U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Distributieovereenkomst of agentuurovereenkomst?

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 8474364 \ CV EXPL 20-1648 (IL)

Uitspraakdatum: 16 december 2020

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap

Nikki Amsterdam B.V.

gevestigd te Haarlem

eiseres

verder te noemen: Nikki

gemachtigde: Incassobureau Koning en de Raadt

tegen

de besloten vennootschap

LF Trade B.V.

gevestigd te Akersloot

gedaagde

verder te noemen: LF

gemachtigde: [XX]

1 Het procesverloop

1.1.

Nikki heeft bij dagvaarding van 4 maart 2020 een vordering tegen LF ingesteld. LF heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.

1.2.

Op 18 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden (via Skype voor bedrijven). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Nikki een conclusie van antwoord in reconventie en LF een ‘conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie’ toegezonden.

2 De feiten

2.1.

Nikki importeert lampen voorzien van een luidspreker uit China, de Lampion.

2.2.

LF ontwerpt, ontwikkelt produceert en verkoopt design meubilair.

2.3.

Partijen hebben zaken met elkaar gedaan, waarbij - kort gezegd - de Lampion van Nikki aan derden is verkocht.

2.4.

In de e-mail van ( [YY] van) Nikki aan LF d.d. 6 februari 2018 staat onder meer het volgende:

“Bijgevoegd is de prijslijst van Nederland en een prijslijst Frankrijk-België-Luxemburg. Deze laatste kun je ook voor Duitsland gebruiken (…)

Zoals besproken is de commissie per lamp 20% op de inkoopprijs wat neerkomt op het volgende; (…)

Onze Spaanse en Duitse agent koopt bij ons in en doen de distributie en facturering zelf. Onze Franse agent geeft de orders bij ons in, wij versturen de lampionnen na ontvangst van de betaling. (…)

Voor ons heeft de werkwijze van de Spaanse en Duitse agent de voorkeur, ik weet niet of dit binnen jouw mogelijkheden ligt. Laten we dit tzt nog even goed bespreken. (…)”

2.5.

Op 9 februari 2018 heeft LF de eerste order gerealiseerd en aan Nikki gemaild dat LF de facturering zal verzorgen.

2.6.

Bij e-mail van 27 februari 2018 heeft Nikki aan LF bericht dat facturatie via LF geen probleem is en dat ze een gesprek met een eventueel agente heeft gehad en zij wellicht iets gaat doen maar niet op het gebied van de meubelbranche. “Dus die is voor jou wat mij betreft”, aldus de e-mail.

2.7.

Op 29 maart 2018 heeft LF aan Nikki gemaild dat zij wel tijd zou hebben om voor Nikki meer (potentiële) klanten te bezoeken en of zij dan eventueel een tegemoetkoming in de onkosten zou willen betalen, omdat de klanten dan alleen voor Nikki bezocht worden. In haar e-mail van 11 april 2018 heeft Nikki hierop geantwoord dat LF wellicht eerst een mailinglist kan samenstellen en aan de hand daarvan contact kan leggen en mogelijk een bezoek brengen. “Zodat je gericht kunt plannen en wij ook de km kunnen vergoeden”, aldus de e-mail.

2.8.

Nikki heeft een e-mailadres voor LF aangemaakt.

2.9.

Partijen hebben met elkaar gesproken over het vastleggen van de afspraken in een agentuurovereenkomst.

2.10.

Op 13 april 2018 heeft LF naar Nikki gemaild: Kun je ook nog even naar dat agenten contract kijken?

2.11.

Op 17 april 2018 heeft LF een concept agentuurovereenkomst aan Nikki overhandigd.

2.12.

Er is geen overeenkomst getekend.

2.13.

Nikki heeft op 25 april 2018 aan [XX] van LF geappt: “ik zal de commissie naar jou overmaken”.

2.14.

Bij e-mail van 19 november 2018 heeft Nikki aan LF bericht: “Geen probleem om tot en met het einde van het jaar de klanten te factureren tegen een commissie van 20%. Echter zouden we graag voor het komend jaar nieuwe afspraken maken en deze ook vastleggen. De agenten in Duitsland en Frankrijk ontvangen nl 20% commissie waarvoor zij factureren en distribueren. Eea moet wel met elkaar in verhouding blijven (…)”

2.15.

Nikki heeft LF een aantal facturen in rekening gebracht van in totaal € 12.212,40. LF heeft deze ondanks aanmaning niet betaald.

3 De vordering

3.1.

Nikki vordert bij dagvaarding dat de kantonrechter LF veroordeelt tot betaling van € 14.578,01, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 12.212,40 vanaf 4 maart 2020.

3.2.

Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de rechtsverhouding tussen partijen is aan te merken als een distributieovereenkomst, op grond waarvan Nikki de Lampion aan LF verkocht en LF deze doorverkocht aan haar klanten met een marge van 20%. LF blijft in gebreke met de betaling van de aan haar verkochte Lampionnen. LF dient alsnog aan haar betalingsverplichting te voldoen. Vanwege de wanbetaling dient LF daarnaast aan Nikki te vergoeden de buitengerechtelijke kosten van € 897,10 en de verschuldigde rente.

3.3.

Nikki heeft de vordering in hoofdsom ter zitting met € 563,86 verminderd tot € 11.648,54.

4 Het verweer en de tegenvordering

4.1.

LF erkent de verschuldigdheid van € 11.082,53. Het meer gevorderde is betwist.

4.2.

LF voert aan – samengevat – dat tussen partijen een agentuurovereenkomst tot stand is gekomen en zij op basis daarvan recht heeft op een provisie van 20%. Nikki voldoet niet aan haar verplichtingen ex 7:428 e.v. BW en maakt wel volop gebruik van het agentuur. LF doet haar verweer uitmonden in een tegenvordering en doet een beroep op verrekening van het verschuldigde bedrag van de vordering met de tegenvordering.

4.3.

LF vordert bij wijze van tegenvordering bij vonnis:

1. een bedrag inzake haar provisierecht over 2018, 2019 en 2020 vast te stellen na ontvangst van een door een accountant geverifieerde opgave van de verkochte aantallen in de meubelmarkt in Nederland alsmede voor geheel België en Luxemburg;

2. de provisie over 2018, 2019 en 2020 van overig benaderd cliënteel die Nikki aan LF heeft aangedragen en waarvan Nikki geen opgave van de verkochte aantallen en omzet heeft verstrekt;

3. schadevergoeding jegens het niet kunnen uitventen van het agentuur en gemaakte kosten wegens het achterhouden van informatie betreffende de akte van auteursrecht op de Lampion (artikel 7:441 lid 1 BW). Het in het agentuur geïnvesteerde bedrag bestaande uit werkuren, autokosten, telefoonkosten en kosten promotiemiddelen bedraagt (exclusief BTW):

Werkuren 120 dagen x 8 uur x €50 = € 48.000

Autokosten 120 x 200 km €0,35 = € 8.400

Overige kosten € 1.500

Totaal € 57.900;

4. schadevergoeding als het gevolg van het beschadigen van de naam van LF (PM);

5. schadevergoeding wegens het verlies van een aantal van haar klanten. Vooralsnog begroot op € 15.000;

6. een vergoeding van de kosten van het vergoeden van de geretourneerde Lampionnen. Dit betreft de klanten Van Til en Van Beek. Dit bedrag bedraagt (€ 1.129,47 + € 387,58 = € 1.517,05);

7. een klantenvergoeding voor aangebracht cliënteel indien besloten wordt de agentuurovereenkomst te ontbinden (PM) op basis van artikel 7:442 lid 1 BW);

met veroordeling van Nikki in de proceskosten.

4.4.

Nikki betwist de tegenvordering.

4.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling

de vordering en de tegenvordering

5.1.

De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2.

Nikki heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de door LF ingediende ‘conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie’ met de bijgevoegde productie. Dit stuk is op 10 november 2020 op de rechtbank ingekomen. Hoewel het in geval een mondelinge behandeling is bepaald, zoals in deze zaak, niet de bedoeling is dat een partij op eigen initiatief daaraan voorafgaand een schriftelijke conclusie neemt en eventuele nadere stukken 10 dagen voor de zitting moeten zijn ingediend, vindt de kantonrechter het in dit geval noodzakelijk voor een goede instructie van de zaak om kennis te nemen van het stuk van LF. Daarbij weegt mee dat LF in persoon procedeert bij haar voormalig bestuurder, het stuk acht dagen voor de zitting is ingekomen en er genoeg tijd is geweest om het te bestuderen. De kantonrechter merkt de ‘conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie’ dus aan als processtuk. Mocht deze conclusie (of de bijgevoegde productie) voor de beoordeling van de zaak van belang zijn, zal de kantonrechter Nikki in de gelegenheid stellen daar alsnog op te reageren.

5.3.

In geschil is of de rechtsverhouding tussen partijen moet worden aangemerkt als een distributieovereenkomst, zoals Nikki stelt, of een agentuurovereenkomst, zoals LF betoogt.

5.4.

De kantonrechter stelt het volgende voorop. Wezenlijk voor agentuur is dat de agent namens de principaal bemiddelt bij de totstandkoming van overeenkomsten (artikel 7:428 lid 1 BW). Eventueel kan de agent in dat verband namens zijn principaal overeenkomsten sluiten, maar het sluiten van overeenkomsten op eigen naam en voor zichzelf is met agentuur niet verenigbaar (zie de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam d.d. 17 april 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl met de zoekterm ECLI:NL:GHAMS:2018:1291).

5.5.

De kantonrechter komt op basis van de door partijen gegeven onderbouwing tot het oordeel dat geen sprake is van een agentuurovereenkomst. Gebleken is dat LF de contacten met de klanten heeft onderhouden en de facturering aan die klanten zelf heeft verzorgd. Dat is in overeenstemming met de wens van Nikki, zoals ze op 6 februari 2018 aan LF heeft gemaild. Nikki schrijft in die e-mail immers dat de werkwijze van de Spaanse en Duitse agenten haar voorkeur heeft, te weten het inkopen bij Nikki en het zelf verzorgen van de distributie en facturering. De kantonrechter kan uit de stukken niet afleiden dat LF daarbij in naam van Nikki, althans voor rekening en risico van Nikki, heeft gehandeld noch dat dit de bedoeling van Nikki was. LF heeft haar stelling op dat punt niet, althans onvoldoende, onderbouwd. De kantonrechter neemt daarom aan dat LF in haar eigen naam heeft gehandeld. Van een agentuurovereenkomst is dus geen sprake.

5.6.

Naar aanleiding van het verweer van LF met betrekking tot het gevorderde bedrag heeft Nikki haar vordering verminderd tot € 11.648,54. LF heeft de verschuldigdheid van € 11.082,53 erkend (productie 35 bijlage 35) en betwist dus nog - naar eigen berekening van de kantonrechter - € 566,01. LF heeft die betwisting, ondanks vragen van de kantonrechter, niet nader gemotiveerd. Dat had gezien de nadere toelichting op de facturen door Nikki, wel op de weg van LF gelegen. Het verweer van LF dat het resterende bedrag niet klopt, wordt daarom verworpen.

de vordering

5.7.

De gevorderde hoofdsom is gezien het voorgaande, behoudens na te melden verrekening, toewijsbaar tot het verminderde bedrag van € 11.648,54.

5.8.

De rente is als niet weersproken toewijsbaar. Deze zal worden toegewezen over het na te melden, na verrekening resterende bedrag. De kantonrechter constateert dat Nikki in het petitum van de dagvaarding de wettelijke rente vordert en in het lichaam van de dagvaarding stelt dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is. Nu de kantonrechter niet meer kan toewijzen dan gevorderd, zal de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over de hoofdsom worden toegewezen. Nikki vordert de rente vanaf de vervaldata van de facturen, maar heeft niet gesteld wanneer LF ter zake in verzuim is geraakt. De kantonrechter zal de rente daarom toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding (4 maart 2020).

5.9.

Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom van € 11.648,54. De buitengerechtelijke kosten zijn dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 891,49.

5.10.

De proceskosten komen voor rekening van LF, omdat zij ongelijk krijgt.

de tegenvordering

5.11.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de tegenvorderingen van LF, zoals hiervoor onder 4.3. sub 1 en 2 vermeld, moeten worden afgewezen.

5.12.

De tegenvordering, zoals hiervoor onder 4.3. sub 3 vermeld, bestaat uit schadevergoeding wegens 1) het niet kunnen uitventen van het agentuur en 2) het achterhouden van informatie betreffende het auteursrecht op de Lampion. Uit hetgeen eerder is overwogen volgt dat LF geen aanspraak heeft op een schadevergoeding wegens het niet kunnen uitventen van het agentuur. De tegenvordering betreffende deze schade is dus niet toewijsbaar. Voor zover LF aanspraak maakt op een schadevergoeding wegens het achterhouden van informatie betreffende het auteursrecht op de Lampion, zoals zij stelt en Nikki betwist, staan de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten ter beschikking om vast te stellen welke schade LF als gevolg van die gebeurtenis heeft geleden, waaruit die schade bestaat en hoeveel de schade bedraagt. LF heeft haar vordering op dat punt onvoldoende gespecificeerd en de genoemde bedragen niet onderbouwd. Dit deel van deze tegenvordering is reeds daarom niet toewijsbaar.

5.13.

De tegenvordering, zoals hiervoor onder 4.3. sub 4 vermeld, is ‘pm’ ingesteld. Deze vordering is te onbepaald, en overigens niet onderbouwd, om toe te kunnen wijzen. De kantonrechter zal deze tegenvordering daarom afwijzen.

5.14.

De tegenvordering, zoals hiervoor onder 4.3. sub 5 vermeld, bestaat uit een schadevergoeding wegens het verlies van een aantal klanten en is vooralsnog begroot op € 15.000,00. Deze vordering is niet gespecificeerd noch onderbouwd en daarom ook niet toewijsbaar.

5.15.

De tegenvordering, zoals hiervoor onder 4.3. sub 6 vermeld, heeft betrekking op de door twee klanten van LF, [AA] en [BB] , geretourneerde Lampionnen in verband met de kwestie over het auteursrecht. De kantonrechter is met LF van oordeel dat Nikki deze schadepost aan LF moet vergoeden. Uit de door LF overgelegde tekst van de mailing van Nikki aan de klanten (productie 36, tweede pagina) blijkt dat deze de nog aanwezige voorraad van de Lampion aan Nikki kunnen retourneren en dat alle gemaakte kosten door Nikki zullen worden vergoed. Hiertegenover heeft Nikki onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze schadepost voor haar rekening komt. Het verweer van Nikki dat het gevorderde bedrag niet klopt, treft wel doel. Uit de door LF overgelegde creditnota’s (productie 36.1, tweede en vijfde pagina) blijkt dat zij aan [AA] € 1.129,47 en aan [BB] € 193,79, dus in totaal € 1.323,26, heeft gecrediteerd. LF heeft, ondanks het verweer van Nikki, niet toegelicht waarop het resterende gevorderde bedrag is gebaseerd noch dit onderbouwd met stukken. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat Nikki de klanten [AA] en [BB] zelf al heeft gecompenseerd voor hun kosten, zoals zij in de mailing heeft toegezegd, acht de kantonrechter de tegenvordering toewijsbaar tot genoemd bedrag van € 1.323,26. De kantonrechter acht het redelijk dat Nikki deze schade aan LF vergoedt, zodat LF de klanten alsnog kan compenseren voor zover zij dat nog niet heeft gedaan.

5.16.

De tegenvordering, zoals hiervoor onder 4.3. sub 7 vermeld, is voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval wordt besloten de agentuurovereenkomst te ontbinden. Deze voorwaarde is niet vervuld, zodat niet op de vordering hoeft te worden beslist. Overigens is de vordering onbepaald en niet onderbouwd.

5.17.

De proceskosten komen voor rekening van LF, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang van de tegenvordering met de vordering worden de proceskosten op nihil begroot.

de vordering en de tegenvordering

5.18.

Nu de vordering in beginsel toewijsbaar is tot € 12.540,03 (€ 11.648,54 + € 891,49) en de tegenvordering tot € 1.323,26, gaat het beroep op verrekening van LF op tot laatstgenoemd bedrag. De conclusie is dat de kantonrechter, na verrekening, de vordering zal toewijzen tot € 11.216,77 en de tegenvordering zal afwijzen, zoals hieronder nader bepaald. De door Nikki gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over de hoofdsom die na verrekening resteert, derhalve over een bedrag van € 10.325,28 ( € 11.648,54- € 1.323,26).

5.19.

Gezien het voorgaande bestaat er geen aanleiding om Nikki in de gelegenheid te stellen alsnog te reageren op de ‘conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie’ van LF, zoals hiervoor in 5.2 bedoeld.

6 De beslissing

De kantonrechter:

de vordering

6.1.

veroordeelt LF tot betaling aan Nikki van € 11.216,77, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over € 10.325,28 van af 4 maart 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.2.

veroordeelt LF tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Nikki tot en met vandaag vaststelt op: dagvaarding € 87,99griffierecht € 996,00salaris gemachtigde € 720,00 ;

6.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.4.

wijst de vordering voor het overige af.

de tegenvordering

6.5.

wijst de vordering af;

6.6.

veroordeelt LF tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Nikkie tot en met vandaag vaststelt op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature