U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Wrakingskamer. Verzoek is afgewezen en er is een wrakingsverbod opgelegd wegens misbruik van het rechtsmiddel wraking.

Uitspraak



beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

C/15/310020 / HA RK 20-208[datum_beslissing]

Wrakingskamer

zaaknummer / rekestnummer: C/15/310020/HA RK 20/208

Beslissing van 19 november 2020

op het verzoek tot wraking ingediend door:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de verzoekster,

advocaat mr. Q. Overeijnder, gevestigd te Monnickendam.

Het verzoek is gericht tegen:

mr. A.L. Diender,

hierna te noemen: de rechter.

1 Procesverloop

1.1

Verzoekster heeft op 18 november 2020 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team F&J Haarlem, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummers: C/15/282186 / FA RK 18-6731 ( echtscheiding ) en C/15/298707 / FA RK 20-357 (verdeling) hierna te noemen: de hoofdzaak. Op dit moment is alleen nog de verdelingszaak bij de rechtbank aanhangig.

1.2

De rechter heeft niet in de wraking berust en hij heeft op 18 november 2020 schriftelijk op het verzoek gereageerd.

1.3

Mr. Overeijnder heeft op 18 november 2020 namens verzoekster schriftelijk gereageerd naar aanleiding van de reactie van de rechter.

1.4

Mr. M.S. Gerson heeft namens [naam wederpartij] , de wederpartij in de hoofdzaak op 18 november 2020 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek.

1.5

Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 19 november 2020. Verzoekster, haar advocaat, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

De wederpartij in de hoofdzaak is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Gerson voornoemd. Verzoekster en haar advocaat, alsmede de rechter hebben schriftelijk bericht niet op de zitting te zullen verschijnen.

2 Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek - samengevat -

het volgende aangevoerd. De voortzetting van de behandeling van de zitting in de hoofdzaak (de verdeling) staat gepland op 19 november 2020. Mr. Overeijnder heeft namens verzoekster tweemaal gemotiveerd verzocht om uitstel van de behandeling ter zitting, te weten op 6 november 2020 en op 16 november 2020. De reden voor het uitstelverzoek komt er - kort gezegd - op neer dat verzoekster - ondanks diverse verzoeken daartoe aan de wederpartij - niet beschikt over de juiste financiële gegevens van de wederpartij.

Naar aanleiding van het eerste uitstelverzoek heeft de rechtbank via het roljournaal gemeld: de zitting gaat door. Het tweede aanhoudingsverzoek is zonder nadere toelichting afgewezen bij e-mailbericht van de administratie van 17 november 2020, één en ander kennelijk telkens in opdracht van de rechter. Verzoekster stelt dat de rechterlijke onpartijdigheid ernstig schade lijdt, doordat de rechter deze uitstelverzoeken zonder nadere motivering heeft afgewezen en voorts omdat de rechter kennelijk meent dat de wederpartij voldoende financiële informatie heeft aangeleverd.

Bovendien heeft de rechter blijk gegeven van vooringenomenheid en/of de schijn van partijdigheid doordat hij de wederpartij op 17 november 2020 nog de gelegenheid heeft geboden om – buiten alle geldende procestermijnen om – nog een exemplaar van een bepaalde daadwerkelijk verleden akte over te leggen, omdat eerder slechts een concept-akte is overgelegd.

3 Het standpunt van de rechter

De rechter heeft in zijn schriftelijk reactie toegelicht dat hij het aanhoudingsverzoek in de hoofdzaak heeft afgewezen, omdat hij geen reden ziet voor aanhouding. De rechter heeft hierbij aangegeven dat het inleidend verzoek al bijna twee jaar geleden is binnengekomen (op 30 november 2018). Na een zitting op 30 januari 2020 is op 4 maart 2020 een beschikking over de echtscheiding en de omgang gegeven en vervolgens op 1 juli 2020 over de alimentatie. Bij laatstgenoemde beschikking is de zaak aangehouden voor de verdeling. De rechter ziet geen reden om niet met de behandeling van de verdelingszaak te beginnen.

4 De beoordeling

4.1

Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid. Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.

Het wrakingsverzoek is gericht tegen de beslissing van de rechter om het verzoek tot uitstel tot twee maal toe af te wijzen en de wederpartij toe te staan een stuk over te leggen. Die beslissingen dienen aangemerkt te worden als een procesbeslissing. Een dergelijke beslissing kan geen grond voor wraking vormen (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat dergelijke (tussen)beslissingen geen grond voor wraking kunnen opleveren. De vraag of een procesbeslissing, waaronder de motivering ervan, inhoudelijk al of niet juist moet worden geacht, leent zich dus niet voor een oordeel door de wrakingskamer en kan slechts in hoger beroep van de (hoofd)zaak worden getoetst Dit is uitsluitend anders indien met name de motivering van de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet het geval.

4.2

De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van het wrakingsverzoek naar voren heeft gebracht, leveren dan ook geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

4.3

De rechtbank ziet naar aanleiding van het volgende reden om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoekster heeft op 16 november 2020 in haar herhaalde uitstelverzoek in de hoofdzaak erop gewezen dat, indien de rechtbank het uitstel andermaal afwijst, dit de schijn van partijdigheid meebrengt. In haar wrakingsverzoek heeft verzoekster gemeld dat zij op 17 november 2020 heeft vernomen wie op 19 november 2020 de behandelend rechter was en dat zij een zitting ten overstaan van deze rechter pertinent weigert, gelet op diens bejegening tijdens de eerdere zitting van 30 januari 2020, waarover verzoekster bij de rechtbank een klacht heeft ingediend. Het voorgaande leidt - mede gezien de lichtvaardigheid van het verzoek en de voorspelbare uitkomst daarvan - tot de conclusie dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking.

Dit leidt tot de volgende beslissing.

5 Beslissing

De rechtbank:

5.1

wijst het verzoek tot wraking van de rechter mr. A.L. Diender af;

5.2

bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;

5.3

beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;

5.4

beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.

griffier voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature