerste de ontstane schade aan uw woning door waterlekkage vanuit onze woning. De lekkage is ontstaan door verstopping in de afvoer bij ons in de wc-ruimte. Dit mankement is op 19 december 2020 door de firma [naam] geconstateerd en gemotiveerd als verkeerd gemonteerde afvoerpijp. Deze is destijds door Woon op Maat vernieuwd bij de renovatie van de wc ruimte. Wij hebben Woon op Maat op de hoogte gesteld van deze gebeurtenis. Zij hebben ons gemeld dat zijzelf de regie hebben genomen in de afwikkeling van de ontstane schade. Alle betrokken buren hebben van Woon op Maat een schrijven/melding ontvangen dat op 25 januari aanstaande een expert/deskundige is ingeschakeld om alle schade in kaart te brengen.Zoals u kunt begrijpen hebben wij een afwachtende houding aangenomen op de bevindingen van de ingeschakelde expert/deskundige van Woon op Maat. Tevens hebben wij ook onze eigen verzekering op de hoogte gesteld over dit incident. Wij kregen te horen dat Woon op Maat de risicodragende partij is omdat deze als eigenaar van het gebouw zorg dient te dragen voor het goed functioneren van alle voorzieningen, en niet wij als huurder.De schade kunt u verhalen bij Woon op Maat door deze aansprakelijk te stellen of bij uw eigen inboedelverzekering te reclameren. Inmiddels is in overleg met Woon op Maat een afspraak gemaakt met de firma [naam] om de afvoer op een correcte manier te herstellen.

2.6.

Op 7 januari 2021 heeft [naam] bij [gedaagde 2] herstelwerkzaamheden verricht. In het werkrapport dat monteur [monteur 2] heeft opgemaakt staat onder meer:Het riool ontstopt zodat de afvoer van de fontein weer goed doorloopt. De aansluiting van de vloerbuis op de afvoer in de vloer weer goed passend gemaakt zodat deze niet meer lekt. (…) Constateringen Het riool loopt ook niet meer goed door deze moet ontstopt worden.

Uitgevoerd Het riool ontstopt zodat de afvoer van de fontein weer goed doorloopt. De aansluiting van de vloerbuis op de afvoer in de vloer weer goed passend gemaakt zodat deze niet meer lekt.

2.7.

[eiser] heeft “De Vloerenexpert” gevraagd om de schade te beoordelen. Volgens De Vloerenexpert moet de gehele vloer worden vervangen. De kosten hiervan worden begroot op € 6.995,78.

2.8.

Op 21 mei 2021 heeft [eiser] ook Woonopmaat aansprakelijk gesteld voor de schade aan zijn parketvloer.

3 De vordering

3.1.

[eiser] vordert (kort weergegeven) dat de kantonrechter Woonopmaat veroordeelt om aan hem € 8.786,53 te betalen. Dit bedrag bestaat uit € 6.995,78 aan schade aan de parketvloer, € 273,75 aan verblijfkosten en € 1.517,00 aan verhuis- en opslagkosten.

3.2.

Volgens [eiser] is Woonopmaat aansprakelijk voor de schade die hij lijdt. Hij doet een beroep op artikel 7:208 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [eiser] stelt dat de schade is veroorzaakt door een gebrek dat na het aangaan van de huurovereenkomst is ontstaan. Het gebrek is aan Woonopmaat toe te rekenen omdat de problemen met de afvoer van het wastafeltje in de woning van [gedaagde 2] het gevolg zijn van door Woonopmaat onjuist uitgevoerde (renovatie)werkzaamheden, aldus [eiser] .

3.3.

In het geval de kantonrechter oordeelt dat Woonopmaat niet aansprakelijk is voor de schade, vindt [eiser] dat de genoemde schade door [gedaagde 2] moet worden vergoed op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad). Volgens [eiser] had [gedaagde 2] ervoor moeten zorgen dat de afvoer in orde was en er geen lekkage zou optreden. Dat heeft [gedaagde 2] niet gedaan. [eiser] stelt dat [gedaagde 2] daarom ten opzichte van hem maatschappelijk onzorgvuldig, en daarmee onrechtmatig, heeft gehandeld.

3.4.

Op de zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij niet heeft bedoeld om hoofdelijke veroordeling van beide gedaagden te vorderen zoals in de dagvaarding staat en dat hij dat laat vallen.

4 Het verweer

4.1.

Woonopmaat betwist de vordering. Zij voert (kort gezegd) aan dat de schade haar niet kan worden toegerekend. Volgens Woonopmaat is de lekkage veroorzaakt door het langdurig openzetten van de kraan - in een fonteintje zonder overstroombeveiliging - in de woning van [gedaagde 2] . Daar kan Woonopmaat niets aan doen. Verder betwist Woonopmaat de hoogte van de gestelde schade.

4.2.

Ook [gedaagde 2] betwist de vordering. Hij voert onder meer aan dat problemen met de afvoer de oorzaak zijn van de lekkage. Dit is een verantwoordelijkheid van Woonopmaat. Hij wist hier niets van en kon hier ook niets aan doen. Ook [gedaagde 2] betwist de hoogte van de gestelde schade.

4.3.

Op het verweer van beide gedaagden wordt hieronder nader ingegaan.

5 De beoordeling

5.1.

[eiser] heeft op de zitting toegelicht dat hij in de eerste plaats Woonopmaat aanspreekt en pas in de tweede plaats [gedaagde 2] aansprakelijk acht voor de schade. De kantonrechter zal daarom eerst de vordering tegen Woonopmaat beoordelen.Gebrek

5.2.

Vast staat dat er vanuit de woning van [gedaagde 2] water in de woning van [eiser] terecht is gekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter vormt de aanwezigheid van dat water een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW . De woning van [eiser] kreeg daarmee immers een staat of eigenschap waardoor deze niet langer het genot aan [eiser] kon verschaffen dat hij van het gehuurde mocht verwachten. [eiser] heeft zelf de lekkage niet veroorzaakt en had hier ook geen invloed op. Deze kan hem dan ook niet worden toegerekend. Daarmee is voldaan aan de omschrijving van een gebrek van artikel 7:204 lid 2 BW .

5.3.

Op grond van artikel 7:206 BW was het dus aan Woonopmaat om dit gebrek te verhelpen. Aan die verplichting heeft Woonopmaat voldaan. Vast staat dat zij direct op de melding van [eiser] heeft gereageerd en haar onderhoudsbedrijf heeft ingezet om de oorzaak van de lekkage vast te stellen. Ook heeft zij de directe waterschade aan het gehuurde verholpen doordat zij ervoor heeft gezorgd dat er schilderwerkzaamheden zijn uitgevoerd en de elektra is hersteld. Gebrek kan niet aan Woonopmaat worden toegerekend

5.4.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Woonopmaat daarmee voldoende gedaan. De schade aan de vloer van [eiser] die is veroorzaakt door het gebrek hoeft Woonopmaat niet te vergoeden. Voor toewijzing van die vordering op grond van artikel 7:208 BW is namelijk vereist dat het gebrek aan Woonopmaat kan worden toegerekend. De kantonrechter vindt dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat daarvan sprake is. De kantonrechter legt dat hieronder uit.

5.5.

[eiser] stelt dat de problemen met de afvoer het gevolg zijn van door Woonopmaat onjuist uitgevoerde werkzaamheden in het verleden. [eiser] baseert dit op een verklaring van [gedaagde 2] . [gedaagde 2] schrijft namelijk in zijn brief van 2 januari 2021 dat volgens de firma [naam] een verkeerd gemonteerde afvoerpijp de oorzaak van de verstopping is. Volgens [gedaagde 2] is die pijp destijds door Woonopmaat vernieuwd bij de renovatie van de wc-ruimte. Ter zitting heeft [eiser] ook nog aangevoerd dat aannemelijk is dat er een verstopping in de afvoer aanwezig was waardoor het water zich heeft opgehoopt en de wasbak overstroomde.

5.6.

Vast staat dat de waterschade niet zou zijn ontstaan als het kraantje niet open was blijven staan. De vraag ten aanzien van de eventuele aansprakelijkheid van Woonopmaat is echter of sprake is van een gebrek aan de (afvoer van) de wasbak dat aan Woonopmaat te wijten is. De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat de problemen met de afvoer het gevolg zijn van door Woonopmaat onjuist uitgevoerde werkzaamheden. Uit voornoemde werkrapporten van de firma [naam] volgt niet dat een verkeerd gemonteerde afvoerpijp de oorzaak van de lekkage is geweest. Er staat weliswaar dat de afvoer van het fonteintje niet goed zit aangesloten op het riool, maar er wordt in beide rapporten met name melding gemaakt van een verstopping van het riool: “wastafel stond vol water en riool kon dit niet afvoeren” en “Het riool loopt ook niet meer goed door deze moet ontstopt worden”. Bovendien heeft [gedaagde 2] in zijn brief van 2 januari 2021 geschreven dat de lekkage is ontstaan door verstopping in de afvoer en heeft [eiser] ter zitting ook zelf nog aangevoerd dat aannemelijk is dat er een verstopping in de afvoer aanwezig was waardoor het water zich heeft opgehoopt en de wasbak overstroomde. De kantonrechter neemt daarom tot uitgangspunt dat een verstopping in de afvoer van de wasbak er uiteindelijk toe heeft geleid dat de wasbak is overstroomd. Over de oorzaak van die verstopping wordt niets vermeld in de werkrapporten. Dat sprake zou zijn van puin in de leidingen dat daar door Woonopmaat bij werkzaamheden is achtergelaten, zoals [eiser] heeft gesteld, is niet gebleken. Concrete aanwijzingen daarvoor ontbreken en bovendien gaat het om werkzaamheden die volgens [eiser] tijdens een renovatie in 1992/1993, dus bijna dertig jaar geleden, zijn uitgevoerd. Onduidelijk is wat er na die tijd met het riool en de afvoer is gebeurd. Zo heeft [eiser] op de zitting zelf naar voren gebracht dat [gedaagde 2] mogelijk na de renovatie een ander wasbakje heeft geïnstalleerd omdat dit zowel qua vorm als overstroombeveiliging afwijkt van het wasbakje dat destijds bij [eiser] is geïnstalleerd. [eiser] twijfelt er dus ook zelf aan of het overstromen van het wasbakje het gevolg is van werkzaamheden van Woonopmaat. Dat de lekkage aan Woonopmaat moet worden toegerekend is al met al niet aannemelijk geworden. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter geen aanleiding [eiser] gelegenheid te geven zijn stelling te bewijzen.

5.7.

Op de zitting heeft [eiser] nog aan zijn vordering tegen Woonopmaat ten grondslag gelegd dat Woonopmaat als bezitter van het wooncomplex op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de schade. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. Voor zover al sprake zou zijn van een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW , heeft Woonopmaat terecht aangevoerd dat niet zij, maar de Vereniging van Eigenaren (VvE) als bezitter van het complex moet worden aangemerkt. Niet is betwist dat ook de opstalverzekering op naam van de VvE is gesteld.

Conclusie

5.8.

Woonopmaat is niet aansprakelijk voor de schade aan de vloer die [eiser] heeft geleden door de lekkage. De kantonrechter zal de vorderingen ten aanzien van Woonopmaat daarom afwijzen.Proceskosten

5.9.

Omdat [eiser] ongelijk krijgt, komen de proceskosten voor zijn rekening. De kantonrechter stelt deze aan de zijde van Woonopmaat tot en met vandaag vast op € 622,00 (2x € 311,00) aan salaris gemachtigde van Woonopmaat.

Onrechtmatig handelen [gedaagde 2]

5.10.

Omdat de kantonrechter de vordering ten aanzien van Woonopmaat afwijst, komt de kantonrechter toe aan de vraag of [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade.

5.11.

[eiser] heeft aan zijn vordering tegen [gedaagde 2] ten grondslag gelegd dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter is dat met [eiser] eens. Hieronder zal dat worden uitgelegd.

5.12.

De kantonrechter stelt voorop dat in de woning van [gedaagde 2] langere tijd een kraantje heeft opengestaan terwijl hij en zijn echtgenote op dat moment niet aanwezig waren. Ook staat vast dat het wastafeltje onder dat kraantje is overgelopen en dat dit uiteindelijk onder meer heeft geleid tot schade aan de parketvloer van [eiser] .

5.13.

Onrechtmatig handelen kan bestaan uit een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens omgeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Voor zover het verweer van [gedaagde 2] ziet op de verhoogde drempel voor de vestiging van aansprakelijkheid voor “zuiver nalaten” verwerpt de kantonrechter dit verweer. Onrechtmatig handelen vanwege zuiver nalaten houdt in het niet actief ingrijpen terwijl dat wel is vereist waardoor het nalaten daarvan onrechtmatig wordt. [eiser] stelt weliswaar dat [gedaagde 2] ervoor had moeten zorgen dat de afvoer in orde was en dat er geen lekkage zou optreden (wat als een “zuiver nalaten” gekwalificeerd zou kunnen worden, omdat de mogelijk gevaarzettende situatie van een ondeugdelijke afvoer daardoor in stand blijft), maar dit kan niet los gezien worden van het (door [gedaagde 2] erkende) feit dat in de woning van [gedaagde 2] een kraan open heeft gestaan. [eiser] heeft daar ter zitting ook op gewezen. Kortom, aan de vordering van [eiser] ligt ook (impliciet) het openzetten van de kraan ten grondslag.

5.14.

Wel geldt in beginsel dat [gedaagde 2] alleen voor de schade kan worden aangesproken indien sprake is van zodanig onzorgvuldig handelen dat dit onrechtmatig is. Daarvoor is vereist dat [gedaagde 2] wist of redelijkerwijze behoorde te weten dat zijn handelen tot schade voor anderen kon leiden. Daarbij speelt onder meer een rol de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. [gedaagde 2] voert in dit verband aan dat hij redelijkerwijs niet kon weten dat het openstaan van het kraantje tot enige schade voor zijn onderburen zou leiden omdat er nooit soortgelijke problemen met de afvoer zijn geweest. Ook heeft hij betoogd dat hij toen niet wist dat sprake was van een gebrekkige aansluiting en aanwezigheid van puin in de afvoer en dat hij niet weet hoe het kraantje is opengegaan. Volgens hem werd het kraantje zelden gebruikt.

5.15.

De kantonrechter heeft geen reden om te veronderstellen dat [gedaagde 2] het kraantje opzettelijk open heeft laten staan toen hij en zijn echtgenote de woning verlieten. Aan de andere kant acht de kantonrechter het ook niet aannemelijk dat het kraantje per ongeluk is aangestoten en daardoor is gaan lopen, zoals [gedaagde 2] heeft geopperd. [eiser] voert terecht aan dat dat gelet op de vorm van de knop – een foto van het kraantje bevindt zich in het dossier – niet voor de hand ligt, omdat het kraantje moet worden opengedraaid om deze aan te zetten. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat het kraantje op enig moment moet zijn opengedraaid, waarna iemand vergeten is dit weer dicht te draaien. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] betoogt dat dit aan [gedaagde 2] als aanwezige hoofdbewoner kan worden toegerekend. [gedaagde 2] heeft dat op zichzelf niet betwist, zodat daar vanuit zal worden gegaan. Door vervolgens de woning te verlaten heeft [gedaagde 2] een gevaarzettende situatie laten ontstaan. Daarvoor is niet vereist dat [gedaagde 2] wist dat sprake was van een verstopping. Hoewel gewoonlijk het water uit een openstaande kraan via de afvoer weg stroomt, bestaat namelijk altijd een kans dat het water niet weg kan, bijvoorbeeld door een verstopping in de wasbak, wanneer deze – zoals hier het geval was – geen overstroombeveiliging heeft, of door een verstopping in de afvoer/riolering. Wanneer een dergelijke verstopping niet wordt opgemerkt zal deze – bij een lopende kraan – snel tot een overstroming leiden, met alle gevolgen van dien. Deze kans is niet zo klein dat [gedaagde 2] hiermee geen rekening had hoeven houden, zoals [gedaagde 2] heeft betoogd. De kantonrechter vindt dat [gedaagde 2] dan ook zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld door onbeheerd een kraan open te laten, dat sprake is van onrechtmatig handelen. De waterschade aan de parketvloer van [eiser] houdt direct verband met het overstromen van de wasbak van [gedaagde 2] en is ook voorzienbare schade. Wateroverlast in een woning kan immers ook leiden tot wateroverlast en schade in een daaronder gelegen woning, bijvoorbeeld aan de vloer van die woning zoals in dit geval. [gedaagde 2] is dan ook aansprakelijk voor de schade die [eiser] hierdoor heeft geleden.

5.16.

Voor zover [gedaagde 2] betoogt dat niet hij maar Woonopmaat aansprakelijk is voor de schade omdat de verstopping is veroorzaakt door werkzaamheden van Woonopmaat, geldt dat de kantonrechter dat niet aannemelijk acht. [gedaagde 2] heeft niet weersproken dat het gaat om werkzaamheden die zijn uitgevoerd in 1992/1993. Als bij die werkzaamheden puin zou zijn achtergebleven in de afvoer van de wasbak, zou mogen worden verwacht dat zich dan al eerder problemen met de wasbak hadden voorgedaan. Maar zelfs al zouden de werkzaamheden van Woonopmaat de kans op een verstopping wel hebben vergroot, dan doet dat niet af aan de verplichtingen die [gedaagde 2] tegenover [eiser] heeft zoals in r.o. 5.15 is overwogen. Het ontslaat [gedaagde 2] in elk geval niet van zijn verplichting om de schade van [eiser] te vergoeden.

5.17.

[gedaagde 2] heeft verder nog aangevoerd dat [eiser] geen schade heeft geleden, omdat de parketvloer niet van [eiser] maar van Woonopmaat is. [gedaagde 2] beroept zich daarbij op artikel 5:3 BW in samenhang met 3:4 lid 2 BW , waarin staat dat een zaak die met een hoofdzaak zodanig is verbonden dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat fysieke beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, bestanddeel van die hoofdzaak wordt. In dit geval zou de parketvloer dus onderdeel zijn gaan uitmaken van het appartement waarvan Woonopmaat eigenaar is. Daarmee zou ook Woonopmaat eigenaar zijn geworden van de vloer. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Dat de parketvloer zodanig verlijmd is dat deze niet zonder beschadiging van betekenis kan worden verwijderd is niet komen vast te staan. De enkele verwijzing naar het rapport van De Vloerenexpert (r.o. 2.7) waarin staat dat de vloer verlijmd is, is daarvoor in elk geval onvoldoende. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de vloer geen onderdeel van het gehuurde is gaan uitmaken. [eiser] is dus de eigenaar van de vloer gebleven en daarmee ook degene die de schade lijdt.

De hoogte van de schade

5.18.

Nu vast staat dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade van [eiser] , moet de vraag worden beantwoord hoe hoog de schade van [eiser] is. [eiser] stelt dat zijn schade aan de parketvloer € 6.995,78 bedraagt. Daarbij gaat [eiser] uit van de waarde van een nieuwe parketvloer. [gedaagde 2] heeft echter terecht aangevoerd dat de vloer die [eiser] had geen nieuwe vloer betrof. [gedaagde 2] wijst erop dat op de foto’s die [eiser] van de vloer heeft gemaakt, te zien is dat de vloer enige krassen en beschadigingen heeft en aan een onderhoudsbeurt toe was en dat De Vloerenexpert de vloer heeft beschreven als ‘ziet er geleefd uit’.. [eiser] heeft dit onvoldoende weersproken. De kantonrechter is het dan ook met [gedaagde 2] eens dat een aftrek ‘nieuw voor oud’ is aangewezen. Op de zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde 2] aangegeven dat de door [gedaagde 2] ingeschakelde schade-expert daarbij tot een aftrek van € 1.500,00 komt op de offerte van De Vloerenexpert voor het schuren en lakken van 50 m2 en van € 242,00 als de werkzaamheden door De Vloerenexpert zouden worden uitgevoerd. Daarmee resteert volgens [gedaagde 2] een bedrag van € 5.253,78. [eiser] heeft dat niet (voldoende) betwist. De kantonrechter zal deze berekening daarom volgen en de vordering tot dat bedrag toewijzen.

5.19.

[eiser] vordert naast vergoeding van de schade aan zijn vloer ook vergoeding van € 273,75 aan verblijfkosten en € 1.517,00 aan verhuis- en opslagkosten. Niet ter discussie staat dat [eiser] tijdens de vervanging van de vloer niet in de woning kan verblijven en ook een (groot) deel van zijn inboedel tijdelijk elders zal moeten opslaan. Deze kosten komen daarmee dan ook in redelijkheid voor rekening van [gedaagde 2] . [gedaagde 2] heeft de hoogte van deze schadeposten ook niet betwist. De kantonrechter zal de bedragen die [eiser] heeft gevorderd dan ook toewijzen. Conclusie

5.20.

De conclusie is dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld tot betaling van € 5.253,78 voor schade aan de parketvloer, € 273,75 aan verblijfkosten en € 1.517,00‬ aan verhuis- en opslagkosten. Ook de (niet-betwiste) gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.Proceskosten

5.21.

In de zaak tegen [gedaagde 2] komen de kosten voor rekening van [gedaagde 2] , omdat hij ongelijk krijgt. [eiser] heeft zich niet heeft laten bijstaan door een (professioneel) gemachtigde. Aan [eiser] zal daarom geen salaris gemachtigde, maar een forfaitaire vergoeding van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten worden toegekend. Daarbij wordt [gedaagde 2] ook veroordeeld tot betaling van € 85,00 aan kosten voor betekening van dit vonnis, indien betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.22.

De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6 De beslissing

De kantonrechter:

ten aanzien van Woonopmaat:

6.1.

wijst de vordering af;

6.2.

veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Woonopmaat worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 (2x € 311,00) aan salaris van de gemachtigde van Woonopmaat;

6.3.

verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

ten aanzien van [gedaagde 2] :

6.4.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van € 5.253,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 december 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.5.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van € 273,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.6.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van € 1.517,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.7.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:

dagvaarding € 127,27

griffierecht € 85,00

reis-, verblijf- en verletkosten € 50,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

6.8.

veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 85,00 aan kosten voor betekening van dit vonnis, indien betekening heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

6.9.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.10.

wijst de vordering voor het overige af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature