Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

De kantonrechter oordeelt dat de werknemer terecht op staande voet is ontslagen. De vordering van de werkgever om de werknemer te veroordelen tot betaling van de vergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW wordt toegewezen. Die vergoeding moet in dit geval worden vastgesteld op basis van de opzegtermijn die geldt voor de werknemer (één maand), en niet aan de hand van de opzegtermijn die geldt voor de werkgever (twee maanden).

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton - locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 5811025 \ AO VERZ 17-24 (PA)

Uitspraakdatum: 26 april 2017

Beschikking in de zaak van:

de besloten vennootschap Futura Composites B.V.,

gevestigd te Heerhugowaard

verzoekende partij

verder te noemen: Futura

gemachtigde: mr. R. Muurlink

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [de verweerder]

gemachtigde: mr. D. Oberink

1 Het procesverloop

1.1.

Futura heeft een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat een ontslag op staande voet terecht is gegeven en dat [de verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Futura, en een verzoek om [de verweerder] te veroordelen tot betaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en schadevergoeding. [de verweerder] heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot betaling van loon.

1.2.

Op 13 april 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2 De feiten

2.1.

[de verweerder] , geboren [geboortedatum] , is op 15 januari 2008 in dienst getreden bij Futura. De laatste functie die [de verweerder] vervulde, is die van Assemblagemedewerker, met een salaris van € 2.335,68 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.

2.2.

Futura heeft op enig moment in 2016 geconstateerd dat er koperen platen verdwenen van haar bedrijfsterrein. Futura heeft daarop een aantal camera’s geplaatst ter bewaking van dat terrein. Uit opnames van de camera’s blijkt dat een onherkenbare persoon, met een bivakmuts, het terrein betreedt en koperen platen meeneemt.

2.3.

Futura heeft vervolgens Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) ingeschakeld. Na onderzoek door Hoffmann bleek dat op 7 november 2016, 28 november 2016, 20 december 2016 en 17 januari 2017 koperen platen zijn meegenomen van het bedrijfsterrein van Futura.

2.4.

Op 18 januari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [de verweerder] , [directeur] , financieel directeur van Futura, en [medewerker] , medewerker van Hoffmann. [de verweerder] is diezelfde dag op staande voet ontslagen. Het ontslag is aan [de verweerder] bevestigd bij brief van 18 januari 2017. In deze brief deelt Futura onder meer het volgende mee aan [de verweerder] :

“(...) Vandaag heeft er een gesprek met u plaatsgevonden en bent u geconfronteerd met de bevindingen die zijn gedaan. Vervolgens heeft u ontkent de figuur op de beelden te zijn, maar uw ontkenning is voor ons volstrekt ongeloofwaardig. Door de twee bedrijfsrechercheur is klip en klaar vastgesteld dat u zonder toestemming van ons koper heeft weggenomen van het bedrijf en ten voordele van u heeft verkocht. U heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan één of meerdere strafbare feiten en bent daardoor het door ons in u gestelde vertrouwen volstrekt onwaardig geworden.

Hoewel u heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de bevindingen en constateringen die zijn gedaan en welke zijn terug te vinden in de rapportage van Hoffmann Bedrijfsrecherche, zijn wij er stellig van overtuigd dat dit wel het geval is geweest. Alles overziend zijn wij tot de conclusie gekomen dat ontslag op staande voet de enige passende maatregel is en dat hebben wij u vandaag ook mondeling kenbaar gemaakt.

Het gaat om de diefstallen c.q. verduistering van koper op 7-11-2016 om c.a. 04:50 uur, 28-11-2016 om c.a. 04:50 uur, 20-12-2016 om c.a. 05:31 uur en 17-01-2017 om c.a. 04:42 uur. Verder gaan wij ervan uit dat u de persoon op de camerabeelden bent die op ons terrein koper heeft weggenomen. Ook deze gedragingen worden aan u toegerekend. De hiervoor genoemde omstandigheden, alsmede hetgeen in de rapportage van Hoffmann Bedrijfsrecherche is opgenomen, leveren ieder voor zich, doch in ieder geval in samenhang bezien een dringende reden op in de zin van artikel 7:678 BW om u op staande voet te ontslaan. (…)”

2.5.

Op 18 januari 2017 heeft Futura bij de politie aangifte gedaan van verduistering. Van die aangifte is proces-verbaal opgemaakt.

3 Het verzoek

3.1.

Futura verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat [de verweerder] op 18 januari 2017 terecht op staande voet is ontslagen door Futura. Futura heeft daarnaast ook een verzoek gedaan om [de verweerder] te veroordelen tot betaling van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW , tot een bedrag van € 2.893,00. Voorts verzoekt Futura voor recht te verklaren dat [de verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Futura en verzoekt zij [de verweerder] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 89.446,05, te weten de geleden schade als gevolg van het verdwijnen van koperen platen. Ook verzoekt Futura veroordeling van [de verweerder] tot betaling van € 24.079,00 en € 629,30 aan onderzoekskosten.

3.2.

Aan dit verzoek legt Futura ten grondslag – kort weergegeven – dat sprake is van een dringende reden die het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt, te weten diefstal dan wel verduistering door [de verweerder] van koperen platen van Futura en het verkopen daarvan aan derden. Futura stelt dat [de verweerder] ook onrechtmatig heeft gehandeld en de daardoor geleden schade moet vergoeden.

4. Het verweer en het tegenverzoek

4.1.

[de verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Hij voert aan – samengevat – dat de door Futura gebruikte ontslaggrond van diefstal en verduistering niet met bewijs is onderbouwd. Uit het rapport van Hoffmann blijkt volgens [de verweerder] alleen dat hij zich aan heling schuldig heeft gemaakt en dat is onvoldoende grond voor een ontslag op staande voet. Nu het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, dienen de vorderingen van Futura te worden afgewezen, aldus [de verweerder] . Daarnaast betwist [de verweerder] de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.

4.2.

In de zaak van het tegenverzoek wordt door [de verweerder] verzocht om betaling van het loon, vakantiegeld, en eindejaarsuitkering tot en met 18 januari 2017, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.

5 De beoordeling

het verzoek

5.1.

Het gaat in deze zaak met name om de vraag of Futura [de verweerder] rechtsgeldig op staande voet heeft ontslagen en zo ja, of [de verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling van de door Futura gevorderde (schade)vergoeding.

5.2.

Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is een partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2, onderdeel d, BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn wanneer de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal of verduistering waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt.

5.3.

Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de conclusie leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeids-overeenkomst gerechtvaardigd is (zie: HR 21 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4436; NJ 2000/190; JAR 2000/45 (Prins/Hema)).

5.4.

[de verweerder] heeft erkend dat hij koperen platen van Futura aan een derde heeft verkocht. Daarnaar gevraagd, heeft [de verweerder] op de zitting verklaard dat hij wist dat de door hem verkochte platen van Futura afkomstig waren en dat hij ook wist dat de platen gestolen waren. De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat in ieder geval op 17 januari 2017 en op of rond 20 december 2016 door [de verweerder] koperen platen zijn verkocht aan [inkoper Metaal] , inkoper metaal bij Nannings Metaalhandel te Hoorn (hierna: [ink. metaal] ). [de verweerder] heeft de verkoop op 17 januari 2017 erkend en uit de door Futura overgelegde schriftelijke verklaring van [ink. metaal] blijkt ook van een verkoop door [de verweerder] in december 2016. [de verweerder] heeft de verkoop in december 2016 betwist, maar hij heeft die betwisting tegenover de duidelijke verklaring van [ink. metaal] onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren deze gedragingen van [de verweerder] , die als heling kunnen worden benoemd, een dringende reden op voor een ontslag op staande voet. De aard en ernst van deze gedragingen rechtvaardigt immers een ontslag op staande voet, ook los van de vraag of [de verweerder] zich daarnaast al dan niet mede schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van koperen platen.

5.5.

Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [de verweerder] dat de heling op zichzelf geen dringende reden kan opleveren, omdat er daarnaast geen bewijs is dat [de verweerder] ook de koperen platen heeft gestolen of daarbij betrokken is geweest. Die stelling gaat niet op. Uit de ontslagbrief van Futura van 18 januari 2017 blijkt dat Futura zowel de heling als de diefstal van de koperen platen als een op zichzelf staande dringende reden voor het ontslag op staande voet heeft genoemd. In die brief wordt immers gesteld dat de in dat kader genoemde omstandigheden “ieder voor zich, doch in ieder geval in samenhang bezien een dringende reden” opleveren. Gelet daarop moet het voor [de verweerder] duidelijk zijn geweest dat hij ook wegens de enkele heling op staande voet is ontslagen. Zoals hiervoor is overwogen, kan die heling ook op zichzelf het ontslag op staande voet al dragen.

5.6.

Bovendien neemt de kantonrechter ook als vaststaand aan dat [de verweerder] betrokken is geweest bij de diefstal en verduistering van koperen platen, op de data genoemd in het proces-verbaal van aangifte en de ontslagbrief, te weten op 7 november 2016, 28 november 2016, 20 december 2016 en 17 januari 2017. Gelet op de stukken en de rapportage van Hoffmann is voldoende gebleken dat de auto van [de verweerder] is gebruikt bij de diefstal van de koperen platen van het terrein van Futura. Ook staat vast dat [de verweerder] bij ten minste twee gelegenheden die platen heeft verkocht aan een derde. [de verweerder] heeft weliswaar ontkend dat hij zelf de platen heeft gestolen, maar [de verweerder] heeft ook op de zitting nagelaten openheid van zaken te geven over de vraag hoe hij aan de platen is gekomen en wie de platen dan wel heeft gestolen. [de verweerder] heeft volstaan met de mededeling dat twee collega’s van Futura de platen hebben gestolen, maar daarbij heeft hij geen namen willen noemen of een nadere toelichting willen geven. De gemachtigde van [de verweerder] heeft er nog op gewezen dat [de verweerder] wegens vermeende bedreigingen geen verklaring kan afleggen, maar [de verweerder] zelf heeft op de zitting gezegd dat hij geen verklaring wil geven omdat de twee collega’s dan ook op staande voet worden ontslagen. Deze verklaringen zijn echter niet eerder gegeven en overigens ook tegenstrijdig. Nu [de verweerder] geen openheid van zaken heeft gegeven en in dit kader wisselende verklaringen heeft afgelegd, verbindt de kantonrechter daaraan het gevolg dat het standpunt van Futura voor juist wordt gehouden en dat als vaststaand moet worden aangenomen dat [de verweerder] ook betrokken is geweest bij de diefstal van de koperen platen op de hiervoor genoemde vier data. Ook (de betrokkenheid bij) deze diefstal levert op zichzelf al een dringende reden op voor ontslag op staande voet.

5.7.

[de verweerder] heeft erop gewezen dat hij zijn werk voor Futura altijd naar tevredenheid heeft verricht, dat hij geen vooruitzicht heeft op een baan en inkomsten, en dat hij spijt heeft een verkeerde keuze te hebben gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden niet tot de conclusie dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd zou zijn.

5.8.

De conclusie is dus dat voor recht kan worden verklaard dat [de verweerder] op 18 januari 2017 terecht op staande voet is ontslagen door Futura.

5.9.

Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [de verweerder] in ieder geval door schuld aan Futura een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Dat betekent dat [de verweerder] aan Futura een vergoeding verschuldigd is, die gelet op artikel 7:677 lid 3 BW gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.

5.10.

Futura stelt dat de vergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW moet worden bepaald aan de hand van de opzegtermijn die geldt voor de werkgever, te weten twee maanden, terwijl [de verweerder] meent dat moet worden uitgegaan van de opzegtermijn die geldt voor de werknemer, in dit geval van één maand.

5.11.

Naar het oordeel van de kantonrechter moet de vergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW in dit geval worden vastgesteld op basis van de opzegtermijn die geldt voor [de verweerder] als werknemer, te weten één maand. Uit artikel 7:677 lid 2 en 3 BW, in samenhang gelezen, volgt dat de vergoeding van dat artikel verschuldigd is, omdat aan degene die door schuld of opzet aanleiding heeft gegeven voor het ontslag op staande voet, wordt toegerekend dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd zonder inachtneming van de opzegtermijn die hij jegens de wederpartij in acht had moeten nemen. Dit brengt mee dat omvang van de vergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW wordt bepaald door de opzegtermijn die in acht genomen had moeten worden door de partij die de dringende reden heeft gegeven, in dit geval [de verweerder] (zie ook: rechtbank Groningen, 16 oktober 1998, JAR 1998/249 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2401). Verder weegt de kantonrechter mee dat uit de wetsgeschiedenis van het voorheen geldende, maar vergelijkbare en in dit verband nagenoeg gelijkluidende artikel 7A:1639r BW volgt dat met de bewoordingen “had behoren voort te duren” tot uitdrukking wordt gebracht dat de kortst mogelijke opzegtermijn moet worden gehanteerd (Kamerstukken II, 1947-1948, 881, nr. 3, pag. 9). Gelet op artikel 7:672 lid 1 BW had de arbeidsovereenkomst op 18 januari 2017 door [de verweerder] regelmatig kunnen worden opgezegd tegen 28 februari 2017, zodat de vergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW moet worden vastgesteld op een bedrag van € 3.987,23 (het loon over de periode van 18 tot en met 31 januari 2017 van € 1.356,20, vermeerderd met het loon over de maand februari 2017 van € 2.335,68, en de vakantietoeslag van € 295,35).

5.12.

Futura kan dus in beginsel aanspraak maken op een vergoeding van € 3.987,23. [de verweerder] heeft gesteld dat hij nog aanspraak heeft op betaling van het resterende loon, vakantiegeld en de eindejaarsuitkering, in totaal een bedrag van € 3.616,84, en Futura heeft deze aanspraak op zichzelf erkend. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op verrekening van Futura in dit kader slaagt. Immers, in artikel 6:127 lid 2 BW is bepaald dat een schuldenaar de bevoegdheid heeft tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als het tot afdwingen van de betaling van de vordering. Dit betekent dat [de verweerder] zal worden veroordeeld om aan Futura een bedrag van € 370,39 aan vergoeding te betalen (€ 3.987,23 minus € 3.616,84). Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de door Futura gevorderde wettelijke rente over de vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 18 januari 2017.

5.13.

De door Futura verzochte verklaring voor recht dat [de verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Futura door het wegnemen/toe-eigenen van koperen platen die aan Futura toebehoren, met het (kennelijke) doel om de koperen platen te verkopen, zal worden toegewezen. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.4 tot 5.6.

5.14.

Wat betreft het verzoek van Futura om [de verweerder] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 89.446,05 wegens de diefstal, heling en het verdwijnen van koperen platen in 2016 (en 2017), overweegt de kantonrechter als volgt.

5.15.

Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat daarbij door of namens Futura zelf is verklaard dat op 7 november 2016 in totaal 24 koperen platen (16 zogenoemde binnenspoelen en 8 zogenoemde buitenspoelen) zijn verdwenen, dat op 28 november 2016 in totaal 16 koperen platen (16 binnenspoelen) zijn verdwenen, en dat op 20 december 2016 in totaal 16 koperen platen (8 binnenspoelen en 8 buitenspoelen) zijn verdwenen. Ook blijkt uit die aangifte dat de stuksprijs van een binnenspoel € 245,00 bedraagt en de stuksprijs van een buitenspoel € 271,45. [de verweerder] heeft deze aantallen en bedragen niet, althans onvoldoende betwist, zodat de kantonrechter een en ander als vaststaand aanneemt. Voorts volgt uit de verklaring van [ink. metaal] dat hij op 17 januari 2017 in totaal 6 platen heeft gekocht van [de verweerder] . Ten aanzien van deze platen heeft Futura niet gesteld om wat voor soort koperen platen het gaat, zodat de kantonrechter er vanuit gaat dat het binnenspoelen zijn. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de schade die Futura als gevolg van de gedragingen, (betrokkenheid bij) diefstal en heling van [de verweerder] heeft geleden, bepalen op een bedrag van € 15.613,20 (te weten 46 binnenspoelen à € 245,00 en 16 buitenspoelen à € 271,45). Ten aanzien van de overige, volgens Futura eveneens verdwenen koperen platen in 2016 is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat die koperen platen door toedoen of door gedragingen van [de verweerder] zijn verdwenen. Die schade kan in zoverre dus niet aan [de verweerder] toegerekend worden. [de verweerder] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 15.613,20.

5.16.

Futura heeft ook verzocht om [de verweerder] te veroordelen in de kosten van het door Hoffmann ingestelde onderzoek en de kosten van camera’s. Futura stelt dat zij alleen met behulp van dat onderzoek en die camera’s heeft kunnen achterhalen wie betrokken was bij de diefstal en heling van de koperen platen. [de verweerder] betwist dat het door Hoffmann gefactureerde bedrag redelijk is, ook omdat een specificatie ontbreekt. Daarnaast stelt [de verweerder] dat Futura ook andere, minder kostbare mogelijkheden had kunnen gebruiken om de diefstal van de koperen platen tegen te gaan. De kantonrechter overweegt dat, gelet op de aard van de tegen [de verweerder] geuite beschuldigingen, Futura in redelijkheid heeft kunnen besluiten om een onderzoek door Hoffmann te laten instellen en camera’s te plaatsen. Nu daaruit is gebleken dat [de verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en heling en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld jegens Futura, dient [de verweerder] de kosten van dat onderzoek te vergoeden. De factuur van Hoffmann komt de kantonrechter echter niet redelijk voor, nu Futura ondanks het verweer van [de verweerder] geen specificatie van de factuur van Hoffmann heeft overlegd. Bij gebreke van een nadere specificatie en onderbouwing van die kosten zal de kantonrechter die kosten naar billijkheid begroten op een bedrag van € 5.000,00. De gevorderde kosten van camera’s van € 629,30 zijn redelijk en zullen ook worden toegewezen.

5.17.

De proceskosten komen voor rekening van [de verweerder] , omdat hij overwegend ongelijk krijgt. Daarbij wordt [de verweerder] ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Futura worden gemaakt.

het tegenverzoek

5.18.

Uit de overwegingen ten aanzien van het verzoek volgt dat het tegenverzoek van [de verweerder] moet worden afgewezen. Futura heeft immers het bedrag aan loon, vakantiegeld en eindejaarsuitkering waarop [de verweerder] aanspraak kan maken, terecht al verrekend met de vergoeding van artikel 7:677 lid 2 BW . Nu Futura op goede gronden tot verrekening is overgegaan, moet ook de door [de verweerder] verzochte wettelijke verhoging en wettelijke rente worden afgewezen.

5.19.

De proceskosten komen hier eveneens voor rekening van [de verweerder] , nu zijn verzoek wordt afgewezen. Deze kosten stelt de kantonrechter op nihil, gelet op de samenhang met het verzoek van Futura.

6 De beslissing

De kantonrechter:

het verzoek

6.1.

verklaart voor recht dat [de verweerder] op 18 januari 2017 terecht op staande voet is ontslagen door Futura;

6.2.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling aan Futura van € 370,39 aan vergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 januari 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.3.

verklaart voor recht dat [de verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Futura door het wegnemen/toe-eigenen van koperen halffabricaten die aan Futura toebehoorden, met het (kennelijke) doel om de koperen halffabricaten te verkopen, een en ander zonder toestemming van Futura;

6.4.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling aan Futura van € 15.613,20 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 mei 2017 tot aan de dag van de gehele betaling;

6.5.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling van € 5.000,00 voor de kosten van Hoffmann;

6.6.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling van € 629,30 voor de kosten van het camerasysteem;

6.7.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Futura tot en met vandaag vaststelt op € 1.339,00, te weten:

griffierecht € 939,00

salaris gemachtigde € 400,00 ;

6.8.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Futura worden gemaakt;

6.9.

verklaart de veroordeling onder 6.2, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7 en 6.8 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

het tegenverzoek

6.10.

wijst het verzoek af;

6.11.

veroordeelt [de verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Futura tot en met vandaag vaststelt op nihil.

Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 26 april 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature