Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verklaring voor recht dat op de afwikkeling en vererving van de nalatenschap van A. Nederlands recht van toepassing is.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Haarlem

zaaknummer / rolnummer: C/15/268844 / HA ZA 18-21

Vonnis van 19 december 2018

in de zaak van

[eiser/verweerder] ,

wonende te [woonplaats],

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. A.C. Kool te Amsterdam,

tegen

[gedaagde/eiser], in de hoedanigheid van executeur/executor in de nalatenschap van [A.],

wonende te [woonplaats],

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. P.G. Knoppers te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 24 januari 2018

het proces-verbaal van de comparitie van 11 september 2018

de brief van mr. Kool van 27 september 2018 met opmerkingen over het proces-verbaal

de brief van mr. Knoppers van 27 september 2018 met opmerkingen over het proces-verbaal.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser/verweerder] is een van de vijf kinderen van [A.]. [A.] (hierna: erflater) is op [datum] in [plaats] overleden. Op het moment van overlijden was erflater niet gehuwd. Erflater is begraven in [plaats].

2.2.

Erflater heeft bij Engels testament van 19 september 2016 over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament is [gedaagde/eiser], samen met [B.], benoemd tot executeur in de nalatenschap. Zij hebben de benoeming aanvaard.

2.3.

Uit het testament volgt dat [eiser/verweerder] door erflater is onterfd. In het testament is voorts het volgende te lezen:

‘ [A.] (….)

hereby state to make the following last will and testament:

(…)

Article 2 Choice of law

I choose English law as the law governing the inheritance of my entire estate.

(…)

Article 6

Disinheritance

I explicitly disinherit [eiser/verweerder] (…) and their respective descendants, and exclude them as beneficiaries from my estate.

Signed in [plaats] on

{handtekening erflater} 19-09-2016’

2.4.

Erflater is in [geboortedatum] in Nederland geboren en bezat tot zijn overlijden de Nederlandse nationaliteit.

2.5.

Tot eind [jaar] woonde erflater in Nederland. Vanaf eind [jaar] was erflater in [woonplaats] woonachtig. Erflater huurde in [woonplaats] een appartement. Tevens woont de partner van erflater in [woonplaats]. Erflater bleef nadien Nederland regelmatig bezoeken.

2.6.

In het voorjaar van [jaar] heeft erflater de woning aan de [adres] verkocht. In de koopovereenkomst is opgenomen dat kopers erflater zullen informeren op het moment dat zij voornemens zijn de woning te verkopen waarna erflater kon aangeven of hij de woning wilde terugkopen.

2.7.

Op naam van erflater staan meerdere bankrekeningen in Nederland en [land].

2.8.

Erflater beschikte in [land] over een abonnement op de metro en voor museumbezoek. Ook was hij (mede) in [land] onder behandeling voor alvleesklierkanker en had hij in [woonplaats] een huisarts.

2.9.

Uit een uittreksel uit het Kadaster blijkt dat erflater meerdere appartementen in [(Nederlandse) plaats] op zijn naam heeft staan. Daarnaast was erflater, veelal indirect via een vennootschap of maatschap, (mede)eigenaar van diverse onroerende zaken in Nederland, waaronder een appartement in [(Nederlandse) plaats].

2.10.

Tot aan zijn overlijden investeerde erflater in enkele zakelijke projecten in Nederland en [land]. Erflater was voorzitter van de Stichting Administratiekantoor die eigenaar is van de aandelen Whitecourt BV en waarvan erflater een groot deel van de certificaten hield.

2.11.

Bij brief van 27 januari 2017 is [gedaagde/eiser] namens [eiser/verweerder] verzocht een kopie van het testament van erflater te verstrekken, dan wel in het geval van onterving, de van belang zijnde bepalingen uit het testament te verstrekken.

2.12.

In zijn reactie van 3 februari 2017 heeft [gedaagde/eiser] aan [eiser/verweerder] bericht dat de erfopvolging van erflater wordt beheerst door het Engels recht.

2.13.

Naar aanleiding van het voorgaande is tussen de advocaten van partijen uitvoerig gecorrespondeerd. Op 16 februari 2017 heeft de Engelse advocaat van [gedaagde/eiser] aan de advocaat van [eiser/verweerder] kenbaar gemaakt dat uit het testament van erflater volgt dat hij is onterfd en dat de executeurs geen kopie van het testament zullen verschaffen.

2.14.

Bij brief van 21 april 2017 is door de Engelse advocaat van [gedaagde/eiser] alsnog een gedeelte van het testament van erflater aan de advocaat van [eiser/verweerder] gestuurd.

2.15.

Bij fax van 3 mei 2017 heeft de advocaat van [eiser/verweerder] [gedaagde/eiser] gesommeerd informatie te verschaffen en het erfdeel, althans de legitieme portie, van [eiser/verweerder] te voldoen. Op 9 mei 2017 heeft [gedaagde/eiser] bericht hiertoe niet over te gaan omdat op de nalatenschap Engels recht van toepassing is.

2.16.

[eiser/verweerder] heeft na daartoe verkregen verlof op 17 mei 2017 conservatoir beslag doen leggen op bestanddelen uit de nalatenschap. Uit de beslagexploten blijkt dat ten laste van de nalatenschap beslag is gelegd op de bankrekeningen van erflater bij ING Bank en Julius Baer Netherlands, de certificaten van erflater in de Stichting Administratiekantoor Whitecourt, de vorderingen die erflater heeft op Karakter Uitgevers B.V., op de aandelen van erflater in Samenspel BV, Breuco BV, Six Pack BV, Breuco Onroerend goed BV, West-Holland Krediet- en Voorschotbank BV, Dutch Art Connection BV en Snowworld Leisure NV alsmede op negentien appartementsrechten van erflater in [(Nederlandse) plaats].

2.17.

Op het adres van erflater in [woonplaats] is een uitnodiging gedateerd 6 juni 2017 bezorgd, geadresseerd aan erflater, waarmee erflater wordt uitgenodigd zich als kiezer in het buitenland te registreren, aangezien hij als Nederlander in het buitenland woonachtig is.

2.18.

Bij akte van 19 juni 2017 heeft [eiser/verweerder] de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.19.

Ten aanzien van de nalatenschap is een voorlopige boedelbeschrijving opgesteld.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eiser/verweerder] vordert – na wijziging van eis – ‘bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

I. Voor recht te verklaren dat op de afwikkeling en vererving van de nalatenschap van [A.] Nederlands recht van toepassing is;

II. Voor recht te verklaren dat eiser recht heeft op een legitieme portie in de nalatenschap van [A.];

III. Gedaagde te veroordelen om binnen 5 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan eiser afschrift van, althans inzage in (door middel van deponering van voornoemde stukken ten kantore van de advocaat van eiser) – te verstrekken van de volgende stukken met betrekking tot de nalatenschap van [A.], één en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde nalatig mocht zijn en/of blijven aan de in dezen uit te spreken veroordeling te voldoen:

- een notariële boedelbeschrijving onder ede, althans een boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater ten tijde van het overlijden van erflater conform artikel 674 Rv , althans een schriftelijke opgave van alle boedelbestanddelen van de nalatenschap van erflater;

- Alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven in de boedelbeschrijving dan wel schriftelijke opgave van alle boedelbestanddelen;

- Kopieën van alle taxatierapporten door beëdigde makelaars van de onroerende en roerende zaken in Nederland en het buitenland, waarvan erflater ten tijde van het overlijden van erflater (mede)eigenaar was, alsmede waarvan een vennootschap waarin erflater aandelen of certificaten hield ten tijde van zijn overlijden eigenaresse was;

- Taxatierapporten van Register Valuators van alle aandelen en certificaten die erflater hield ten tijde van zijn overlijden;

- Kopieën van alle bankafschriften van banken in Nederland alsmede in het buitenland, waar erflater bankierde, over de periode 1 januari 2010 tot en met heden;

- Een opgave conform artikel 674 sub 3 Rv, waar alle roerende en onroerende zaken in Nederland en het buitenland uit de nalatenschap van erflater zich bevinden;

- Opgave van al het contante geld dat erflater ten tijde van zijn overlijden in zijn bezit had;

- Kopieën van alle aandelen (alsmede aandelen aan toonder), certificaten of andere waardepapieren van erflater dan wel aandeelhoudersregisters waarin de aandelen van erflater staan vermeld;

- Opgave van alle vennootschappen waar erflater ten tijde van zijn overlijden aandeelhouder althans certificaathouder was, alsmede de uitgebreide jaarstukken en jaarverslagen van de betreffende vennootschappen over een periode van vijf jaar voor het overlijden van erflater tot aan de datum van zijn overlijden;

- Opgave van alle vennootschappen die aan erflater pensioen hebben uitgekeerd, alsmede alle uitgebreide jaarverslagen en jaarstukken van deze vennootschappen over de periode 2010 tot en met 2015;

- Kopieën van alle correspondentie over pensioenen, alsmede kopieën van bankafschriften met alle pensioenbetalingen die de vennootschappen aan erflater hebben gedaan;

- Kopieën van alle geldleningsovereenkomsten tussen erflater – alsmede vennootschappen waarin erflater aandelen of certificaten hield – ten tijde van zijn overlijden en derden;

- Kopieën en/of opgave van alle overige vorderingen van erflater op derden;

- Kopieën van alle koopovereenkomsten en leveringsakten van aandelen waarbij erflater was betrokken als koper of als verkoper over een periode van vijf jaar voor zijn overlijden tot aan zijn overlijden;

- Kopieën van koopovereenkomsten en leveringsakten van onroerende zaken in Nederland en in het buitenland, waarbij erflater was betrokken als koper of als verkoper over een periode van vijf jaar voor zijn overlijden tot aan zijn overlijden;

- Kopieën van alle financiële adviezen, waaronder fiscale adviezen, die erflater in de periode 20 januari 2012 tot 20 januari 2017 heeft gekregen van zijn adviseurs;

- Kopieën van alle correspondentie van banken in Nederland en het buitenland tussen deze banken en erflater, in het bijzonder over kluizen die erflater bij de banken hield over de periode 20 januari 2012 tot 20 januari 2017;

- Opgave van alle kluizen in het binnenland en buitenland waarin zich zaken van de nalatenschap van erflater bevinden, althans bevonden ten tijde van het overlijden van erflater, alsmede filmopnames van het openen van deze kluizen en van de inhoud ervan;

- Afschriften van alle aangiften en aanslagen IB van vijf jaar voor het overlijden van erflater;

- Afschriften van alle correspondentie tussen erflater, althans de vennootschappen waar erflater ten tijde van zijn overlijden aandelen of certificaten alsmede de adviseurs van erflater en de vennootschappen en de Nederlandse en buitenlandse belastingdienst van vijf jaar vóór het overlijden van erflater;

- Opgave van de trusts en foundations of andere rechtsvormen met erflater in de hoedanigheid van insteller, begunstigde, protector of anderszins;

- Opgave van alle giften die zijn gedaan door erflater met onderbouwende stukken en, in verband met inkorting, opgave van de begunstigde van deze giften alsmede de onderbouwende stukken van deze giften;

- Opgave en taxatie van alle kunst die in het bezit was van erflater ten tijde van zijn overlijden;

- de Nederlandse en buitenlandse aangifte erfbelasting in de nalatenschap van erflater en de aanslag;

- Die gedeeltes van het testament van 19 september 2016 waaruit blijkt wie de erfgenamen, legatarissen en executeurs zijn;

- Polissen van (levens)verzekeringen van erflater en correspondentie over de uitkering hiervan;

- WOZ-beschikkingen over de periode 2012 tot en met 2017 van alle onroerende zaken waarvan erflater dan wel een vennootschap waarvan erflater de aandelen of certificaten hield, eigenaar was ten tijde van zijn overlijden;

- Een onaangepaste softcopy van het excel bestand van de berekening van de waarde van de certificaten in Whitecourt.

IV. De omvang van de legitimaire massa vast te stellen, rekening houdend met het saldo van de nalatenschap van erflater en de giften zoals bepaald in artikel 4:65 BW juncto artikel 4:67 BW ;

V. De hoogte van de legitieme portie van eiser vast te stellen;

VI. Gedaagde te veroordelen om aan eiser te voldoen binnen 5 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de legitieme portie van eiser in de nalatenschap van erflater, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente vanaf het overlijden van erflater althans vanaf een ander door Uw Rechtbank te bepalen moment tot aan de dag der algehele voldoening;

Subsidiair

VII. Voor recht te verklaren dat op de afwikkeling en vererving van de nalatenschap wat betreft de in Nederland gelegen onroerende zaken van [A.] Nederlands recht van toepassing is;

VIII. Voor recht te verklaren dat eiser recht heeft op een legitieme portie in de in Nederland gelegen onroerende zaken in de nalatenschap van [A.];

IX. gedaagde te veroordelen om binnen 5 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan eiser afschrift van, althans inzage (door middel van deponering van voornoemde stukken ten kantore van de advocaat van eiser) in - te verstrekken van de volgende stukken met betrekking tot de nalatenschap van [A.], één en ander op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde nalatig mocht zijn en/of blijven aan de in dezen uit te spreken veroordeling te voldoen:

- een notariële boedelbeschrijving onder ede, althans een boedelbeschrijving van de in Nederland gelegen onroerende zaken in de nalatenschap van erflater ten tijde van het overlijden van erflater conform artikel 674 Rv , althans een schriftelijke opgave van de in Nederland gelegen onroerende zaken in de nalatenschap van erflater;

- Alle onderbouwende stukken van de verschillende bedragen zoals opgegeven in de boedelbeschrijving dan wel opgave;

- Kopieën van alle taxatierapporten door beëdigde makelaars van de onroerende zaken in Nederland, waarvan erflater ten tijde van het overlijden van erflater (mede)eigenaar was, alsmede waarvan een vennootschap waarin erflater aandelen of certificaten hield ten tijde van zijn overlijden eigenaresse was;

- Taxatierapporten van Register Valuators van alle aandelen en certificaten die erflater hield ten tijde van zijn overlijden van vennootschappen die eigenaresse zijn van in Nederland gelegen onroerende zaken;

- Een opgave conform artikel 674 sub 3 Rv, waar alle onroerende zaken in Nederland uit de nalatenschap zich bevinden;

X. De omvang van de legitimaire massa vast te stellen, rekening houdend met de in Nederland gelegen onroerende zaken van de nalatenschap van erflater en de giften zoals bepaald in artikel 4:65 BW juncto 4:67 BW;

XI. De hoogte van de legitieme portie van eiser vast te stellen;

XII. Gedaagde te veroordelen om aan eiser te voldoen binnen 5 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de legitieme portie van eiser in de nalatenschap van erflater, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente vanaf het overlijden van erflater althans vanaf een ander door Uw Rechtbank te bepalen moment tot aan de dag der algehele voldoening;

Primair en subsidiair

XIII. Te verklaren voor recht dat gedaagde jegens eiser onrechtmatig heeft gehandeld door het handelen zoals in het lichaam van de dagvaarding beschreven;

XIV. Te verklaren voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiser geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het genoemde onrechtmatige handelen;

XV. Gedaagde te veroordelen tot vergoeding van alle door eiser geleden en nog te lijden schade als gevolg van het genoemde onrechtmatige handelen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

XVI. Gedaagde te veroordelen aan eiser te voldoen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

XVII. Gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres (rb begrijpt: eiser) van een bedrag ad € 4.456,27 aan buitengerechtelijke incassokosten althans van een bedrag dat Uw Rechtbank in goede justitie meent te behoren, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de respectievelijke declaratiedata althans vanaf een door Uw Rechtbank te bepalen moment;

XVIII. Gedaagde te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis tot de dag van volledige voldoening;

XIX. Gedaagde te veroordelen aan eiser te voldoen de na het in dezen te wijzen vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de voldoening.’

3.2.

[gedaagde/eiser] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.4.

[gedaagde/eiser] vordert ‘zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat

(…)

de gelegde beslagen worden opgeheven met veroordeling van eiser in de proceskosten, de buitengerechtelijke kosten, de nakosten en de kosten van het beslag.’

3.5.

[eiser/verweerder] voert verweer.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De overwegingen

in conventie

4.1.

[gedaagde/eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis in conventie. De bezwaren van [gedaagde/eiser] hebben betrekking op de vorderingen onder III, IV, V en de subsidiaire vorderingen. [gedaagde/eiser] heeft in dit verband aangevoerd dat de vorderingen die zien op de vaststelling van de legitimaire massa en uitbetaling van de legitieme portie pas aan de orde kunnen komen als de (voor)vraag naar het toepasselijke recht is beantwoord. [eiser/verweerder] heeft zijn eis eerst in een zeer laat stadium van de procedure gewijzigd en aldus is de wijziging van eis in strijd met de goede procesorde. [gedaagde/eiser] heeft verzocht de wijziging van eis niet toe te staan dan wel toe te staan dat nader schriftelijk wordt gereageerd op de gewijzigde eis.

4.2.

De rechtbank verwerpt het bezwaar. Het procesreglement schrijft voor dat een proceshandeling uiterlijk twee weken voor een comparitie in het geding wordt gebracht. In dit geval heeft [eiser/verweerder] een wijziging van eis ingediend op 25 juli 2018 tegen de roldatum van 11 september 2018, de datum van de comparitie. Dat betekent dat [eiser/verweerder] zeven weken voor de comparitie dit processtuk in het geding heeft gebracht. Daarmee heeft [eiser/verweerder] ruimschoots voldaan aan de gestelde termijn en is aan [gedaagde/eiser] meer dan voldoende gelegenheid gegeven om zich op de eiswijziging voor te bereiden en daar bij antwoordakte of ter comparitie inhoudelijk op te reageren. Van strijd met de goede procesorde is niet gebleken en er bestaat dan ook geen aanleiding [gedaagde/eiser] alsnog in de gelegenheid te stellen schriftelijk op de gewijzigde eis te reageren.

4.3.

Nu erflater in [land] is overleden en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van [eiser/verweerder] dat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt zich niet voordoet, omdat [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser] in Nederland woonachtig zijn.

4.4.

[gedaagde/eiser] stelt zich in dit verband op het standpunt dat de Engelse rechter rechtsmacht toekomt op grond van artikel 4 van de Erfrechtverordening waarin is bepaald dat het gerecht van de lidstaat waar erflater zijn gewone verblijfplaats had, rechtsmacht toekomt. Weliswaar komt subsidiair op grond van artikel 10 van de Erfrechtverordening ook rechtsmacht aan de Nederlandse rechter toe aangezien erflater de Nederlandse nationaliteit had en er zich goederen uit de nalatenschap in Nederland bevinden, maar dit betreft volgens hem een subsidiaire grond voor het aannemen van rechtsmacht waar niet aan wordt toegekomen zolang de Engelse rechter zich niet onbevoegd heeft verklaard.

4.5.

[eiser/verweerder] stelt (subsidiair) daarentegen dat de Nederlandse rechter wel degelijk rechtsmacht toekomt op grond van artikel 4 van de Erfrechtverordening omdat erflater weliswaar in [woonplaats] woonde, maar zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Ook indien erflater zijn gewone verblijfplaats in [woonplaats] zou hebben gehad, dan heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 10 van de Erfrechtverordening rechtsmacht, omdat erflater de Nederlandse nationaliteit had en zich goederen uit de nalatenschap in Nederland bevinden.

4.6.

De rechtbank overweegt het volgende. Tussen partijen is (terecht) niet in geschil dat in deze zaak de Erfrechtverordening van toepassing is. Uitgangspunt hierbij is dat [land] geen partij is bij de Erfrechtverordening en dat [land] dus als derde land in het kader van de Erfrechtverordening heeft te gelden. Anders dan [gedaagde/eiser] aanvoert komt niet op grond van artikel 4 van de Erfrechtverordening, óók niet indien ervan wordt uitgegaan dat erflater zijn gewone verblijfplaats in [land] had, aan de Engelse rechter rechtsmacht toe. Dit artikel spreekt immers van de gerechten van de lidstaat, terwijl [land] in dit verband (dus) geen lidstaat is. Op grond van artikel 10 Erfrechtverordening heeft de Nederlandse rechter in het geval erflater zijn gewone verblijfplaats niet in een lidstaat had en goederen uit de nalatenschap zich binnen een lidstaat bevinden (in dit geval Nederland), rechtsmacht indien erflater de Nederlandse nationaliteit had. Daarvan is in dit geval sprake. De Nederlandse rechter komt op grond van dit artikel dan ook rechtsmacht toe. Anders dan [gedaagde/eiser] meent, is daarvoor niet nodig dat de Engelse rechter zich onbevoegd heeft verklaard. Voor zover [gedaagde/eiser] aanvoert dat erflater in zijn testament een keuze heeft gemaakt voor de bevoegdheid van de Engelse rechter kan hij ook daarin niet worden gevolgd, aangezien in het testament slechts een keuze wordt gemaakt voor de toepasselijkheid van het Engels recht.

4.7.

[eiser/verweerder] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat op de nalatenschap van erflater Nederlands recht van toepassing is. Op grond van het testament van erflater is [eiser/verweerder] onterfd, zodat hij, naar Nederlands recht, recht heeft op zijn legitieme portie in de nalatenschap. Om de hoogte van zijn legitieme portie te kunnen vaststellen heeft hij, op grond van artikel 4:78 lid 1 BW , recht op inzage in en afschrift van alle bescheiden die hij voor die berekening behoeft. [gedaagde/eiser] heeft echter tot op heden geweigerd deze bescheiden te overleggen dan wel [eiser/verweerder] hierin inzage te verschaffen, omdat [gedaagde/eiser] ten onrechte meent dat de nalatenschap volgens Engels recht dient te worden afgewikkeld. Doordat [gedaagde/eiser] tegen beter weten in de nalatenschap afwikkelt volgens Engels recht, lijdt [eiser/verweerder] mogelijk schade, zo stelt hij. Het is immers, aldus [eiser/verweerder], niet ondenkbaar dat goederen uit de nalatenschap aan de erfgenamen worden verstrekt en deze vervolgens onvindbaar zullen zijn met als gevolg dat hij zijn legitieme portie niet kan ontvangen.

4.8.

[gedaagde/eiser] stelt zich daarentegen op het standpunt dat [eiser/verweerder] geen recht heeft op inzage in of afgifte van de door hem verlangde stukken, omdat hij daarbij geen belang heeft. [gedaagde/eiser] heeft daartoe aangevoerd dat [eiser/verweerder] erfgenaam noch legitimaris is, omdat Engels recht op de nalatenschap van toepassing is. Op grond van het Engels recht heeft een erfgenaam die onterfd is, geen recht op een legitieme portie. Bovendien, zo stelt [gedaagde/eiser], is van onrechtmatig handelen geen sprake, omdat hij, totdat in een rechterlijke uitspraak anders is bepaald, het testament dient af te wikkelen naar Engels recht aangezien dit in het testament is bepaald. Daar komt bij dat onduidelijk blijft welke handelingen van [gedaagde/eiser] als executeur onrechtmatig zouden zijn en evenmin is aangetoond dat er schade is geleden door [eiser/verweerder]. Met betrekking tot zowel de vorderingen ter verkrijging van stukken als de vorderingen ter vaststelling en uitbetaling van de legitimaire massa/legitieme geldt dat deze vorderingen prematuur zijn ingesteld. De gevorderde dwangsom dient te worden afgewezen, omdat [gedaagde/eiser] gehoor zal geven aan het in deze te wijzen vonnis. [

4.9.

Onderhavig geschil spitst zich (aldus) toe op beantwoording van de vraag of het Nederlandse dan wel het Engelse recht van toepassing is op de nalatenschap. Tussen partijen is in dit verband niet in geschil dat de rechtskeuze van erflater voor Engels recht in het testament, ongeldig is.

4.10.

Als gevolg daarvan dient de rechtbank aan de hand van de regels van de Erfrechtverordening het toepasselijke recht vast te stellen. Hoofdregel is artikel 21 van de Erfrechtverordening. In dit artikel is bepaald dat het recht van toepassing is van het land waar de erflater zijn gewone verblijfplaats had. Om de gewone verblijfplaats van de erflater vast te kunnen stellen moet worden gekeken naar alle aspecten die het leven van de erflater in de jaren voor zijn overlijden en op het moment van overlijden hebben gekenmerkt. Hierbij kunnen aspecten als de duur en reden van het verblijf in een bepaalde staat, de bedoelingen rondom dit verblijf, het bezit van vermogen in die staat, het al dan niet beschikken over woonruimte, het hebben van een vriendenkring en het ingeschreven staan bij een huisarts van belang zijn. Het gaat er in dit verband om de plaats te bepalen waar iemand het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd, met de bedoeling daaraan een vast karakter te verlenen. Als uitzondering heeft te gelden dat als blijkt dat de erflater een nauwere band had met een ander land, in dat geval, ondanks het feit dat hij zijn gewone verblijfplaats elders had, het recht van het land waarmee de erflater een nauwere band had als het toepasselijke recht worden aangemerkt.

4.11.

Naar het oordeel van de rechtbank kan echter in dit geval beantwoording van de vraag waar erflater zijn gewone verblijfplaats had in het midden blijven. Daarvoor is het volgende van belang.

Indien de rechtbank zou oordelen dat erflater zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, dan is op grond van artikel 21 van de Erfrechtverordening Nederlands recht van toepassing op de nalatenschap.

Indien de rechtbank zou oordelen dat erflater zijn gewone verblijfplaats in [land] had en uit dien hoofde Engels recht van toepassing is, heeft dit tot gevolg dat, op grond van artikel 34 Erfrechtverordening ook de Engelse regels van het internationaal privaatrecht van toepassing zijn. Indien deze regels voorzien in terugverwijzing naar het recht van een lidstaat, dan wordt volgens artikel 34 van de Erfrechtverordening het recht van die lidstaat toegepast. Zoals hierna wordt uiteengezet, is dat naar het oordeel van de rechtbank het geval.

4.12.

Aangaande de vraag naar het toepasselijke recht op grond van de regels van het Engelse internationaal privaatrecht heeft [eiser/verweerder] een rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: IJI) overgelegd. Namens [gedaagde/eiser] is gesteld dat het rapport van het IJI niet objectief is, omdat onder het kopje feiten onder meer is vermeld: ‘Erflater heeft volgens u echter niet de bedoeling gehad om zich permanent in [woonplaats] te vestigen’ en ‘De reden voor het kortdurend verblijf in [woonplaats] was volgens u een fiscale; erflater was volgens u van plan om terug te keren naar Nederland.’ De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet alleen volgt uit deze passages geenszins dat door de opsteller van het rapport feiten worden gepresenteerd die dat niet zijn. In genoemde passages wordt nu juist uitdrukkelijk vermeld dat dit mededelingen van de advocaat van [eiser/verweerder] zijn, niet meer en niet minder. Bovendien worden in het rapport van het IJI geen conclusies getrokken aangaande de vraag welk recht van toepassing is. Het rapport legt slechts de regels van het Engelse internationaal privaatrecht uit, zonder daar in de concrete casus een conclusie aan te verbinden. Dat het IJI die regels onjuist heeft uitgelegd, is niet gesteld. Het verweer dat het rapport niet objectief zou zijn, is dan ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal het rapport dan ook tot uitgangspunt nemen.

4.13.

Uit het rapport van het IJI leidt de rechtbank, voor zover hier van belang, het volgende af. Het Engelse internationaal privaatrecht maakt bij de vererving onderscheid tussen roerende zaken en onroerende zaken. Voor onroerende zaken geldt dat het recht van toepassing is van het land waar het onroerend goed zich bevindt. Dit betekent dat voor de in Nederland liggende onroerende zaken op grond van het Engels internationaal privaatrecht het Nederlands recht van toepassing is. Dit heeft tot gevolg dat sprake is van een terugverwijzing als bedoeld in artikel 34 van de Erfrechtverordening en Nederlands recht op dit deel van de nalatenschap van toepassing is.

4.14.

Voor roerende zaken geldt het volgende. Volgens Engels recht wordt iemands ‘domicile’, voor zover in deze zaak van belang, bepaald op grond van ‘domicile of origin’ dan wel op grond van ‘domicile of choice’. Iemand heeft zijn domiclie of origin in het land waar diens vader woonplaats had ten tijde van de geboorte van de betrokkene. Dat is in het geval van erflater in Nederland. Voor het aannemen van een domicile of choice is vereist dat de betrokkene in een bepaald land een vaste verblijfplaats heeft en dat hij de wil heeft om daar altijd te verblijven.

4.15.

Volgens het IJI werd in de Engelse erfrechtpraktijk tot voor kort aangeknoopt bij de domicile of origin om het toepasselijke recht vast te stellen. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden werd in het verleden in het erfrecht afgeweken van de domicile of origin als aanknopingspunt ten gunste van de domicile of choice. Om uit te kunnen gaan van een domicile of choice moest onomstotelijk duidelijk worden dat de betrokken persoon de intentie had permanent in het buitenland te blijven wonen en dat deze niet meer naar zijn domicile of origin wilde terugkeren. In recentere uitspraken van de House of Lords, zo schrijft het IJI, lijkt echter een kentering te komen in de dominante positie van de domicile of origin. Zo bepaalde de House of Lords ten aanzien van illegalen die voor onbepaalde tijd in [land] woonden en werkten dat zij een domicile of choice in [land] hadden. De enkele duur van het verblijf is niet doorslaggevend. Wanneer het vermogen of de investeringen vooral in een bepaald land hebben plaatsgevonden, vormt dit veelal wel een indicatie dat de intentie gericht was op het hebben van een domicile in dat land. De beoordeling van iemands domicile is een uitvoerige afweging van een potentieel zeer groot aantal feiten en omstandigheden. Een wijziging van domicile of origin in een domicile of choice dient steeds te worden aangetoond. De Engelse rechtspraak is in het algemeen vrij terughoudend (geweest) in het aannemen van een wijziging van een domicile of origin in een domicile of choice.

4.16.

Aldus ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de ‘domicile’ van erflater wordt bepaald door zijn domicile of origin of door een domicile of choice. In deze procedure is in dit verband komen vast te staan dat erflater eind [jaar] naar [woonplaats] is verhuisd en in [woonplaats] een appartement huurde. Ook had erflater een nieuwe levenspartner in [woonplaats]. Erflater had voorts in [land] bankrekeningen en een abonnement voor de metro en musea in [woonplaats]. Erflater werd in [land] behandeld voor zijn ziekte en had aldaar een huisarts. Tenslotte had erflater een vriendenkring in [woonplaats] opgebouwd en investeerde hij in projecten in [land].

4.17.

Daar staat echter tegenover dat erflater het overgrote deel van zijn leven in Nederland heeft gewoond, hij de Nederlandse nationaliteit heeft behouden en - volgens zijn wens - in Nederland is begraven. Daarnaast staat vast dat erflater in ieder geval met een zekere regelmaat naar Nederland reisde en dat zijn familie in Nederland woonachtig was. De bezoeken van erflater aan Nederland hielden verband met zijn familie, maar ook met zijn zakelijke activiteiten. Erflater had in Nederland nog altijd meerdere bankrekeningen en diverse zakelijke belangen en bovendien was hij nog altijd (middellijk) eigenaar van diverse onroerende zaken en aandeelhouder in meerdere Nederlandse vennootschappen.

4.18.

[gedaagde/eiser] heeft aangevoerd dat erflater doende was zijn zakelijke belangen in Nederland af te handelen en dat hij op deze manier bezig was zijn leven volledig in [land] te leven en dat er geen enkele intentie bestond om terug naar Nederland te keren. [eiser/verweerder] heeft dit betwist en aangevoerd dat erflater naar [land] is gegaan om fiscale redenen en het zijn bedoeling was om na verloop van tijd weer terug te keren naar Nederland.

4.19.

De rechtbank overweegt het volgende. Uit het rapport van het IJI volgt dat de Engelse rechtspraak terughoudend is met het aannemen van een domicile of choice. Er moet onomstotelijk duidelijk worden dat de betrokken persoon de intentie had permanent in het buitenland te blijven wonen en dat deze niet meer naar zijn domicile of origin wilde terugkeren. Hoewel in het rapport van het IJI tevens gewag wordt gemaakt van een (op handen zijnde) kentering in de rechtspraak, komt uit het rapport van het IJI naar voren dat de lat voor het aannemen van een domicile of choice nog altijd erg hoog ligt. Bovendien dient een domicile of choice te worden aangetoond en wordt in de Engelse rechtspraak op dit punt terughoudendheid betracht. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat die lat zeker niet wordt gehaald. Onvoldoende is gebleken dat het de bedoeling van erflater was om zijn domicile of origin te verruilen voor een domicile of choice. Uit de feiten kan zonder meer de conclusie worden getrokken dat erflater inmiddels in [woonplaats] woonachtig was en dat het grootste gedeelte van zijn leven zich inmiddels daar afspeelde. Dat is echter niet voldoende voor het aannemen van een domicile of choice. In ieder geval is niet onomstotelijk vast komen staan dat erflater de intentie had om permanent in het buitenland te wonen en niet naar Nederland terug te keren en zo zijn domicile of origin te verruilen voor een domicile of choice.

4.20.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, naar het oordeel van de rechtbank, op denalatenschap Nederlands recht van toepassing is en deze volgens Nederlands recht afgewikkeld dient te worden. Dit brengt met zich dat [eiser/verweerder] recht heeft op een legitieme portie in de nalatenschap van erflater.

4.21.

Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen zal zij de vorderingen van [eiser/verweerder] onder I en II toewijzen. Dat wil zeggen dat de gevorderde verklaringen voor recht zullen worden gegeven. De vorderingen onder III, IV, V, VI zullen net als de subsidiaire vorderingen, niet worden toegewezen op de wijze zoals door [eiser/verweerder] gevorderd. De rechtbank heeft geen enkele inzage in de omvang van de nalatenschap en ontbeert iedere informatie over de personen die erfgenaam of legitimaris zijn. Reeds om die reden kan de rechtbank de legitimaire massa of de omvang van de legitieme portie thans niet vaststellen, laat staan dat zij [gedaagde/eiser] kan veroordelen tot betaling daarvan over te gaan. Ten aanzien van de vordering onder III overweegt de rechtbank dat op basis van het dossier op dit moment niet voldoende inzicht bestaat of de door [eiser/verweerder] verlangde stukken beschikbaar zijn en of deze relevant zijn voor het bepalen van de hoogte van de legitieme portie. Met het oordeel dat Nederlands recht op de nalatenschap van toepassing is, is [gedaagde/eiser] gehouden de nalatenschap dienovereenkomstig af te wikkelen. Dat betekent dat [gedaagde/eiser] [eiser/verweerder] als legitimaris alle bescheiden dient te verschaffen waarop deze als legitimaris recht heeft. Hoewel de rechtbank er vanuit gaat dat [gedaagde/eiser] zijn toezegging gestand zal doen om de nalatenschap conform Nederlands recht af te wikkelen indien de rechtbank oordeelt dat dit recht van toepassing is, zal de rechtbank een veroordeling van die strekking uitspreken. Het is vervolgens in eerste instantie aan [gedaagde/eiser] om te bezien welke informatie beschikbaar is en welke informatie voor [eiser/verweerder] van belang is voor het vaststellen van zijn legitieme portie. Gelet op de toezeggingen van [gedaagde/eiser] en gelet op het feit dat hij als notaris en dus als professionele partij optreedt als executeur, ziet de rechtbank geen aanleiding een dwangsom op te leggen als prikkel tot nakoming.

4.22.

De vorderingen onder XIII, XIV en XV liggen voor afwijzing gereed. [eiser/verweerder] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij schade heeft geleden. De enkele omstandigheid dat [gedaagde/eiser] tot op heden de nalatenschap naar Engels recht afwikkelde en dús [eiser/verweerder] geen inzicht heeft gegeven in de relevante stukken voor het vaststellen van de legitieme portie, is niet voldoende om tot het oordeel te komen dat [gedaagde/eiser] aan [eiser/verweerder] schade heeft toegebracht.

4.23.

Aangezien niet is gebleken dat de door [eiser/verweerder] gelegde conservatoire beslagen nietig zijn of onnodig of onrechtmatig zijn gelegd, komen de beslagkosten op de voet van artikel 706 Rv voor toewijzing in aanmerking. De beslagkosten worden begroot op € 3.232,42 voor verschotten (€ 2.945,42 aan explootkosten en € 287,00 griffierecht) en € 543,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 543,00), tezamen € 3.775,42.

4.24.

Met betrekking tot de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten overweegt de rechtbank het volgende. Nu het in deze zaak gaat om een andere vordering dan de incasso van een geldvordering, moet de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 lid 2 BW . De in die bepaling genoemde kosten komen voor vergoeding in aanmerking indien deze de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan en het liquidatietarief daarop geen betrekking heeft. De partij die dergelijke kosten vordert moet stellen en specificeren dat deze kosten zijn gemaakt voor andere verrichtingen dan de verrichtingen waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. Het zal daarbij moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) sommatie of het enkel doen van een – niet aanvaard – schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

4.25.

Uit de eigen stellingen van [eiser/verweerder] volgt dat de buitengerechtelijke kosten betrekking hebben op werkzaamheden als het bestuderen van stukken, het voeren van overleg, het juridisch beoordelen van stukken en het schrijven van meerdere sommatiebrieven. Door [eiser/verweerder] is een factuur met specificatie overgelegd. Uit de stellingen van [eiser/verweerder] en de overgelegde specificatie blijkt echter onvoldoende welke werkzaamheden extra zijn verricht ten opzichte van de werkzaamheden waarvoor het liquidatietarief een vergoeding inhoudt. Bovendien komt uit de onderbouwing onvoldoende naar voren dat deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Het gevorderde komt dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.

4.26.

[gedaagde/eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:

- dagvaarding € 97,31

- griffierecht 0,00 (€ 287,00 minus € 287,00)

- salaris advocaat 1.629,00 (3 punten × tarief € 543,00)

Totaal € 1.726,31

in reconventie

4.27.

Aan de vordering in reconventie tot opheffen van de conservatoire beslagen legt [gedaagde/eiser] ten grondslag dat [eiser/verweerder] geen belang heeft bij handhaving van de beslagen, omdat hij niets te vorderen heeft van de nalatenschap. De rechtbank volgt [gedaagde/eiser] hierin niet. Het oordeel in conventie brengt mee dat [eiser/verweerder] op dit moment wel belang heeft bij handhaving van de gelegde beslagen. Daar staat echter tegenover dat dit belang niet langer geacht wordt aanwezig te zijn op moment dat dit vonnis in kracht van gewijsde gaat. [gedaagde/eiser], een notaris, zal in dat geval namelijk de nalatenschap naar Nederlands recht moeten kunnen afwikkelen terwijl de gelegde beslagen daar dan mogelijk aan in de weg staan. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de beslagen dienen te worden opgeheven onder de opschortende voorwaarde dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.

4.28.

Nu geen van partijen als overwegend in het gelijk of ongelijk gesteld kan worden aangemerkt zal de rechtbank de proceskosten in reconventie compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

verklaart voor recht dat op de afwikkeling en vererving van de nalatenschap van [A.] Nederlands recht van toepassing is;

5.2.

verklaart voor recht dat eiser recht heeft op een legitieme portie in de nalatenschap van [A.];

5.3.

gebiedt [gedaagde/eiser] als executeur de nalatenschap naar Nederlands recht af te wikkelen en eiser die gegevens te verschaffen waar een legitimaris recht op heeft teneinde zijn legitieme portie te kunnen berekenen;

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af;

5.5.

veroordeelt [gedaagde/eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 1.726,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.6.

veroordeelt [gedaagde/eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.7.

veroordeelt [gedaagde/eiser] aan eiser te voldoen € 3.775,42 beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

5.8.

verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.9.

wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie

5.10.

heft op de gelegde beslagen, onder de opschortende voorwaarde dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;

5.11.

compenseert de proceskosten in reconventie in die zin dat ieder de eigen kosten draagt

5.12.

verklaart dit vonnis in reconventie ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

5.13.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, mr. K. van Dijk en mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018

Conc.:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature