Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Strafontslag politieambtenaar houdt geen stand. Gebleken plichtsverzuim is daartoe onvoldoende, mede gelet op het langdurige goede dienstverband. Geen schending ambtsgeheim.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/1328

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 december 2022 in de zaak tussen [eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Duijvelshoff),

en

de korpschef van politie , (verweerder)

(gemachtigde: mr. J.M. Burger).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 28 januari 2021 (bestreden besluit). In dat besluit heeft verweerder het besluit van 30 juni 2020, waarbij aan eiser de straf van onvoorwaardelijk strafontslag is opgelegd en subsidiair ongeschiktheidsontslag is verleend, gehandhaafd.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Tevens zijn verschenen [naam 1] ( [functie] ), [naam 2] en mr. [naam 3] .

Wat vooraf ging

1.1

Eiser was sinds 1 oktober 1994 in dienst bij de politie . Laatstelijk als [functie 1] . In maart 2019 is [collega] (hierna: de collega) in het team van eiser geplaatst. Zij kon als klokkenluidster van de Hoefkade niet meer in Den Haag werken. Teamchef [teamchef] (hierna: de teamchef) vraagt eiser haar onder zijn hoede te nemen.

1.2

Naar aanleiding van geluiden uit het team van eiser dat sprake zou kunnen zijn van een relatie tussen eiser en de collega is op 27 augustus 2019 in een MT-overleg daarover gesproken. De volgende dag heeft de teamchef een spraakbericht gestuurd aan eiser, waarin hij onder meer aangeeft dat het voor hem niets uitmaakt, maar dat hij het gewoon wil weten. Eiser heeft daarop de teamchef via WhatsApp laten weten dat de “intentie heel zuiver” is.

1.3

Op 3 september 2019 heeft eiser na afloop van een debriefing aan de groep gevraagd of het klopt dat er wordt geroddeld over hem en de collega. Daarop reageert een andere collega dat dat inderdaad het geval is en dat zij dat ook aan hem heeft meegedeeld. Er ontstaat vervolgens een discussie tussen de collega en de bewuste collega, welke door enkele collega’s als ‘geïrriteerd’ is geduid.

1.4

De teamchef legt eiser op 8 september 2019 aan eiser een conceptbericht voor waarin staat dat eiser en de collega hebben ontkend dat sprake is van een relatie. Eiser reageert daarop, maar haalt de ontkenning er niet uit.

1.5

Op 16 september 2019 gaat eiser met de collega mee naar een gesprek met de vertrouwenspersoon in Den Haag . Eiser heeft bij de operationele leiding gemeld dat hij met de collega voor een afspraak naar Den Haag is. De teamchef tracht eiser te bereiken, maar eiser reageert niet of nauwelijks op de berichten van de teamchef. De teamchef dreigt eiser en de collega als urgente vermissing te gaan melden.

De avond van 16 september 2019 bericht eiser per WhatsApp aan [naam 1] dat hij iets urgents met hem te delen heeft en dat dit betrekking heeft op de teamchef. Er vindt een telefoongesprek tussen hen plaats. De volgende dag meldt eiser zich ziek. In de avond bericht eiser [naam 1] dat hij zich niet in staat voelt een gesprek met de teamchef aan te gaan, vanwege de bedreigende en intimiderende houding van de teamchef naar eiser toe. Eiser spreekt in zijn bericht van een noodkreet en geeft aan dat het zeer onveilig voelt. Eiser vraagt daarom eerst met [naam 1] te spreken en om bijstand van de collega en de vakbond. Dat wordt afgesproken. Op 18 september 2019 vindt het gesprek van eiser met [naam 1] plaats, waarbij de collega en een medewerker van de vakbond aanwezig zijn.

1.6

Op 19 september 2019 meldt collega [naam 4] zich bij eiser, om in opdracht van [naam 1] het wapen van eiser in te nemen, omdat er zorgen zijn. Het wapen wordt op 20 september ingenomen en eiser verneemt van een andere collega dat het team een contactverbod met hem heeft gekregen.

1.7

Op 20 september 2019 gaat eiser met de collega mee naar een gesprek met een journalist van NRC .

1.8

Op 26 september 2019 wordt de hoofdcommissaris benaderd door de vertrouwenspersoon, er wordt een gesprek gepland. Op 27 september 2019 meldt de collega in een gesprek met [naam 5] ( politiechef ) en [naam 1] dat de teamchef haar lastig valt en stalkt en dat hij haar ook ongewenste seksueel getinte WhatsApp-berichten heeft gestuurd.

De volgende dag wordt de teamchef met verlof gestuurd en moet hij zijn wapen inleveren.

1.9

Op 29 september 2019 wordt een artikel van de journalist gepubliceerd in het NRC , met als kop: “ Politiechef naar huis gestuurd vanwege beschuldigingen seksuele intimidatie”.

1.10

Naar aanleiding van de melding van de collega wordt een onderzoek ingesteld. In het kader daarvan levert de collega op 30 september 2019 haar privé-telefoon in voor het veiligstellen van WhatsApp-berichten van de teamchef. Bij dat onderzoek stuit de onderzoeker ook op het berichtenverkeer tussen de collega en eiser en met de journalist. Er is geen toestemming gevraagd om dit berichtenverkeer in te zien. Dit berichtenverkeer vormt aanleiding om onderzoek naar eiser in te stellen. Op 2 oktober 2019 wordt bij het Openbaar Ministerie een melding schending ambtsgeheim gedaan. Een dag later levert eiser zijn diensttelefoon in die wordt uitgelezen.

Besluitvorming

2. Bij besluit van 3 oktober 2019 wordt eiser buiten functie gesteld. Eiser wordt verweten dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen richting een van zijn collega’s en mogelijk (vertrouwelijke) politiegegevens verstrekt heeft aan onbevoegden, en mogelijk uren onjuist verantwoord heeft in BVCM. Aan het bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) is opdracht gegeven onderzoek te doen naar het mogelijke plichtsverzuim van eiser.

3. Het VIK-onderzoek wordt op 21 april 2020 afgerond. Naar aanleiding van de onderzoeksrapportage heeft verweerder geconcludeerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim in de zin van artikel 76 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Verweerder heeft eiser bij het primaire besluit primair de straf van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd en subsidiair aan eiser ongeschiktheidsontslag verleend. Verweerder heeft in het bestreden besluit het advies van de bezwaaradviescommissie HRM van 4 januari 2021 overgenomen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

4.1

Verweerder heeft het ernstig plichtsverzuim gebaseerd op de volgende aan eiser verweten gedragingen:

a. onvoldoende professionele distantie in relatie tot het dienstbelang

Verweerder acht aannemelijk dat eiser een liefdesrelatie heeft onderhouden met de collega, die onder zijn verantwoordelijkheid als [functie 1] viel. Het onderhouden van een relatie levert geen plichtsverzuim op, maar wel als het belang van de dienst erdoor wordt geraakt en daarvan is volgens verweerder sprake. Eiser heeft van meerdere collega’s signalen ontvangen over de onrust die er bestond over de relatie, zijn positie en die van de collega in de groep. Desondanks heeft eiser deze relatie niet gemeld, stelselmatig ontkend. Dit heeft geleid tot veel onrust op het team. Zijn keuze de relatie niet te melden, de collega voor te dragen voor een MD-traject en in BVCM haar verlof en grote hoeveelheid meeruren te fiatteren hebben geleid tot (de schijn van) belangenverstrengeling.

b. gezagsondermijnend gedrag, waaronder het (laten) delen van gevoelige organisatie-informatie aan een journalist

Verweerder verwijt eiser bewust vertrouwelijke informatie te hebben gelekt / te laten lekken aan een journalist, waarmee eiser gehandeld heeft in strijd met zijn ambtseed/ambtsbelofte. Aannemelijk is dat eiser er voor heeft gekozen de problemen niet zelf te melden, maar de gevoelige informatie via de media te laten delen om hiermee de korpsleiding, de eenheidsleiding en de districtsleiding te overvallen en daarmee in een negatief daglicht te stellen. Dat levert volgens verweerder zeer ernstig plichtsverzuim op.

c. overig ondermijnend gedrag

Van een politieambtenaar, zeker in de rol van operationeel leidinggevende, mag worden verwacht dat deze zich verre houdt van gedragingen die het functioneren van de groep of het aanzien/de betrouwbaarheid/integriteit van collega’s negatief zouden kunnen beïnvloeden. Eisers negatieve uitlatingen (over de collega’s en de leidinggevende met wie op dat moment sprake was van een zorgelijke situatie) richting een in de groep onervaren collega die aan zijn begeleiding was toevertrouwd, acht verweerder escalerend, ondermijnend en zorgelijk en worden door verweerder als ernstig normoverschrijdend gedrag en ernstig plichtsverzuim aangemerkt.

d. mis-/gebruik dienstmiddelen

Verweerder verwijt eiser dat hij tientallen werkgerelateerde e-mails naar zijn privémailadres heeft doorgezonden. Verder heeft eiser de collega toestemming gegeven via zijn account te werken aan een relaas in eisers werkomgeving in Citrix. Dit is een ernstige inbreuk op het in hem gestelde vertrouwen en ernstig plichtsverzuim.

e. gedragingen rondom BVCM

Als [functie 1] is eiser verantwoordelijk voor de fiattering van de BVCM-verantwoording van anderen in zijn groep en de eigen BVCM. Bij meerdere onregelmatigheden/grote verschillen met collega’s is het onaannemelijk dat eiser die niet heeft gezien. Verder acht verweerder het zeer verwijtbaar dat eiser als verantwoordelijke [functie 1] met de collega bespreekt hoe zij onder kennelijke onregelmatigheden in BVCM uit kan komen. Verweerder merkt de gedragingen van eiser op dit punt aan als een ernstige inbreuk op het in hem gestelde vertrouwen en als ernstig plichtsverzuim.

f. onvoldoende transparantie

Verweerder stelt dat als rode draad door alle vormen van plichtsverzuim heenloopt dat eiser zich structureel onvoldoende transparant heeft opgesteld richting de leiding. Zo heeft hij geen melding gemaakt van zijn relatie met de collega, het delen van informatie met de pers (door eiser of de collega), en de mogelijk daaruit voortvloeiende publicaties en heeft hij ook geen melding gemaakt van zijn zorgen over het integriteitsincident tussen de teamchef en de collega.

4.2

Concluderend is volgens verweerder sprake van diverse vormen van (zeer) ernstig plichtsverzuim. Eiser heeft in zijn aansturende rol als [functie 1] een onvoldoende kritische en corrigerende houding aangenomen ten aanzien van de collega en onvoldoende professionele distantie in acht genomen. Door een operationeel leidinggevende moet de schijn worden vermeden dat hij collega’s voortrekt of bereid is tot het verlenen van bijzondere gunsten dan wel zaken door de vingers te zien, te meer daar dit van invloed is op het optimaal functioneren van de groep. Ook hoort een [functie 1] niet tegenover medewerkers uit zijn team uit de school te klappen over informatie die hij heeft over andere medewerkers.

Dat geheel heeft volgens verweerder bijgedragen aan een negatieve sfeer / onrust op de groep waarvoor eiser verantwoordelijk was en vanwege zijn medewerking aan het lekken naar de pers, aan de ernstige imagoschade voor de politie en de medewerkers die werkzaam zijn op het team. De ernst en de aard van de gedragingen alsmede de gevolgen daarvan hebben grote betekenis voor het functioneren van eiser bij de politie . Mede gelet op de voorbeeldfunctie van eiser waarin een zeer hoog integriteitsbewustzijn wordt verlangd is het voor de goede werkrelatie noodzakelijke vertrouwen onherstelbaar beschadigd. Daarom meent verweerder dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag passend is.

4.3

Subsidiair heeft verweerder ontslag verleend wegens ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden heeft verweerder geconcludeerd dat eiser onvoldoende inzicht heeft getoond in de risico’s en gevolgen van zijn houding voor zijn integriteit en betrouwbaarheid. Eiser is door verschillende personen gewaarschuwd voor de risico’s voor zijn positie en het functioneren van het team, maar eiser heeft steeds volhard in zijn keuzes en zich daarbij gefocust op de collega. Een verbeterkans of een andere maatregel zoals overplaatsing is volgens verweerder niet aan de orde gelet op het gebrek aan inzicht van eiser in de ontoelaatbaarheid van zijn gedragingen. Temeer omdat eiser in het hele traject geen enkel zelfreflectievermogen heeft laten zien.

Standpunt eiser

5.1

Eiser voert aan dat het onderzoek dat aan zijn ontslag ten grondslag is gelegd gebrekkig is en onvoldoende zorgvuldig is verricht. Ondanks de toezegging aan de collega dat er slechts interesse zou zijn voor de WhatsApp-conversatie tussen haar en de teamchef, is haar telefoon heel uitgebreid onderzocht en zijn allerlei privéberichten en gesprekken tussen haar en eiser bekeken en beluisterd en vervolgens gebruikt in onderhavige zaak tegen eiser. Deze privéberichten vormen de facto de basis van het feitencomplex dat verweerder ten grondslag aan het besluit heeft gelegd. Op het gemaakte bezwaar is nauwelijks ingegaan. Het betreft een punt van fair play. Eiser verwijst daarbij nog naar de door hem ingeschakelde deskundige, die heeft gerapporteerd over de gang van zaken in het disciplinaire onderzoek ( prof. dr. mr. M.S. de Vries). Zijn conclusie is volgens eiser veelzeggend, onder meer dat geen enkele van de genoemde redenen voldoende is onderbouwd.

Er is volgens eiser geen sprake van een voldoende deugdelijk vastgesteld plichtsverzuim.

a. onvoldoende professionele distantie

Eiser stelt dat verweerder verkeerde conclusies heeft getrokken en dat geen sprake is van onvoldoende distantie in relatie tot het dienstbelang. Tot 15 september 2019 was sprake van niet meer dan een goede vriendschap tussen eiser en de collega. De gevoerde privégesprekken tussen eiser en de collega moeten niet letterlijk worden opgevat, zij vonden in een moeilijke privéperiode steun bij elkaar.

Op 3 september 2019 heeft eiser getracht de roddels die er over hem en de collega rondgingen bespreekbaar te maken. Toen is een andere collega onprofessioneel uitgevallen tegen de collega. Eiser heeft hierover op een later tijdstip met deze collega gesproken. Eiser verwijst voor de gebeurtenissen op 3 september naar verklaringen van andere aanwezige collega’s.

Er was geen sprake van een ‘vermissing’ op 16 september 2019. Eiser begeleidde die dag de collega naar haar afspraak met de vertrouwenspersoon in Den Haag , over het gedrag van de teamchef. Eiser heeft de afwezigheid bij de operationeel leidinggevende ook aangegeven. De reactie van de teamchef, het obsessief sturen van berichten en het dreigen met een urgente vermissing, was onprofessioneel en dit volgt ook uit verklaringen van betrokken collega’s.

Verder voert eiser aan dat niet hij maar de teamchef had gevraagd om stappen te zetten voor een MD-traject van de collega en hem daarvoor een mail met een voorstel te sturen. Van belangenverstrengeling is dan ook geen sprake.

b. gezagsondermijnend gedrag

De collega had al contact met de journalist. Eiser is op 20 september 2019 alleen met haar meegegaan, hij nam niet deel aan het gesprek. Het contact met de journalist mag niet los gezien worden van de gedragingen van de teamchef en het onvoldoende gehoord worden door de organisatie erna. In het gesprek van 18 september 2019 voelde de collega zich niet vrij om [naam 1] de appjes van de teamchef te laten zien, omdat zij de indruk had dat [naam 1] ze niet wilde zien. [naam 1] sprak zijn vertrouwen uit in de teamchef in dat gesprek. Eiser heeft zich nadien tegen het contact met de journalist niet verzet, omdat er inmiddels sprake was van geschonden vertrouwen, en, ten behoeve van het onderzoek naar de waarheid. Voor eiser was duidelijk dat de collega haar verhaal uit nood deed aan de journalist en hij vond het daarom niet zijn verantwoordelijkheid als [functie 1] de collega te wijzen op de mogelijke consequenties daarvan. Eiser ontkent dat hijzelf gevoelige informatie aan een journalist heeft verstrekt. De contactgegevens van [naam 1] kunnen niet als gevoelige gegevens worden aangemerkt.

c. overig ondermijnend gedrag

Verweerder heeft volgens eiser niet de juiste blik gehad bij het beoordelen van de appjes en gesprekken tussen hem en de collega. Het gaat om uitlatingen die zijn gedaan in de privésfeer. Daar komt bij dat eiser het geroddel over hem en de collega zat was en het in het belachelijke probeerde te trekken. Met betrekking tot de appjes over de teamchef moet ook het wangedrag van de teamchef worden betrokken en het effect dat dit had op de collega.

d. mis-/gebruik dienstmiddelen

Eiser stelt dat het doorzenden van werkmail naar zijn privémail te maken had met het feit dat zijn echtgenote, met wie hij in scheiding lag, zeer jaloers was en bang was dat hij contact onderhield met andere dames. Zaken die voor eiser van belang waren, maar niet voor zijn ex-partner, heeft hij naar zijn privémail doorgezonden.

Eiser heeft inderdaad zijn wachtwoord aan de collega gegeven om een bestand te kunnen bijwerken. Dat was werkgerelateerd. Eiser heeft er vertrouwen in dat de collega vertrouwelijk met deze gegevens omgaat.

e. gedragingen rond BVCM

De collega heeft daadwerkelijk de uren gewerkt die eiser heeft gefiatteerd. Het was zijn taak om te fiatteren. Eiser houdt vast aan zijn verklaring dat de teamchef daarvoor ook toestemming heeft gegeven.

f. onvoldoende transparantie

Eiser stelt dat hij open en transparant is geweest naar verweerder. Een andere visie op de situatie wil niet zeggen dat sprake is van onvoldoende transparantie.

5.2

Ten aanzien van het ongeschiktheidsontslag voert eiser aan dat nadrukkelijk wordt betwist dat hij niet beschikt over een juiste grondhouding en niet voldoet aan de eigenschappen, mentaliteit en instelling die vereist zijn voor een professioneel en betrouwbaar ambtenaar van politie . Hij is al vanaf 1994 in dienst van de politie , hij heeft een vlekkeloze staat van dienst en hij heeft zich in zijn gehele jarenlange loopbaan weten te ontwikkelen tot – nog in februari / maart 2019 volgens zijn teamchef – “zijn beste [functie 1] ”, operationeel expert. Vanwege zijn kwaliteiten is hij door deze zelfde teamchef voorgedragen om ingaande 1 december 2019 aan de slag te gaan binnen de landelijke eenheid voor het team “werken onder dekmantel”.

5.3

Verder voert eiser aan dat in de besluitvorming sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat de gevolgen voor eiser onevenredig zwaar uitpakken. Ook al zou hij in deze gehele kwestie op enig onderdeel in zijn functioneren steken hebben laten vallen dan is in ieder geval de door verweerder gekozen afdoening – ontslag op welke grond dan ook – buiten proporties te noemen.

Standpunt verweerder

6. Verweerder handhaaft zijn standpunt uit het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader

7.1

In artikel 76, eerste lid, van het Barp is bepaald dat de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt disciplinair kan worden gestraft. Ingevolge het tweede lid van dat artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp kan als disciplinaire straf onvoorwaardelijk ontslag worden opgelegd.

7.2

Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Op deze feitenvaststelling zijn niet de zeer strikte bewijsregels van toepassing die in het strafrecht gelden. Verder moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en mag de opgelegde straf niet onevenredig zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.

Zorgvuldigheid onderzoek

7.3

De beroepsgrond van eiser dat verweerder het onderzoek onvoldoende zorgvuldig heeft verricht slaagt, voor zover gebruik is gemaakt van de gegevens die zijn verkregen uit de privételefoon van de collega. De collega heeft haar privételefoon ter beschikking gesteld voor onderzoek naar de gedragingen van de teamchef. Tegenover [naam 2] [functie 2] ) heeft de collega haar zorgen geuit over wat er aan privézaken op haar telefoon zou kunnen worden aangetroffen. [naam 2] heeft de collega daarop verzekerd dat zij alleen geïnteresseerd waren in de WhatsApp-conversatie tussen de collega ende teamchef. Ook tegenover onderzoeker [naam 7] heeft de collega haar zorgen over haar privacy geuit, waarop deze heeft aangegeven dat de focus zou liggen op de WhatsApp-gesprekken tussen de collega en de teamchef. Het staat vast dat geen toestemming aan de collega is gevraagd om ook andere berichten in te kijken. Daaraan doet niet af dat gezocht werd op ‘dropveter’ en er meer berichten omhoog kwamen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder geen gelegenheid had om nadere toestemming te vragen. Het briefgeheim, waaronder ook elektronisch berichtenverkeer valt, is neergelegd in artikel 13 van de Grondwet . Een inbreuk op dit grondrecht is slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan, daarvan is hier geen sprake. De gegevens die op deze wijze bij verweerder bekend zijn geworden, kunnen daarom niet ten grondslag worden gelegd aan de feiten die eiser worden verweten. De rechtbank merkt hierbij nog op dat de uitspraken waarnaar verweerder verwijst wezenlijk andere casusposities betroffen (daar ging het om zaken die werden aangetroffen in een bureaulade op het werk en om informatie in een werk-e-mailbox, niet om gegevens van een privételefoon).

7.4

Het voorgaande betekent echter niet dat de grond onder het gehele onderzoek wegvalt. Verweerder heeft ook andere onderzoeksresultaten aan zijn besluit ten grondslag gelegd. Deze onderzoeksresultaten kunnen wel betrokken worden in de beoordeling. Met inachtneming daarvan zal de rechtbank de gedragingen die eiser worden verweten hierna puntsgewijs bespreken.

Is er sprake van plichtsverzuim?

a. onvoldoende professionele distantie (in relatie tot het dienstbelang)

Verweerder heeft de werktelefoon van eiser uitgelezen. Daarop staan diverse door eiser opgenomen telefoongesprekken waarin eiser en de collega elkaar vanaf half augustus 2019 aanspreken als geliefden. Uit WhatsAppberichten op zijn werktelefoon van 9 september 2019 volgt dat eiser de collega ten huwelijk heeft gevraagd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat dit alles slechts ironisch bedoeld was. Het had op zijn weg gelegen om de ontstane relatie bij de leiding te melden, zeker nadat hij daar al eerder over was bevraagd.

Waar het gaat om het op voorspraak van eiser in te zetten MD-traject van de collega merkt de rechtbank op dat het verwijt dat eiser dat op eigen houtje heeft gedaan geen steun vindt in de stukken. Eiser heeft gesteld dat het idee juist van de teamchef afkomstig was en die reageerde in zijn mail van 14 augustus 2019 met “goed plan!” Ook blijkt uit het dossier dat de andere teamchef op de hoogte was gesteld en dat de teamchef de collega eerder al had aanbevolen en een jeugdtaak had toebedeeld. Wel had, gelet op de bijzondere band van eiser met de collega, in ieder geval vanaf eind augustus 2019, meer professionele afstand mogen worden verwacht van eiser.

Nu eiser niet de noodzakelijke professionele distantie in acht heeft genomen, is sprake van plichtsverzuim.

b. gezagsondermijnend gedrag

Het voornaamste verwijt dat eiser op dit punt wordt gemaakt is dat hij bewust gevoelige politie -informatie heeft gelekt dan wel heeft laten lekken naar een journalist. Uit het verrichte onderzoek komt niet naar voren dat eiser eerder dan op 20 september 2019 contact heeft gehad met de journalist, daar waar de collega al contact met hem had vanuit de periode op de Hoefkade . Zij was immers de ‘klokkenluidster’. Eisers verklaring dat hij op genoemde datum alleen maar met de collega is meegegaan en niet deelnam aan het gesprek en niet wist dat zij ook over de teamchef zou vertellen, is niet, althans onvoldoende, weerlegd. Vervolgens blijkt uit de werktelefoon van eiser dat hij meerdere contacten heeft met deze journalist over de gebeurtenissen rond de collega. Deze contacten had hij moeten nalaten, ook al blijkt uit deze contacten niet dat hij zelf informatie heeft verstrekt. Wel blijkt uit de berichten op zijn werktelefoon dat hij uitvoerig met de collega hierover spreekt en haar niet weerhoudt van deze contacten. Bij de vraag of dit eiser verweten kan worden zijn de gebeurtenissen van belang die voorafgaand aan het gesprek van de collega met de journalist hebben plaatsgevonden.

Eiser heeft de collega op 16 september 2019 begeleid naar Den Haag waar zij een gesprek met haar vertrouwenspersoon had. Zij hebben daarbij gebruikgemaakt van een dienstauto. Eiser heeft bij de operationeel leidinggevende gemeld dat zij voor een afspraak naar Den Haag waren. de teamchef heeft getracht met eiser in contact te komen en heeft vervolgens gedreigd eiser en de collega als ‘urgente vermissing’ te melden. Het gedrag van de teamchef wordt, zo blijkt uit hun verklaringen, door de betrokken collega’s als vreemd ervaren. Er was ook geen sprake van direct en onmiddellijk levensgevaar, wat aanleiding zou kunnen zijn voor een dergelijke melding. Eiser heeft het handelen van de teamchef ervaren als gedrag dat hem en de collega “ernstig schaadt” en heeft in de avond van 16 september 2019 [naam 1] als leidinggevende hierover geappt. Naar aanleiding van het daaropvolgende telefoongesprek, heeft eiser [naam 1] de volgende dag weer geappt. Daarin gebruikt hij woorden als “bedreigende en intimiderende houding”, “noodkreet” en zich “zeer onveilig” voelen door de teamchef. Het daaropvolgende gesprek heeft plaatsgevonden op 18 september 2019. Daarin heeft de collega geen melding gemaakt van de gedragingen van de teamchef, wel heeft de teamchef zich bij het gesprek gevoegd. Volgens eiser heeft de teamchef direct zijn vertrouwen in eiser opgezegd enheeft [naam 1] verklaard zich achter zijn teamchef te scharen. [naam 1] heeft dit weersproken, maar laat vervolgens wel het dienstwapen van eiser innemen. Waarom er op dat moment zorg zou zijn over de mentale toestand van eiser, is niet duidelijk geworden. Wel is aannemelijk te achten dat het vertrouwen van eiser in [naam 1] hierdoor is afgenomen.

Op 20 september 2019 werd eiser pas betrokken in het gesprek met de journalist, nadat de collega emotioneel werd en eiser begreep dat de collega ook verteld had over de gedragingen van de teamchef. Eiser heeft erkend dat hij op verzoek van de journalist contactgegevens van [naam 1] aan hem heeft gegeven. Hij heeft daarover ter zitting verklaard dat hij dat in de emotie van het moment heeft gedaan en dat niet had moeten doen, dat hij in plaats daarvan de journalist had moeten verwijzen naar de afdeling communicatie. Overigens was binnen de politie al bekend dat de collega eerder met de journalist had gesproken over de Hoefkade . [naam 5] verklaart dat zij trots was op haar als ‘klokkenluidster’.

Van eiser in zijn rol als [functie 1] mag worden verwacht dat hij zou hebben getracht de collega ervan te weerhouden met de pers te spreken over interne problemen die nog niet bij de leiding waren gemeld, maar van het bewust (laten) lekken van politie -informatie is, gelet op hetgeen zich feitelijk heeft voorgedaan, geen sprake. Er is dan ook niet komen vast te staan dat eiser zijn ambtsgeheim heeft geschonden. De gedraging van eiser levert daarom geen plichtsverzuim op.

c. overig gezagsondermijnend gedrag

Uit de berichten op zijn werktelefoon komt naar voren dat eiser zich in zijn gesprekken met de collega met enige regelmaat negatief uitlaat over teamleden en over de teamchef. Eiser heeft dat ook niet betwist. Verweerder heeft echter onvoldoende onderbouwd dat hierdoor sprake is van gezagsondermijnend gedrag, nu dit uitsluitend berichtenverkeer tussen eiser en de collega betreft.

d. mis-/gebruik dienstmiddelen

Eiser heeft erkend dat hij de collega zijn wachtwoord heeft gegeven. Eiser heeft dat gedaan zodat zij verder kon werken in een document. Het delen van een wachtwoord is zonder meer aan te merken als plichtsverzuim. De omstandigheid dat eiser erop vertrouwde dat de collega daarvan geen misbruik zou maken, maakt dat niet anders. Daar staat tegenover dat niet gebleken is dat er misbruik is gemaakt.

e. BVCM

Vaststaat dat eiser verlofuren en meeruren van de collega heeft gefiatteerd. Dat behoort, zo is ter zitting van de zijde van verweerder ook bevestigd, tot de taak van een [functie 1] . Of eiser hierdoor in strijd met gemaakte afspraken heeft gehandeld dan wel uren heeft gefiatteerd die de collega niet zou hebben gewerkt is echter onduidelijk gebleven en ook ter zitting is daarover geen helderheid verkregen. Dat hem zou moeten zijn opgevallen dat zij veel uren maakte, kan niet worden gevolgd. Van de teamchef had de collega een extra taak (Jeugd) gekregen. Voor zover onduidelijkheid bestond over de invulling daarvan of het maximaal aantal te maken uren, had het op de weg van de teamchef gelegen om daar duidelijkheid over te verstrekken aan eiser. Daarbij komt nog dat de uren in oktober 2019 door de andere teamchef zijn gebudgetteerd.De verweten gedraging is dan ook niet komen vast te staan.

f. onvoldoende transparantie

Gelet op de berichten op zijn werktelefoon met de collega, kan eiser niet volhouden dat er geen sprake was van een meer dan vriendschappelijke relatie met een collega uit zijn team. Eiser heeft eind augustus en begin september 2019, als ook nadien, ten overstaan van collega’s en leidinggevenden steeds ontkend dat sprake was van een liefdesrelatie. Zo heeft hij de ontkenning in de conceptmail van 6 september 2019 van de teamchef niet weersproken, daar waar hij drie dagen later de collega ten huwelijk vraagt zoals volgt uit de berichten. Eiser wordt daarom terecht verweten dat hij op dit punt onvoldoende transparantie heeft betracht. Verweerder kon dit dan ook als plichtsverzuim aanmerken.

7.5

Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verweten gedragingen onder a., d., en f. door eiser zijn begaan en als plichtsverzuim zijn aan te merken.

Er zijn geen omstandigheden naar voren gebracht die maken dat het plichtsverzuim niet aan eiser kan worden toegerekend.

Is de opgelegde straf evenredig?

7.6

Naar het oordeel van de rechtbank is de opgelegde straf onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een belangrijk deel van de verweten gedragingen niet is komen vast te staan of geen (zeer) ernstig plichtsverzuim oplevert. De resterende gedragingen die wel als plichtsverzuim zijn aan te merken (a., d. en f.) moeten worden gewogen in het licht van de omstandigheden waarmee eiser is geconfronteerd. Zijn teamchef, met wie hij tot dan toe een goede verstandhouding had, bleek zich tegenover een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame collega, (seksueel) ongepast en intimiderend te (hebben) gedragen. Eiser heeft niet steeds de juiste keuzes gemaakt, maar de ernst van deze gedragingen is naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat onvoorwaardelijk strafontslag daaraan evenredig is. Daarbij heeft de rechtbank ook het langdurige dienstverband – 25 jaar – van eiser betrokken waarin hij onbetwist goed heeft gefunctioneerd en werd hij gewaardeerd door collega’s en leidinggevenden als een goed politieman.

Subsidiaire ontslaggrond

8.1

Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient de ongeschiktheid voor de functie zich te uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn. Het bestuursorgaan moet de ongeschiktheid voor het vervullen van een functie aannemelijk maken aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Ook indien houding en gedrag van de ambtenaar hem ongeschikt maken voor zijn werkzaamheden, kan van functieongeschiktheid worden gesproken. Een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziekte of gebreken is in het algemeen niet toelaatbaar, als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit is anders in als uitzonderlijk aan te merken situaties waarin het bieden van een verbeterkans niet zinvol zou zijn.

8.2

Van een dergelijk uitzonderlijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Zoals hiervoor is overwogen zijn niet alle feiten die ten grondslag zijn gelegd aan het onvoorwaardelijk strafontslag komen vast te staan. De resterende feiten vormen onvoldoende grondslag voor de conclusie dat eiser opeens niet meer beschikt over de juiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling voor het vervullen van zijn functie en het bieden van een verbeterkans niet zinvol is. Ook was er al sprake van een geplande overplaatsing, die door [naam 1] in het gesprek van 2 oktober 2019 nog als een prima keus werd benoemd. De rechtbank heeft hierbij eisers lange staat van dienst betrokken en zijn overigens goede functioneren als [functie 1] . Door eiser is onbetwist gesteld dat zijn teamchef hem zijn beste [functie 1] noemde.

8.3

Het subsidiair verleende ongeschiktheidsontslag houdt daarom evenmin stand.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat het de bevoegdheid van verweerder is te bepalen welke maatregel passend is.

10. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.

11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 28 januari 2021;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzitter, en mr. A.R. ten Berge en mr . dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2022.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature