Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Beëindiging ziektewetuitkering, beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 17/4165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

(gemachtigde: R.A.M.E. Zwaan).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 26 juni 2017 weer arbeidsgeschikt geacht. Haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) wordt per die datum beëindigd.

Bij besluit van 9 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres en verweerder hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2018. Eiseres is verschenen, samen met haar partner en [naam] van stichting ‘de Omring’. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft na sluiting van het onderzoek nog een brief ingezonden die de rechtbank op 30 mei 2018 heeft ontvangen. Daarin geeft ze onder meer een nadere toelichting op de oorzaak van het moeten volgen van het behandeltraject en de aanloop daarnaartoe. De rechtbank achtte zich reeds voldoende ingelicht en ziet in deze brief geen aanleiding om het onderzoek te heropenen.

2.1.

Eiseres kampt met rug- en nekklachten. In verband hiermee heeft ze meermaals een Wajong-uitkering aangevraagd, waarvoor ze niet in aanmerking kwam. In mei 2012 heeft zij zich voor het eerst ziek gemeld, waarna zij een ZW-uitkering is gaan ontvangen. In mei 2014 is haar geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend en is haar ZW-uitkering beëindigd. Nadien heeft ze nog enige periodes een ZW-uitkering ontvangen.

2.2.

In 2016 heeft zij enige tijd een WIA-uitkering ontvangen die is beëindigd per 20 juni 2016 omdat zij vanaf die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. In dat kader heeft verweerder vastgesteld dat eiseres in staat is de functie van wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur, die van magazijn, expeditie medewerker en die van samensteller kunststof en rubberproducten te verrichten. Verweerders besluit hierover heeft na bezwaar en beroep stand gehouden. Op het hoger beroep van eiseres tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 juli 2017 is nog geen uitspraak gedaan.

2.3.

Eiseres heeft zich op 16 maart 2017 wederom ziekgemeld. Op 20 maart 2017 is haar dienstverband beëindigd. Vanaf 21 maart 2017 is haar een ZW-uitkering toegekend.

2.4.

Op 12 april 2017 heeft de verzekeringsarts eiseres onderzocht. Deze heeft een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Hierin zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. De arbeidsdeskundige heeft eiseres vervolgens geschikt bevonden voor alle functies die geduid zijn bij de laatste WIA-beoordeling. Om deze reden heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres bij het primaire besluit per 26 juni 2017 beëindigd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.

2.5.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geen aanleiding gezien meer beperkingen aan te nemen. Met beperkingen op zowel fysiek als mentaal vlak is rekening gehouden. Het feit dat eiseres weer de GGZ bezoekt bevestigt de juistheid daarvan. Voor de zwelling aan haar rechterhand kan geen concrete oorzaak gevonden worden. Het gaat om een kleine zwelling, nauwelijks pijnlijk die niet behandeld wordt, terwijl van eiseres geen zwaar fysiek belastend werk gevraagd wordt. De anesthesist heeft geadviseerd om actief te blijven bewegen, daarvoor is geen contra-indicatie. En bewegende patiënten ervaren minder pijnklachten en behouden hun rompspierapparaat en functionaliteit van de rug. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet gebleken dat de verzekeringsarts niet van de juistheid van deze informatie mocht uitgaan. En er zijn in bezwaar geen zaken naar voren gekomen die niet bekend waren of die aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid doen twijfelen.

2.6.

Verweerder heeft daarop het bezwaar van eiseres bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiseres is terecht geschikt geacht voor het verrichten van de eerder geduide functies. Hiertegen richt zich het beroep van eiseres.

3.1.

Eiseres heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Ter zitting heeft zij toegelicht dat het kwalijk is dat de verzekeringsartsen geen informatie bij de behandelend sector hebben opgevraagd. Zelf kan zij geen informatie van haar behandelaars inbrengen waarin antwoord wordt gegeven op gerichte vragen. Aan haar eigen dossier heeft zij niets. De behandelaars mogen immers geen oordeel geven over de beperkingen, zoals bijvoorbeeld de noodzaak tot een urenbeperking. Zij is meer beperkt dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Onder meer moet er vanwege de noodzaak van het volgen van een intensief behandeltraject bij de GGZ, het mogelijk gaan volgen van een cursus terugvalpreventie bij depressie in Groningen en de benodigde bedrust een urenbeperking worden aangenomen. Ter onderbouwing heeft zij informatie van de GGZ-psycholoog, van de cursusleiders en een fragment uit het huisartsenjournaal overgelegd. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat de noodzaak van deze trajecten en de verergering van haar klachten het gevolg is van de periode die zij heeft gewerkt. De urenbeperking was dus ook al noodzakelijk op het beoordelingsmoment. Haar klachten waren op dat moment al dusdanig dat zij eigenlijk meteen behandeld moest worden. Wegens lange wachttijden heeft dit nog heel lang geduurd. Zij is op een wachtlijst geplaatst voor de cursus. Het revalidatietraject gaat zeer binnenkort van start. Dit is echter afhankelijk van het al dan niet behouden van een ZW-uitkering. Zonder inkomen kan zij niet starten aan het traject omdat zij de reis ernaartoe niet kan bekostigen. Naast de urenbeperking moeten volgens haar aanvullende beperkingen als gevolg van haar psychische klachten worden aangenomen. Ze is inmiddels weer overspannen, heeft hulp gevraagd en zal moeten opkrabbelen en herstellen. Ter onderbouwing wijst ze erop dat ze twee uur per week thuishulp heeft bij de huishoudelijke klussen, begeleiding bij praktische zaken en contacten met instanties. Zij heeft de toekenning op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning van de gemeente Hoorn overgelegd. Verder kan zij wegens medicijngebruik niet autorijden of met gevaarlijke machines werken. Eiseres heeft ter onderbouwing hiervan informatie van internet overgelegd. Tot slot wijst ze op een door haar geschreven klachtbrief aan haar contactpersoon van het UWV en informatie van de anesthesioloog-pijnspecialist en van de polikliniek reumatologie, waaruit volgens haar volgt dat er meer beperkingen dienen te worden aangenomen. Zij stelt zich op het standpunt dat ze de geduide functies niet kan verrichten. De praktijk wijst uit dat hierin met gevaarlijke machines moet worden gewerkt en dat er sprake is van een onvoorspelbare werksituatie, een hoog handelingstempo en deadlines of produktiepieken. Verder zijn de functies lichamelijk te belastend voor haar vanwege onder meer tillen, en de buig-, draai- en tordeerbeweging.

3.2.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat er geen zaken naar voren zijn gekomen die aanleiding geven voor een ander standpunt. De ingebrachte informatie was reeds bekend, of bevatte niets nieuws en is in de beoordeling betrokken. Dat de GGZ inmiddels een borderlinestoornis als hoofdiagnose heeft gesteld, maakt de anamnese niet anders. Reeds vroeg werden borderlinekenmerken herkend en benoemd.

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht waarom eiseres de geduide functies ondanks haar beperkingen kan verrichten.

4.1.

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder eiseres per 26 juni 2017 terecht geschikt heeft geacht voor het verrichten van “haar arbeid”.

4.2.

Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de Wet WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA. In het geval van eiseres zijn dit de functies van wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur, van magazijn, expeditie medewerker en van samensteller kunststof- en rubberindustrie.

4.3.

De rechtbank is - anders dan eiseres - van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle door eiseres naar voren gebracht klachten, zoals haar rug- hand- en psychische klachten zijn op een deugdelijke en kenbare wijze besproken bij de medische beoordeling. Dit geldt ook voor de eigen bevindingen van de verzekeringsartsen en de in het dossier aanwezige medische informatie. De verzekeringsarts heeft medische informatie opgevraagd bij en verkregen van de anesthesioloog-pijnspecialist en dit bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder eveneens het dossier bestudeerd en heeft de door eiseres overgelegde informatie van de huisarts en de informatie over het mogelijke traject in Groningen bestudeerd en in zijn beoordeling betrokken. De stelling dat er geen informatie is opgevraagd bij de behandelaars kan de rechtbank dan ook niet volgen. Dat de behandelaars van eiseres niets kunnen zeggen over de juistheid van de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat van een zorgvuldig onderzoek geen sprake is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het vaststellen van beperkingen de taak van een verzekeringsarts is. De verzekeringsartsen baseren hun oordeel op hun eigen bevindingen en informatie van de behandelaars. Zo ook in het geval van eiseres. De verzekeringsartsen beschikten naar het oordeel van de rechtbank over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de beperkingen van eiseres te komen. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvolledig is geweest.

4.4.

De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. De verzekeringsartsen hebben inzichtelijk gemotiveerd hoe zij tot de FML zijn gekomen en waarom er geen aanleiding is om eiseres meer beperkt te achten. Als gevolg van de psychische klachten van eiseres zijn er in de FML beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Als gevolg van haar lichamelijke klachten zijn er beperkingen opgenomen in de rubrieken aanpassingen aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Voor verdergaande beperkingen, waaronder ten aanzien van torderen, geeft de door eiseres overgelegde informatie geen reden en deze leidt dan ook niet tot twijfel aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook heeft vermeld, bevat deze informatie geen zaken die niet reeds bekend waren of kenbaar in de beoordeling zijn betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan worden gevolgd in het standpunt dat de inmiddels gestelde diagnose borderline niet maakt dat er moet worden getwijfeld aan de juistheid van de aangenomen beperkingen. Uit de rapportages blijkt dat bij het opstellen van de FML met de reeds eerder geconstateerde kenmerken van borderline rekening is gehouden. De omstandigheid dat eiseres na de datum in geding moet gaan revalideren en behandelingen gaat volgen, maakt niet dat op de datum in geding al aanleiding was voor het aannemen van een urenbeperking. Eiseres was op dat moment immers feitelijk niet in behandeling, zodat een urenbeperking om die reden terecht niet is aangenomen. De medische grondslag van het bestreden besluit kan dan ook worden gevolgd.

4.5.

De rechtbank is voorts van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom eiseres geschikt is voor het verrichten van tenminste één van de in het kader van de eerdere WIA-beoordeling geduide functies. Nu de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep - gezien de overwegingen hiervoor - is uitgegaan van een juiste FML, geeft wat eiseres heeft aangevoerd geen grond voor twijfel aan de juistheid van diens conclusies. De stelling van eiseres dat de arbeidsdeskundige uitgaat van een onjuiste belasting van de betrokken functies, kan de rechtbank niet volgen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de gegevens van die door de arbeidsdeskundige gebruikte gegevens. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat deze gegevens onjuist zijn. De arbeidsdeskundige grondslag kan dan ook stand houden.

4.6.

De conclusie is dat verweerder eiseres terecht in staat heeft geacht tot het verrichten van haar arbeid en de ZW-uitkering daarom terecht per 26 juni 2017 heeft beëindigd.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature