Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Arbeidsrecht. Douaneambtenaar heeft na waarschuwing voor (privé)gebruik dienstauto/OV-chipkaart (buiten werktijd) onder invloed en zonder geldig rijbewijs gereden. Dat heeft hij verzwegen voor zijn werkgever en geen openheid van zaken gegeven. Ernstig verwijtbaar handelen.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./repnr.: 9594531 \ AO VERZ 21-125

Uitspraakdatum: 17 maart 2022

Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

De Staat der Nederlanden

gevestigd te Den Haag

verzoekende partij

verder te noemen: De Staat

gemachtigde: mr. M.C. Nijholt

tegen

[werknemer]

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [werknemer]

procederend in persoon

de zaak in het kort

Een douaneambtenaar heeft een schriftelijke waarschuwing en (een aankondiging van) een berisping ontvangen omdat hij zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van de dienstauto en de zakelijke OV-chipkaart privé heeft gebruikt. De politie heeft later geconstateerd dat de werknemer (buiten werktijd) onder invloed en zonder geldig rijbewijs heeft gereden. Werknemer heeft toen enkele uren op het politiebureau moeten doorbrengen. Werknemer heeft dat, ook na herhaaldelijk doorvragen, verzwegen tegenover zijn werkgever en geen openheid van zaken gegeven. Achteraf is ook gebleken dat werknemer zonder geldig rijbewijs in de dienstauto heeft gereden. De kantonrechter vindt dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en ontbindt de arbeidsovereenkomst op de datum van de beschikking. De werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding.

1 Het procesverloop

1.1.

De Staat heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 17 februari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. De Staat heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2 De feiten

2.1.

[werknemer] , geboren [in 1993] (28 jaar), is sinds 1 april 2021 in dienst bij De Staat. [werknemer] is werkzaam bij de Douane. Tussen 1 januari 2021 en 1 april 2021 was [werknemer] op basis van een proefplaatsing vanuit de participatiewet werkzaam bij de Douane. De laatstelijk gesloten arbeidsovereenkomst is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 1 jaar, tot en met 31 maart 2022. De functie van [werknemer] is Medewerker Douane B, in die functie verrichte [werknemer] werkzaamheden zoals eenvoudig onderhoud, het aanvullen van voorraden en schoonmaak.

2.2.

Tijdens de proefplaatsing heeft [werknemer] op 1 februari 2021 gebruik gemaakt van de dienstauto om broodjes te gaan halen. [werknemer] had geen toestemming voor het gebruik van dienstauto’s en beschikte niet over de daarvoor benodigde GRA-pas. [werknemer] heeft tijdens die rit een snelheidsovertreding begaan waarvoor een bekeuring is gegeven. [werknemer] ’s leidinggevende heeft hem hierop aangesproken.

2.3.

Het rijbewijs van [werknemer] is per 6 april 2021 geschorst in verband met het overtreden van artikel 8 Wegenverkeerswet.

2.4.

Op 10 mei 2021 heeft [werknemer] gebruik gemaakt van een dienstauto om sigaretten te gaan halen. Ook voor die rit had hij geen toestemming. De Staat heeft [werknemer] hiervoor op 10 mei 2021 een schriftelijke waarschuwing gegeven.

2.5.

Op 1 juli 2021 is [werknemer] beëdigd als ambtenaar.

2.6.

Tussen 5 en 20 juni 2021 heeft [werknemer] voor privé doeleinden gereisd met zijn zakelijke OV-chipkaart (Shuttel-mobiliteitskaart). De Staat heeft [werknemer] daar op 24 augustus 2021 op aangesproken en een schriftelijke berisping aangekondigd. In oktober 2021 is gebleken dat [werknemer] de Shuttel-mobiliteitskaart ook in juli en augustus 2021 voor privéreizen heeft gebruikt.

2.7.

In de nacht van 12 op 13 september 2021 heeft de politie geconstateerd dat [werknemer] onder invloed van (teveel) alcohol een voertuig bestuurde. [werknemer] heeft zijn leidinggevende vroeg in de ochtend op 13 september 2021 per WhatsApp bericht dat hij de avond daarvoor het slachtoffer is geworden van zinloos geweld, dat hij net terug was van het politiebureau om aangifte te doen en dat hij wat later op zijn werk zou komen.

2.8.

Bij brief van 27 september 2021 heeft het Bureau Integriteit en Veiligheid (BIV) van de FIOD als volgt bericht:

‘Naar aanleiding van bovenstaande heeft het BIV politiegegevens geraadpleegd m.b.t. [werknemer] . Daaruit kwam onder meer naar voren dat: - hij op maandag 13 september omstreeks 00.25 uur door de politie samen met een vriend werd aangetroffen op het Holendrechtplein te Amsterdam nadat hij melding had gemaakt van het feit dat hij mishandeld zou zijn; - dit zou zijn gebeurd bij het café [naam] te Amsterdam. De politie daarop de omgeving heeft doorzocht en camerabeelden heeft laten uitkijken. Daarop werd niets aangetroffen; - de politie constateerde dat [werknemer] onder invloed van alcohol was en recalcitrant was richting de politie; - hij vertelde dat hij ambtenaar was en bij de douane werkte. Hij zich brutaal en denigrerend gedroeg jegens de politie; - de politie zag dat [werknemer] en zijn vriend volgens richting hun auto liepen, waarop de politie hen mededeelde dat ze niet mochten rijden met alcohol op; - de politie 5 minuten later de betreffende auto een stopteken gaf, waarna [werknemer] aan de bestuurderskant uit het voertuig stapte; - [werknemer] vervolgens is bevolen om mee te werken aan een ademanalyse, waarbij werd geconstateerd dat hij te veel alcohol had gedronken om een voertuig te besturen en daarmee artikel 8 van de Wegenverkeerswet had overtreden; - in verband met het al eerder overtreden van artikel 8 Wegenverkeerswet in april 2018 de geldigheid van het rijbewijs van [werknemer] per 6 april 2021 geschorst is. […] De mogelijkheid bestaat dat [werknemer] zonder geldig rijbewijs een dienstvoertuig van de douane bestuurd heeft.’

2.9.

Op 28 september 2021 heeft [werknemer] (hierna ook ‘ [werknemer] ’) met zijn leidinggevende (‘ [leidinggevende] ’) en een adviseur arbeidsjuridische zaken (‘ [adviseur] ’) gesproken over de gebeurtenissen in de nacht van 12 op 13 september 2021. Op vragen van De Staat heeft [werknemer] in eerste instantie aangegeven dat hij die nacht op het politiebureau had gezeten om aangifte te doen van mishandeling. Op de vraag of er niet nog een verhaal aan vast zat, heeft [werknemer] geantwoord dat hij vertelde wat hij nog wist. Verder heeft [werknemer] verklaard dat er ‘vorig jaar ofzo’ iets ten aanzien van zijn rijbewijs was gebeurd. Verder staat in het gespreksverslag:‘ [adviseur] : [werknemer] , je hebt denk ik wel door dat wij graag willen weten wat er nou precies is gebeurd. Reden hiervoor is dat wij een verstrekking van politiegegevens hebben ontvangen van de FIOD. Nu blijkt dat er zich die nacht ook andere dingen hebben afgespeeld. Ik kan niet anders dan concluderen dat jij niet eerlijk hebt verklaard tegen [naam] en nu ook niet alles verteld.[adviseur] : Je kijkt heel verbaasd. [leidinggevende] : Is jouw rijbewijs al in april [2021] ongeldig verklaard?[werknemer] : Hoezo?[adviseur] : [naam] heeft je al eerder gevraagd of je wel de waarheid vertelde en of er niet iets anders speelde. Om die reden heeft hij mij ook verteld dat er twijfels zijn bij jouw verhaal. Ook nu wordt je meermaals gevraagd of er wellicht meer gespeeld heeft die bewuste nacht, hetgeen jij ontkent. Nu blijkt dat je [maandag 13 september 2021] op het politiebureau hebt gezeten omdat je onder invloed achter het stuur zat. [werknemer] : Ik weet ook niet alles. Ik heb een klap gekregen. [leidinggevende] : Ik heb het nu drie keer gevraagd, toen met [naam 2] ook al drie keer. Ik hoor nu dat je rijbewijs is ingetrokken. Ik heb je al aangezegd [op 10 mei 2021] dat er disciplinaire sancties zouden volgen. Je hebt toen [10 mei 2021] een dienstauto gebruikt terwijl je geen rijbewijs had. [werknemer] : Hoe bedoel je?[adviseur] : Uit de informatie die wij hebben ontvangen blijkt dat de geldigheid van jouw rijbewijs met ingang van 6 april 2021 is geschorst. Dit betekent dat je bij het oneigenlijk gebruik van de dienstauto op 10 mei 2021 niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. [werknemer] : Oké[leidinggevende] : Ja, oké. Zondag op maandagnacht, het moment dat de politie besluit om je mee te nemen naar het bureau: wat was de reden?[werknemer] : Rijden onder invloed zonder rijbewijs. [leidinggevende] : Waarom zeg je dat niet?[werknemer] : Vergeten. [leidinggevende] : Dat soort dingen vergeet je niet. Je brengt mij in een lastige positie. De relatie tussen een medewerker en leidinggevende is gebaseerd op vertrouwen. Je geeft ons geen keuze meer. [adviseur] : Klopt het ook dat jij je vervelend en recalcitrant gedragen hebt tegenover de politie?[werknemer] : Nee.[adviseur] : Heb je verteld dat je ambtenaar bent en bij de Douane werkt?[werknemer] : Ja, ik was bang. Ze wilden niet luisteren. […]’

2.10.

Bij e-mail van 7 oktober 2021 heeft [werknemer] akkoord gegeven op het gespreksverslag van 28 september 2021.

2.11.

Bij brief van 28 september 2021 heeft De Staat [werknemer] per direct geschorst. Bij brief van 8 november 2021 heeft De Staat uiteengezet wat aanleiding was voor de schorsing (privéreizen met de Shuttelkaart, het gebruik van de dienstauto en de gebeurtenissen op 13 september 2021). De Staat heeft [werknemer] uitgenodigd om zijn visie op de gebeurtenissen te geven in een gesprek op 10 november 2021. Het gesprek heeft op 11 november 2021 plaatsgevonden. [werknemer] heeft tijdens dat gesprek bevestigd dat de inhoud van de brief van 8 november 2021 juist is.

3 Het verzoek

3.1.

De Staat verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen van [werknemer] , zodanig dat van De Staat niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW ). Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding wegens wanprestatie van [werknemer] (artikel 7:686 BW). De Staat heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.

3.2.

Achteraf (op 27 september 2021) is gebleken dat [werknemer] op 10 mei 2021 zonder geldig rijbewijs een dienstauto heeft bestuurd. Daarnaast heeft [werknemer] onjuiste en onvolledige verklaringen afgelegd over zijn afwezigheid op 13 september 2021 en over zijn rijbewijs, bij welke verklaringen hij is gebleven, ook toen werd doorgevraagd. Ten slotte heeft [werknemer] zich recalcitrant, brutaal en denigrerend opgesteld tegen politieambtenaren en daarbij een nadrukkelijk verband aangebracht met zijn hoedanigheid van Douaneambtenaar. Door deze gedragingen heeft [werknemer] in strijd gehandeld met de Wegenverkeerswet, de beginselen van goed werknemerschap, het personeelsreglement, de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) en de kernwaarden van de Douane; [werknemer] heeft niet plichtsgetrouw, nauwgezet, verantwoordelijk of zorgvuldig gehandeld. Daardoor is hij ongeloofwaardig en onbetrouwbaar en schaadt hij het ambt en de Douane. Van De Staat kan in redelijkheid niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens de Staat is ook sprake van ernstig verwijtbaar handelen zodat de arbeidsovereenkomst per de datum van de beschikking moet worden ontbonden en zodat [werknemer] geen recht heeft op de transitievergoeding. De Staat verzoekt om dat ook voor recht te verklaren.

3.3.

Op grond van artikel 6 Ambtenarenwet 2017 is [werknemer] gehouden de bij of krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Met het begaan van de hiervoor genoemde integriteitsschendingen heeft [werknemer] de op hem als ambtenaar rustende verplichtingen geschonden en zich niet gedragen zoals het een goed ambtenaar betaamt. Daarom is sprake van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van 7:686 BW rechtvaardigt.

4 Het verweer

4.1.

[werknemer] heeft geen verweerschrift ingediend. Hij is ter zitting verschenen en heeft verklaard geen verweer te voeren tegen het ontbindingsverzoek van De Staat. Verder heeft [werknemer] verklaard, ook na uitdrukkelijk doorvragen van de kantonrechter, dat alles wat De Staat hem verwijt, waar is.

5 De beoordeling

5.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.

5.2.

Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is, of als sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:686 BW). In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).

5.3.

Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding. Daarover wordt het volgende overwogen.

5.4.

[werknemer] is eerder gewaarschuwd omdat hij gebruik maakte van de dienstauto zonder dat hij daarvoor toestemming had. Hij heeft daarbij ook een bekeuring gekregen voor te hard rijden. Op 24 augustus 2021 is een berisping aangekondigd voor het gebruiken van de zakelijke OV-chipkaart voor privédoeleinden. Achteraf is zelfs gebleken dat [werknemer] bij het gebruik van de dienstauto op 10 mei 2021, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs.

5.5.

In de nacht van 12 op 13 september 2021 heeft de politie geconstateerd dat [werknemer] met (teveel) alcohol op en zonder geldig rijbewijs, auto heeft gereden. Daarmee heeft hij de wegenverkeerswet overtreden. [werknemer] heeft dit verzwegen voor zijn werkgever, terwijl hij in diezelfde nacht tegenover de politie wel duidelijk heeft gemaakt dat hij bij de douane werkte. De Staat heeft in twee gesprekken, zo begrijpt de kantonrechter, herhaaldelijk gevraagd wat er die bewuste nacht gebeurd is. [werknemer] heeft steeds gezegd dat alleen sprake was van een mishandeling en verzwegen dat hij zelf onder invloed en zonder geldig rijbewijs had gereden.

5.6.

Op grond van artikel 6 lid 1 van de Ambtenarenwet is [werknemer] verplicht zich als een goed ambtenaar te gedragen. Daarmee heeft [werknemer] een bijzondere (integriteits)positie ten opzichte van de werknemer die geen ambtenaar is. Mede gelet op die bijzondere positie had het op de weg van [werknemer] gelegen om openheid van zaken te geven nadat zijn werkgever hem daarom verzocht. Dat geldt des te meer nu [werknemer] eerder al vanwege een integriteitskwestie schriftelijk was gewaarschuwd en er al een berisping was aangekondigd. Dat [werknemer] zich zoals hiervoor beschreven heeft gedragen en heeft nagelaten openheid van zaken te geven vindt de kantonrechter ernstig verwijtbaar en reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt omdat sprake is van verwijtbaar handelen van [werknemer] .

5.7.

De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van De Staat zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus zal worden ontbonden. De kantonrechter is van oordeel dat De [werknemer] niet alleen verwijtbaar heeft gehandeld, maar dat de ontbinding ook het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] . [werknemer] heeft immers welbewust gehandeld en het kan ook niet anders dan dat hij zich van het onoorbare van zijn gedrag bewust moet zijn geweest. De arbeidsovereenkomst zal daarom per de datum van deze beschikking worden ontbonden. Op grond van artikel 7:673 lid 7 onder C BW heeft [werknemer] geen recht op de transitievergoeding. De door De Staat verzochte verklaring voor recht zal worden toegewezen.

5.8.

De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [werknemer] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat is niet het geval, de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] . Gesteld noch gebleken is dat De Staat (ook) ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

5.9.

Omdat het primaire verzoek van De Staat wordt toegewezen en de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding wordt ontbonden, hoeft De Staat geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken. Daarom hoeft het subsidiaire verzoek van De Staat niet meer te worden beoordeeld.

5.10.

De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van De Staat worden vastgesteld op € 747,00. Ook de nakosten zullen worden toegewezen.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 17 maart 2022;

6.2.

verklaart voor recht dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van De Staat;

6.3.

veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Staat tot en met vandaag vaststelt op:griffierecht € 126,00

salaris gemachtigde € 747,00 ;

6.4.

veroordeelt [werknemer] tot betaling van de nakosten tot een bedrag van € 120,00, voor zover die kosten daadwerkelijk door [x] worden gemaakt;

6.5.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature