Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

aansprakelijkheid executeur

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Zaanstad

Zaaknr./rolnr.: 9510482 \ CV EXPL 21-3971 (rvk)

Uitspraakdatum: 21 april 2022

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiser]

wonende te [woonplaats 1]

[eiseres]

wonende te [woonplaats 1]

eisers

verder te noemen: [eiser] , [eiseres] en gezamenlijk [eisers]

gemachtigde: mr. R.S. Rabarison, advocaat te Amsterdam

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats 2]

gedaagde

verder te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. drs. L.J.C. Vet

1 Het procesverloop

1.1.

[eisers] heeft bij dagvaarding van 26 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingediend.

1.2.

Op 8 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] en [eiseres] zijn in persoon verschenen, vergezeld door hun gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eisers] en [gedaagde] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2 De feiten

2.1.

Op 9 oktober 2019 is mevrouw [erflaatster] overleden (de moeder, hierna ook te noemen: erflaatster). Mevrouw [erflaatster] was gehuwd met de heer [xxx] (de vader), die is vooroverleden op 13 november 2008.

2.2.

Uit het huwelijk van de heer [xxx] en mevrouw [erflaatster] zijn vier kinderen geboren:

[kind 1] ;

[kind 2] ;

[kind 3/eiseres] ;

[kind 4/eiser] .

2.3.

De heer [xxx] heeft in zijn testament zijn echtgenote, mevrouw [erflaatster] tot enig erfgename benoemd.

2.4.

De heer [xxx] is op 13 november 2008 overleden.

2.5.

Erflaatster heeft in haar testament onder meer [kind 1] en [kind 2] onterfd en [eiser] benoemd als enig en algeheel erfgenaam onder de last van de afgifte van een legaat aan [eiseres] inhoudende een bedrag gelijk aan het erfdeel dat zij zou ontvangen indien zij tezamen met [eiser] ieder voor de helft erfgenaam zou zijn. Verder is in het testament [gedaagde] tot executeur benoemd. [gedaagde] heeft het executeurschap aanvaard.

2.6.

[gedaagde] heeft op 31 januari 2020 als executeur van de nalatenschap een (onjuiste) aangifte erfbelasting ingediend. De aanslag is op 10 maart 2020 opgelegd.

2.7.

Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 5 november 2020 is [gedaagde] – op eigen verzoek – ontslagen als executeur van de nalatenschap van erflaatster.

3 De vordering

3.1.

[eisers] vorderen dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan de nalatenschap van een bedrag van € 474,- aan schadevergoeding plus de buitengerechtelijke incassokosten van € 71,10. Daarnaast vorderen [eisers] dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan hen te betalen een bedrag van € 1.440,25 plus de buitengerechtelijke incassokosten van € 216,04.

3.2.

[eisers] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] als executeur van de nalatenschap van erflaatster tekort is geschoten in de van hem te vergen zorg door ten onrechte het testament van de vader te negeren en daarmee [eisers] heeft willen benadelen. Hoewel [gedaagde] kennis had van dit testament heeft [gedaagde] dit testament buiten beschouwing gelaten bij het opstellen en indienen van de aangifte erfbelasting. Hierdoor is een onjuiste aanslag erfbelasting (van 10 maart 2020) opgelegd en hebben [eisers] schade geleden. Deze schade kan begroot worden op € 1.440,25 aan advocaatkosten vanwege werkzaamheden van de advocaat vanwege het tekortschieten van de executeur en een bedrag van € 216,04 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is schade toegebracht aan de nalatenschap: € 83,- aan griffierecht voor het indienen van het verzoek tot ontslag van de executeur; € 391,- aan kosten van de door de executeur aan mr. Vet verleende opdracht om de juridische betekenis van de testamenten van de ouders te duiden en een bedrag van € 71,10 aan buitengerechtelijke incassokosten.

4 Het verweer en de tegenvordering

4.1.

[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen en dat er ook geen sprake is van schade.

4.2.

[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eisers] veroordeelt om de juridische kosten van € 2.030,- (de kantonrechter begrijpt: de reële proceskosten) die hij in verband met het voeren van verweer tegen de vordering van [eisers] heeft moeten maken. [gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag dat hij door de beschuldigingen van [eisers] aangaande het plegen van een onrechtmatige daad materiele schade heeft geleden omdat hij genoodzaakt was om rechtsbijstand van een jurist in te roepen.

5 De beoordeling

de vordering

5.1.

In deze zaak staat de vraag centraal of de gewezen executeur [gedaagde] aan de nalatenschap en aan de rechthebbenden de schade moet vergoeden die is ontstaan door het indienen van een onjuiste aangifte erfbelasting. [gedaagde] heeft – en dat staat niet ter discussie - bij het verzorgen van de aangifte erfbelasting geen rekening gehouden met de inhoud van het testament van vader waarin moeder als enig erfgenaam werd aangewezen. De door [gedaagde] verzorgde aangifte erfbelasting (ingediend op 31 januari 2020) was dus onjuist omdat deze uitging van het bestaan van vorderingen van de kinderen op moeder vanwege het vooroverlijden van vader.

5.2.

De kantonrechter stelt bij de beoordeling van die vraag voorop dat de executeur bij de uitoefening van zijn taken niet alleen bevoegdheden, maar ook verplichtingen en in het bijzonder een zorgplicht jegens de rechthebbenden heeft. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] die zorgplicht niet geschonden heeft. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht en daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

5.3.

[gedaagde] heeft op 14 februari 2020 de brief van 29 januari 2020 van de door hem ingeschakelde fiscaal jurist mr. A.S.J.M. Tax, over de onjuistheid in de aangifte, doorgestuurd aan [eiseres] . [eiseres] heeft vervolgens op 26 februari 2020 een eerste gesprek gehad met de door haar ingeschakelde advocaat mr. B. Kramer over de gevolgen van het testament van vader.

5.4.

Uit de overgelegde brief van 12 maart 2020 mr. Tax, die een reactie is op de visie van mr. Kramer, blijkt dat mr. Tax op dat moment nog steeds uitging van het bestaan van de vorderingen van de kinderen op moeder vanwege het vooroverlijden van vader. [gedaagde] heeft deze brief van mr. Tax op 14 maart 2020 aan [eiser] verzonden.

5.5.

[eiseres] heeft vervolgens op 26 maart 2020 aan [gedaagde] verzocht om gegevens zoals banksaldi, rekeningen begrafeniskosten en taxatierapporten en onderliggende stukken te verstrekken. [gedaagde] heeft daarop diezelfde dag gereageerd dat hij ziek is vanwege een Corona-besmetting en dat hij zodra hij weer beter is aan het verzoek zal voldoen. [gedaagde] heeft die boodschap herhaald op 2 april 2020: ‘ik heb sinds drie weken corona’. De reactie van [eiseres] hierop komt er op neer dat zij de handelwijze van [gedaagde] ‘onbehoorlijk en onbeschoft’ vindt.

5.6.

In de brief van 7 mei 2020 heeft mr. Kramer de executeur aansprakelijk gesteld voor zijn handelen en er op aangedrongen dat de executeur een verzoek tot zijn ontslag bij de kantonrechter indient.

5.7.

[gedaagde] heeft vervolgens mr. drs. [yyy] van Bestevaer Nalatenschap Beheer ingeschakeld om de juridische gevolgen van het testament van vader uit 1972 te beoordelen en een juiste boedelverdeling op te stellen. Mr. Vet heeft op 20 augustus 2020 zijn bevindingen aan [gedaagde] ter kennis gebracht.

5.8.

De kantonrechter is op grond van voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel dat de fout die de executeur heeft gemaakt bij het indienen van de aangifte erfbelasting geen tekortschieten in zijn zorgplicht op levert. Het is voldoende gebleken dat de gevolgen van het testament van vader niet aanstond duidelijk waren, ook voor de ingeschakelde deskundigen niet. Door direct een advocaat aan te zoeken en niet het gesprek aan te gaan met de executeur hebben [eiseres] en [eiser] bijgedragen aan de moeizame communicatie tussen hen en de executeur. Het had daarbij op hun weg gelegen om de executeur eerst in de gelegenheid te stellen de fout te herstellen. Nergens blijkt uit dat hij dit zou hebben geweigerd. In plaats van navraag te doen bij de executeur over de onduidelijkheid ter zake de bedragen in de aangifte erfbelasting zijn meteen advocaatkosten gemaakt. De conclusie hiervan is dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor de gestelde schade die is veroorzaakt door de onjuiste aangifte, die later is hersteld. De vordering van [eiseres] en [eiser] tot vergoeding van € 1.440,25 aan advocaatkosten zal dan ook worden afgewezen. Voor zover [eiseres] en [eiser] zich op het standpunt stellen de advocaatkosten moeten worden vergoed omdat sprake is van een onrechtmatige daad van [gedaagde] oordeelt de kantonrechter dat de vordering ook op deze grondslag moet worden afgewezen nu niet voldoende onderbouwd is gesteld dat [gedaagde] [eiseres] of [eiser] opzettelijk heeft willen benadelen.

5.9.

[gedaagde] heeft na aandringen door de gemachtigde van [eiseres] en [eiser] een ontslagverzoek ingediend bij de kantonrechter. Het aan dat verzoek verbonden griffierecht van € 83,- dient, mede gelet op de opstelling van [eiseres] en [eiser] , die gericht op het ontslag van de executeur niet door [gedaagde] gedragen te worden, maar kan ten laste van de nalatenschap blijven. De vordering met betrekking tot het vergoeden van het schadebedrag ter grootte van dat griffierecht wordt afgewezen.

5.10.

Gelet op de onduidelijkheid die bestond over het testament was het niet onredelijk om een opdracht te geven aan mr. Vet om een en ander juridisch te duiden. [gedaagde] was op het moment van het verstrekken van die opdracht nog in functie en had als executeur geen toestemming van [eiseres] en [eiser] nodig om juridisch advies in te winnen. De aan deze opdracht verbonden kosten van € 391,- hoeven niet door [gedaagde] vergoed te worden.

5.11.

De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eisers] zal afwijzen.

5.12.

De proceskosten komen voor rekening van [eisers] omdat zij ongelijk krijgen.

de tegenvordering

5.13.

[gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten. Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende. Een vordering tot veroordeling van de wederpartij in de volledige proceskosten is toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de gedaagde zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als hier bedoeld past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. De kantonrechter is van oordeel aan die hoge eis niet is voldaan en dat van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen in deze zaak geen sprake is. Niet gezegd kan worden dat de vordering evident ongegrond is en voor het aannemen van onrechtmatig handelen is onvoldoende gesteld.

5.14.

De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [gedaagde] zal afwijzen.

5.15.

De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt. Deze worden vastgesteld op nihil omdat er geen werkzaamheden zijn verricht die een aparte vergoeding naast de zaak van de vordering rechtvaardigen.

6 De beslissing

De kantonrechter:

de vordering

6.1.

wijst de vordering af;

6.2.

veroordeelt [eisers] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 374,- aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;

de tegenvordering

6.3.

wijst de vordering af;

6.4.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eisers] worden vastgesteld op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature