Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor een overval op een winkel in vereniging waarbij is gedreigd met een mes en de winkeleigenaar is geduwd. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf

Locatie Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/059455-19 (P)

Uitspraakdatum: 5 juli 2019

Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juni 2019 in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. F.C.M. Weijnen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 29 december 2018 te Akersloot, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkel aan de [adres] , een geldbedrag van ongeveer 1515 euro en/of ongeveer 20 pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (winkeleigenaar) [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, voor te houden en/of (daarbij) te roepen "achteruit, achteruit, geld , geld" en/of die [slachtoffer] meerdere keren te duwen.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Bewijs

3.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat in plaats van 1.515 euro een bedrag van 1.415 euro dient te worden gelezen.

3.2

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs.

3.3

Oordeel van de rechtbank

Redengevende feiten en omstandigheden

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:

de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2019 afgelegd;

het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 december 2018 (dossierpagina’s 14-16).

3.3.1

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 29 december 2018 te Akersloot, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een ander, in een winkel aan de [adres] , een geldbedrag van 1.415,00 euro en ongeveer 20 pakjes sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen winkeleigenaar [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] dreigend een mes voor te houden en daarbij te roepen: ‘Achteruit, achteruit, geld, geld’, en die [slachtoffer] meerdere keren te duwen.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6 Motivering van de straf

6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.

De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis meegewogen dat verdachte geen documentatie heeft in Nederland of elders voor soortgelijke feiten en is er vanuit gegaan dat verdachte bij het plegen van het feit niet de rol van initiator heeft gehad, maar zich min of meer heeft laten meevoeren door zijn medeverdachte. Tot slot heeft de officier van justitie gelet op het advies van de reclassering.

6.2

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat het aandeel van verdachte beduidend kleiner is dan dat van zijn medeverdachte, nu hij zelf geen geweld heeft toegepast en zich van de geweldshandelingen van de medeverdachte afzijdig heeft gehouden, hetgeen in verdachtes voordeel zou moeten meewegen in de strafmaat. De raadsvrouw heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan zoals is geëist door de officier van justitie, en een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

6.3

Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte is op 29 december 2018, vlak voor sluitingstijd, samen met medeverdachte naar de winkel van aangever gegaan. Verdachte droeg een bivakmuts en medeverdachte had een mes bij zich, zoals hij tevoren ook tegen verdachte gezegd had te zullen doen. Terwijl medeverdachte aangever duwde en bedreigde met het mes heeft verdachte een bedrag van 1.415,00 euro uit de kassalade gepakt en pakjes sigaretten uit de stelling. Hoewel aannemelijk is dat verdachte niet de initiatiefnemer was, heeft hij met zijn handelingen er wel voor gekozen zijn volledige medewerking te verlenen aan de winkeloverval, wat de rechtbank hem ten volle aanrekent. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen het gevoel van veiligheid van de winkeleigenaar aangetast, maar heeft hij ook bijgedragen aan een breder gevoel van onveiligheid in de maatschappij omdat de overval plaatsvond op een voor het publiek toegankelijke plaats, rond winkelsluitingstijd. Aangever heeft ter zitting verteld over de nare gevolgen voor hem en dat hij door het voorval heeft overwogen zijn zaak te sluiten, maar daar omwille van zijn aanstaande pensionering toch van afgezien te hebben.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op:

- het op naam van verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 mei 2019, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld noch eerder in het buitenland voor soortgelijke feiten;

- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 6 juni 2019, opgemaakt door [naam] , reclasseringswerker bij GGZ Fivoor. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:

Bij betrokkene zijn vele risico verhogende factoren aanwezig. Deze factoren samen maken dat de reclassering zich zorgen maakt over zijn welbevinden maar ook over de veiligheid van de maatschappij. Behalve de steun uit zijn familiaire netwerk lijkt er verder nauwelijks sprake te zijn van beschermende factoren. Dit maakt wat betreft de reclassering het recidiverisico hoog. Kijkend naar de reeds ingezette hulpverleningstrajecten lijken deze beperkt en deze zijn altijd van vrijwillige aard geweest. Zo heeft er ook nooit diagnostiek en/ of behandeling plaatsgevonden. Wat dat betreft ziet de reclassering nog voldoende mogelijkheden om recidive beperkende interventies in te zetten.

Zijn beïnvloedbaarheid, gebrek aan zelfredzaamheid, onderontwikkelde vaardigheden in het kader van zelfredzaamheid, drugsgebruik, gokken, gebrek aan dagbesteding en ontbreken van onderdak maken het een zorgelijke situatie. De kans op terugval in een negatief netwerk is groot door zijn kwetsbaarheid.

Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden: • meldplicht bij reclassering; • ambulante behandeling; • begeleid wonen of maatschappelijke opvang; • drugsverbod; • meewerken aan een nader te indiceren gedragsinterventie door de reclassering te bepalen.

De rechtbank is, gelet op de ernst van het feit en gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die uitgaan van een gevangenisstraf van 2 jaar, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan vrijheidsbeneming. De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafduur mee dat het feit in vereniging is gepleegd, dat sprake is geweest van licht geweld en dat is gedreigd met een mes. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting spijt heeft betuigd en excuses heeft gemaakt aan aangever. De rechtbank zal, gelet op de persoon van verdachte en het advies van de reclassering, bepalen dat een gedeelte van de na te noemen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht een verplicht contact van verdachte met de reclassering noodzakelijk en zal dit als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf verbinden. De rechtbank ziet tevens aanleiding om aan verdachte de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden van behandelverplichting, verblijf bij begeleid wonen, drugsverbod en een gedragsinterventie op te leggen.

7 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.391,68 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland, het (niet door de verzekering vergoede) weggenomen geldbedrag en de waarde van de weggenomen sigaretten.

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, die onvoldoende onderbouwd is betwist, rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.

Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en uitspraken in soortgelijke strafzaken. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.

Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte, met wie verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de toegewezen schade, dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.

schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:

artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht .

9 Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.1 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.

Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.

Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:

- is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

- zich binnen 3 dagen na de datum van invrijheidsstelling meldt bij de reclassering en dat hij zich zal blijven melden zo frequent en zolang als GGZ reclassering Fivoor noodzakelijk acht;

zich laat behandelen door GGZ Noord Holland Noord of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de intakefase en na acceptatie van de behandelinstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

zal verblijven in St. Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na acceptatie en plaatsingsdatum. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;

geen drugs zal gebruiken en meewerkt aan drugscontroles middels urinecontroles, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;

zal meewerken aan een gedragsinterventie, bestaande uit de leefstijltraining COVA (+), of een soortgelijke gedragsinterventie, te bepalen aan de hand van het nog vorm te geven behandelplan door GGZ Noord Holland Noord of een soortgelijke instelling, in en na overleg met de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.

Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.391,68 (dertienhonderdeenennegentig euro en achtenzestig cent), bestaande uit € 641,68 (zeshonderdeenenveertig euro en achtenzestig cent) als vergoeding voor de materiële en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.

Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.

Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.391,68 (dertienhonderdeenennegentig euro en achtenzestig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.

Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door

mr. J.W. Moors, voorzitter,

mr. D.D.M. Hazeu en mr. P.E. van der Veen, rechters,

in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2019.

De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature