Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

toewijzing dwangakkoord met looptijd langer dan 36 maanden, nl 48 maanden. Prognosevoorstel. WSNP geen optie, want 10 jaarstermijn nog niet verstreken.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND toewijzing dwangakkoord

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer: C/15/289492 FT RK 19/702

vonnis van 25 februari 2020

op het verzoek van:

[schuldenaar],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen schuldenaar,

tegen

1 de besloten vennootschap Eneco Services B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

hierna te noemen Eneco,2. de coöperatieve Rabobank U.A.,gevestigd te Hoofddorp,hierna te noemen Rabobank,

gemachtigde: Flanderijn Rotterdam,

3. de Belastingdienst LIC, gevestigd te Heerlen,hierna te noemen de Belastingdienst,gemachtigde: [B.],4. A.K. Bro,gemachtigde: De Ruijter en Willemsen gerechtsdeurwaarders en incassogevestigd te Heerhugowaard

5. Willemsen & Van Poorten advocaten, gevestigd te Haarlem,

hierna te noemen Willemsen & Van Poorten.

1 De procedure

1.1.

Op 27 januari 2020 heeft schuldenaar tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).

1.2.

Ter zitting van 11 februari 2020 is schuldenaar en de schuldhulpverlener tevens civiele bewindvoerder [A.] hierover gehoord.

1.3.

Namens de belastingdienst is [B.] op de zitting verschenen, die het schriftelijke verweer van de belastingdienst nader heeft toegelicht. Het proces-verbaal dient als hier ingelast te worden beschouwd.

1.4.

Eneco en Rabobank hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het verzoek schriftelijk laten weten alsnog in te stemmen met het voorstel. A.K. Bro en Willemse & Van Poorten zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2 De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.

2.1.

Bij vonnis van 22 juni 2016 heeft de kantonrechter te Haarlem op vordering van Stichting Ymere de ontruiming uitgesproken van de woning van schuldenaar te [woonplaats].

2.2.

Op 18 oktober 2016 is [schuldenaar] toegelaten tot de wettelijke schuldhulpverlening natuurlijke personen (hierna: de wsnp). Deze is op 20 november 2018 beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c Fw.

2.3.

In verband met een aanzegging tot ontruiming van de woning van schuldenaar is op 23 juli 2019 een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw gegeven. Bij vonnis van 23 juli 2019 is vervolgens de tenuitvoerlegging van de ontruiming geschorst tot 11 januari 2020.

2.4.

Schuldenaar heeft thans een totale schuld van € 25.845,67 aan zijn schuldeisers, waaronder een bedrag van € 4.519,02 aan Stichting Ymere.

2.5.

De schuldhulpverlener heeft bij brief van 21 januari 2020 een schuldregeling aangeboden op basis van een prognose, inhoudende dat aan alle 19 (concurrente) schuldeisers een uitkering wordt gedaan van 33,84% van hun vordering met een looptijd van 48 maanden tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.

2.6.

Op de belastingdienst, A.K. Bro en Willemse & Van Poorten na is het minnelijk aanbod door alle overige 16 schuldeisers, waaronder Stichting Ymere, aanvaard.

2.7.

De vordering van de belastingdienst op schuldenaar bedraagt € 188,00 en vertegenwoordigt daarmee 0,87 % van de totale schuldenlast van schuldenaar, die van A.K. Bro bedraagt € 639,16, zijnde 2,99 % en die van Willemsen & Van Poorten bedraagt € 2.381,20, zijnde 11,12 % van de totale schuldenlast van schuldenaar.

3 De beoordeling

3.1.

Uitgangspunt is dat een schuldeiser slechts onder zeer bijzondere omstandigheden gedwongen kan worden om in te stemmen met een door een schuldenaar aangeboden akkoord. Het verzoek zal dan ook slechts kunnen worden toegewezen als de belastingdienst, A.K. Bro en Willemse & Van Poorten in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.

3.2.

Gelet op de hoogte van de schuldenlast heeft schuldenaar voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in een zodanige problematische financiële situatie verkeert, dat hij niet zal kunnen voortgaan met betalen van zijn schulden. Ontruiming van de huurwoning dreigt. Duidelijk is ook dat hij uitsluitend uit deze situatie kan komen als hij erin slaagt zijn schuldenlast te saneren. Het belang van schuldenaar is daarmee gegeven.

3.3.

Bij de beoordeling van de vraag of de belastingdienst, AK Bro en Willemse & Van Poorten in redelijkheid tot de weigering konden komen, moet worden gekeken naar de inhoud van het thans voorliggende akkoord. Aanvaarding van het akkoord zal tot gevolg hebben dat (op grond van de prognose van de schuldhulpverlener) schuldeisers een betaling van 33,84% van hun vordering tegemoet kunnen zien. Dit zal (in beginsel) moeten worden vergeleken met de situatie dat op schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard, zoals subsidiair verzocht. De wsnp is echter eerder op schuldenaar van toepassing geweest. Deze is op 20 november 2018 beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c Fw. Gelet op artikel 288 lid 2 sub d Fw is geen sprake van uitzonderingsgronden om schuldenaar binnen een periode van tien jaar opnieuw toe te laten tot de wettelijke regeling. Dit betekent dat het subsidiaire schuldsaneringsverzoek niet toewijsbaar is. Het betekent echter niet dat hem een tweede kans om schuldenvrij te geraken moet worden ontnomen. Volgens vaste jurisprudentie is het niet goed verenigbaar met de strekking van artikel 287a Fw om de toewijsbaarheid van een WSNP-verzoek aan te merken als een noodzakelijke voorwaarde voor de toewijsbaarheid van een verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling (HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0966).

3.4.

Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek kan dus geen vergelijking worden gemaakt van het aanbod in het minnelijke traject en de wettelijke regeling. Het aanbod zal moeten worden vergeleken met de situatie waarin de schuldeisers volgens de ‘normale regels’ verhaal kunnen nemen op het volledige vermogen van schuldenaar.

3.5.

A.K. Bro heeft geen reden opgegeven voor het onthouden van instemming. Willemse & Van Poorten heeft niet gereageerd op het voorstel. Beide schuldeisers hebben bovendien geen verweerschrift ingediend. De belastingdienst heeft in haar verweerschrift en mondeling ter zitting – samengevat – als reden voor het onthouden van instemming opgegeven dat een verlengde looptijd van 48 in plaats van 36 maanden onaanvaardbaar is. Deze looptijd wijkt af van haar eigen beleid en van de gebruikelijke looptijd van 36 maanden bij een minnelijk traject en de wsnp. De looptijd van de wsnp is door de wetgever vastgesteld om zowel schuldenaren als schuldeisers een overzichtelijk perspectief te bieden. Doordat één van de schuldeisers een langere looptijd heeft geëist, waarmee schuldenaar kennelijk heeft ingestemd, wordt het belang van de overige schuldeisers om tot een snelle afwikkeling te komen geschaad. Ook wordt hiermee onredelijk zware morele druk op schuldenaar gelegd. Nu schuldenaar geen 100 % uitkering meer aanbiedt, zoals eerder wel mogelijk leek, zijn er ook geen bijzondere omstandigheden meer die een langere looptijd rechtvaardigen, aldus de belastingdienst.

3.6.

De rechtbank overweegt daarover het volgende. Vast staat dat niet in de wet is vastgelegd dat een aanbod tot een minnelijk akkoord over een periode van maximaal 36 maanden moet gaan. Dat vrijwel alle reguliere minnelijke trajecten van deze termijn uitgaan wil niet zeggen dat daar niet van afgeweken mag worden. Daarvoor moet naar het oordeel van de rechtbank wel een bijzondere reden zijn.

3.7.

In het voorgaande is overwogen dat in dit geval de aangeboden regeling niet vergeleken kan worden met hetgeen in de wsnp kan worden gespaard in – in beginsel – 36 maanden. Die omstandigheid rechtvaardigt in dit geval naar het oordeel van de rechtbank een langere looptijd van het prognose-akkoord. Daarbij weegt het belang van schuldenaar om tot een oplossing tegen finale kwijting te komen met zijn schuldeisers en met behoud van zijn huurwoning zwaarder dan het belang van de belastingdienst om tot een regeling binnen 36 maanden te komen.

3.8.

Daarnaast blijkt uit het aanbod en de toelichting van schuldenaar ter zitting dat hij een maximaal haalbaar aanbod heeft gedaan. Niet is gebleken van enig vermogen. Het inkomen boven het vrij te laten bedrag wordt aangeboden. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat bij de uitvoering van het prognoseakkoord zal worden gehandeld overeenkomstig de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), en dus dat erop zal worden toegezien dat schuldenaar gedurende de looptijd van het prognoseakkoord aantoonbare inspanningen verricht om zijn inkomsten te vergroten en te behouden, dat zal worden gecontroleerd of hij de eventuele aflossingscapaciteit volledig inbrengt, dat periodiek de hoogte van het vtlb (en dus de aflossingscapaciteit) zal worden bepaald en dat de schuldeisers geïnformeerd zullen worden. Wanneer het inkomen van schuldenaar stijgt, zullen zijn schuldeisers dus een hogere, mogelijk zelfs 100% uitkering tegemoet kunnen zien.

3.9.

Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van schuldenaar en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan het belang van de belastingdienst, A.K. Bro en Willemsen & Poorten. De belastingdienst heeft in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling kunnen komen. Dit geldt ook voor A.K. Bro en Willemsen & Poorten, die geen verweer hebben gevoerd. Het verzoek om hen te bevelen om in te stemmen met de schuldregeling zal daarom worden toegewezen met veroordeling van belastingdienst, A.K. Bro en Willemsen & Poorten in de kosten. Omdat schuldenaar zich niet heeft laten bijstaan door een advocaat, zullen deze kosten worden begroot op nihil.

3.10.

De rechtbank zal het verzoek tot toepassing tot de schuldsaneringsregeling als ingetrokken beschouwen nu schuldenaar geen belang meer heeft bij dat verzoek.

4 De beslissing

De rechtbank:

4.1.

beveelt de belastingdienst, A.K. Bro en Willemsen & Poorten in te stemmen met de onder 2.5. bedoelde schuldregeling;

4.2.

veroordeelt hen in de kosten van deze procedure, tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door M. Wouters en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 25 februari 2020.

Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature