U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Verzoek tot toekenning van billijke vergoeding afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 7218059 \ AO VERZ 18-136

Uitspraakdatum: 4 december 2018

Beschikking in de zaak van:

[werknemer]

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

hierna te noemen: [werknemer]

gemachtigde: mr. A.M. Avedissian

tegen

1 de vennootschap onder firma [v.o.f.]

gevestigd te [vestigingsplaats]

2. [vennoot 1]

vennoot van de vennootschap onder firma sub 1.

3. [vennoot 2]

vennoot van de vennootschap onder firma sub 1.

verwerende partij

hierna te noemen: [werkgever]

gemachtigde: mr. S.H. Schepers

1 Het procesverloop

1.1.

[werknemer] heeft een verzoek gedaan om ten laste van [werkgever] een gefixeerde schadevergoeding en billijke vergoeding toe te kennen. [werkgever] heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 6 november 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [werknemer] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Voorafgaand aan de zitting heeft [werknemer] bij brief van 2 november 2018 nog stukken toegezonden.

2 De feiten

2.1.

[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1988, is op 4 juni 2018 in dienst getreden bij [werkgever] als algemeen medewerker (kok) voor de duur van acht maanden, tot 3 januari 2019 tegen een loon van € 1.560,- bruto per maand bij een 30-urige werkweek.

2.2.

Artikel 2 van de arbeidsovereenkomst vermeldt dat de eerste maand van de arbeidsovereenkomst geldt als proeftijd.

2.3.

Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst was [werknemer] woonachtig in [plaats A].

2.4.

[vennoot 1] heeft per Whatsapp-bericht aan [werknemer] op 29 mei 2018 geschreven: “Ik kan 1 rit betalen per keer als je komt. Dat is prima.”

2.5.

[werknemer] heeft de hele maand juni 2018 bij [werkgever] gewerkt.

2.6.

Op verzoek van [werknemer] is een tweede arbeidsovereenkomst opgesteld, waarbij [werknemer] met ingang van 1 juli 2018 bij [werkgever] in dienst treedt voor de duur van 7 maanden tot 31 januari 2019.

2.7.

[werkgever] heeft op 19 juli 2018 met een beroep op het proeftijdbeding de arbeidsovereenkomst opgezegd.

2.8.

[werkgever] heeft [werknemer] een eindafrekening gestuurd en een bedrag aan [werknemer] uitbetaald van € 906,58.

2.9.

Bij brief van 25 juli 2018 heeft [werknemer] aan [werkgever] kenbaar gemaakt dat hij berust in het einde van het dienstverband en aanspraak maakt op een vergoeding gelijk aan het loon over de periode van 20 juli tot 31 januari 2019 vermeerderd met vakantietoeslag.

2.10.

[werkgever] heeft in de brief 1 augustus 2018 te kennen gegeven dat het proeftijdbeding in de tweede overeenkomst waarschijnlijk nietig is. [werkgever] heeft hierbij aangegeven dat zij [werknemer] weer te werk wil stellen als [werknemer] instemt met intrekking van de opzegging door [werkgever] . [werknemer] is niet op het aanbod ingegaan.

2.11.

Op 27 augustus 2018 heeft [werkgever] een bedrag van omgerekend € 2.280,- bruto naar [werknemer] overgemaakt. [werknemer] heeft een bedrag van € 1.241,92 netto teruggestort met de vermelding: “na de rechter mother fuckers.”

2.12.

[werknemer] is sinds 20 september 2018 werkzaam bij KLM Catering Services.

3 Het verzoek

3.1.

[werknemer] heeft een verzoek gedaan om [werkgever] te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.527,20 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente. Volgens [werknemer] is [werkgever] op grond van artikel 7:672 lid 10 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [werknemer] heeft de vergoeding begroot op een totaalbedrag van € 2.527,20 bruto [1,5 maand x (bruto maandloon + vakantiegeld)].

3.2.

Ook verzoekt [werknemer] betaling van € 118,89 netto ter zake van achterstallige reiskostenvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. [werknemer] voert aan dat hij in de maand juli 9 dagen heeft gewerkt. [werkgever] is gehouden de reiskosten te vergoeden.

3.3.

Verder heeft [werknemer] een verzoek gedaan om ten laste van [werkgever] een billijke vergoeding toe te kennen, op grond van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW. Volgens [werknemer] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werkgever] . In dat kader heeft [werknemer] aangevoerd dat [werkgever] niet tussentijds rechtsgeldig mocht opzeggen op de door haar aangevoerde gronden. Op 19 juli 2018 is [werknemer] voor het eerst geconfronteerd met kritiek op zijn taalniveau en de wijze waarop hij zijn werk verricht. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat [werkgever] een dossier zou kunnen opbouwen om ontbinding bij de kantonrechter te bewerkstelligen voor 31 januari 2019. Van een verstoorde arbeidsverhouding was voor 19 juli 2018 geen sprake. [werknemer] kan geen aanspraak maken op een uitkering of transitievergoeding. [werkgever] heeft in strijd gehandeld met de voor haar geldende voorschriften, hetgeen haar per definitie ernstig valt aan te rekenen. Het ontslag kwam voor [werknemer] als een donderslag bij heldere hemel. [werknemer] heeft voordat hij overging tot aanschaf van een auto voor € 3.540,- op 31 mei 2018 nog gevraagd of [werkgever] hem als de juiste persoon zag voor het restaurant. Op 16 juli 2018 heeft [werknemer] nog gehoord dat [werkgever] bezig was met een werkgeversverklaring voor hem. Het regelen van woonruimte nabij [werkgever] was al nagenoeg rond. Door het ontslag heeft [werknemer] een gat in zijn curriculum vitae. Bovendien heeft hij door het ontslag meerdere rekeningen niet kunnen betalen.

4 Het verweer

4.1.

[werkgever] voert gemotiveerd verweer. [werkgever] heeft als goed werkgever een gefixeerde schadevergoeding van circa 1,5 maandsalaris aan [werknemer] betaald, maar [werknemer] heeft dit teruggestort. Hierna is [werknemer] een juridische procedure gestart om aanspraak te maken op een gefixeerde schadevergoeding. De vergoeding dient op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 BW te worden afgewezen. Subsidiair bedraagt de vergoeding € 2.339,28 bruto inclusief 8% vakantietoeslag berekend over de periode 20 juli tot en met 31 augustus 2018. De verzochte reiskostenvergoeding dient te worden afgewezen, omdat deze niet is overeengekomen en [werknemer] ook geen reiskosten heeft gemaakt. Ook het verzoek om een billijke vergoeding moet worden afgewezen dan wel gematigd tot nihil. [werkgever] kan geen ernstig verwijt worden gemaakt. [werknemer] had de schade wegens het ontslag dienen en kunnen beperken.

5 De beoordeling

5.1.

Tussen partijen is niet langer in geschil dat [werkgever] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW . [werkgever] is daarom aan [werknemer] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is de werkgever een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Tussen partijen is niet in geschil dat dit 1 september 2018 was. Het loon over de termijn 20 juli tot 1 september 2018 bedraagt volgens [werkgever] € 2.339,28 bruto inclusief vakantietoeslag. [werknemer] heeft zich ter zitting aan dit bedrag gerefereerd. De kantonrechter zal [werkgever] dan ook veroordelen tot betaling hiervan. Dat [werkgever] al eerder dit bedrag aan [werknemer] heeft overgemaakt en teruggestort heeft gekregen, doet niet af aan de verschuldigdheid van deze vergoeding. De gevorderde wettelijke rente zal om die reden wel worden afgewezen.

5.2.

Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding overweegt de kantonrechter dat uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter een billijke vergoeding kan toekennen als de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW . Zoals hiervoor reeds overwogen, is dat hier het geval. Door op te zeggen in strijd met artikel 7:671 BW is de opzegging in beginsel ernstig verwijtbaar. Bij de toekenning van een billijke vergoeding dienen echter alle omstandigheden van het geval te worden betrokken. De kantonrechter acht in dit geval van belang dat niet is gebleken dat [werkgever] de arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze wilde laten eindigen. [werkgever] heeft, nadat zij erop was gewezen dat de opzegging niet rechtsgeldig was dit aan [werknemer] laten weten en hem direct aangeboden om weer te komen werken. [werknemer] had dan ook de mogelijkheid om binnen twee weken na de opzegging het werk weer te hervatten bij [werkgever] . [werkgever] heeft dit aanbod ter zitting herhaald. [werknemer] is hier niet op ingegaan. Omstandigheden op grond waarvan dit niet van hem verwacht kan worden, heeft [werknemer] onvoldoende gesteld en blijken ook niet uit de overgelegde transcriptie van het gesprek op 19 juli 2018. Hieruit blijkt dat het zelfstandig functioneren als kok een probleem vormde. [werknemer] heeft ook zelf aangegeven dat er geen sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. Nog daargelaten dat [werknemer] de schade als gevolg van het ontslag verder niet heeft onderbouwd, had [werknemer] de gevolgen van het ontslag dus kunnen beperken. Door de vergoeding wegens onregelmatige opzegging terug te storten en zich daarbij uit te laten zoals hij heeft gedaan, heeft [werknemer] de situatie op scherp gezet. Voornoemde omstandigheden maken, dat er geen sprake is van zodanig ernstig verwijtbaar handelen door [werkgever] dat daartegenover een billijke vergoeding dient te staan. Met de vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt [werknemer] voldoende gecompenseerd voor het handelen van [werkgever] . De verzochte billijke vergoeding zal dan ook worden afgewezen.

5.3.

Op grond van het Whatsapp-bericht en de door [werkgever] betaalde reiskostenvergoeding voor de maand juni, is de kantonrechter van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat tussen [werknemer] en [werkgever] een reiskostenvergoeding is overeengekomen. De hoogte van deze vergoeding per dag en het aantal dagen dat [werknemer] in juli heeft gewerkt, 9, zijn door [werkgever] onvoldoende betwist, zodat de verzochte vergoeding zal worden toegewezen als gevorderd, evenals de gevorderde wettelijke rente. [werknemer] heeft geen concrete datum van opeisbaarheid van de wettelijke rente genoemd, zodat de rente zal worden toegewezen met ingang van datum van indiening van het verzoekschrift.

5.4.

Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

veroordeelt [werkgever] om aan [werknemer] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.339,28 bruto;

6.2.

veroordeelt [werkgever] tot betaling van € 118,89 netto ter zake van achterstallige reiskostenvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2018 tot de dag der algehele voldoening;

6.3.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

6.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

6.5.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 4 december 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature