Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

exhibitieplicht, artikel 843 a Rv

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton - locatie Alkmaar

zaaknr/rolnr.: 6139820 CV EXPL 17-5002

uitspraakdatum: 29 november 2017

Vonnis in de zaak van:

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eisende partij

verder ook te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. U. Hoogland

tegen

Expro North Sea Limited

gevestigd te Den Helder

gedaagde partij

verder ook te noemen: Expro

gemachtigde: mr. R. Muurlink

1 Het procesverloop

1.1.

[eiser] heeft bij dagvaarding van 30 juni 2017 een vordering ingesteld en daarbij tevens

een voorlopige voorziening gevorderd. Expro heeft geantwoord en op de provisionele vordering gereageerd.

1.2.

Op 26 oktober 2017 heeft [eiser] zijn eis in het incident vermeerderd.

1.3.

Het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen is op 1 november 2017 ter zitting behandeld. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Namens Expro zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigde. De gemachtigde van Expro heeft pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

1.4.

Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis in het incident wordt gewezen.

2 Het incident

2.1.

In de hoofdzaak vordert [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van

Expro tot betaling van een bedrag ad € 792.259,08 en een verklaring voor recht.

2.2.

In het incident vordert [eiser] , na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter bij wijze

van provisionele vorderingen Expro, op straffe van een dwangsom, veroordeeld aan [eiser] een afschrift te verstrekken van:

Alle correspondentie over het onderzoek naar de arbeidsvoorwaarden van [eiser] in vergelijking met medewerkers die rechtstreeks bij de NAM in dienst zijn, welk onderzoek op (of rond) 27 juli 2017 op verzoek van Expro heeft plaatsgevonden (…);

Alle correspondentie over het onderzoek naar de arbeidsvoorwaarden van [eiser] in vergelijking met medewerkers die rechtstreeks bij de NAM in dienst zijn, welk onderzoek op (of rond) 15 september 2016 op verzoek van Expro heeft plaatsgevonden (…);

Het e-mailverkeer of correspondentie tussen Expro en de NAM dat gaat over de arbeidsvoorwaarden van [eiser] in vergelijking met medewerkers die rechtsreeks bij de NAM in dienst zijn, als ook wanneer blijkt dat er voor 15 september 2016 een eerder onderzoek naar de arbeidsvoorwaarden van [eiser] is ingesteld, hierover de afschriften te geven met daarop de bedragen, cijfers en overige gegevens die ten behoeve van dit onderzoek zijn verzameld, als ook de conclusies die daaruit in dit onderzoek zijn getrokken (…);

Alle prijsafspraken die jaarlijks gemaakt zijn tussen Expro en de NAM aangaande het inlenen van [eiser] , welke zij tot haar beschikking heeft of van de NAM kan verkrijgen, als ook het beschikbare e-mailverkeer tussen Expro en de NAM over de prijsafspraken tussen Expro en de NAM voor het werk van [eiser] (…).

3 De beoordeling in het incident

3.1.

Ter zitting is door Expro toegezegd het e-mailverkeer in de periode op of rond 15

september 2016 en op of rond 27 juli 2017 tussen Expro (mevrouw [naam 1] ) en de NAM (mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] ) aan de gemachtigde van [eiser] ter beschikking te stellen. Op 8 november 2017 heeft de gemachtigde van [eiser] bevestigd dat Expro aan deze toezegging gevolg heeft gegeven. Daarmee heeft [eiser] geen belang meer bij een oordeel over het onder 1 en 2 gevorderde nu voorts gesteld noch gebleken is dat meer gegevens omtrent deze onderzoeken voorhanden zijn.

3.2.

Over het gevorderde onder 3 oordeelt de kantonrechter als volgt. Ter zitting is door

Expro betoogd dat er geen eerdere onderzoeken naar de arbeidsvoorwaarden van [eiser] hebben plaatsgevonden. Door [eiser] is vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat er op eerdere data wel onderzoek is verricht naar de arbeidsvoorwaarden van [eiser] in vergelijking met de arbeidsvoorwaarden van vergelijkbare werknemers die rechtstreeks bij de NAM in dienst zijn. Wat er niet is, kan ook niet worden verstrekt zodat het gevorderde onder punt 3 wordt afgewezen.

3.3.

Ten aanzien van het gevorderde onder 4 overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de

stukken en hetgeen ter zitting is besproken, valt af te leiden dat er tussen de NAM en Expro (en andere uitlenende bedrijven) jaarlijks prijsafspraken zijn gemaakt over de ingehuurde medewerkers. Middels deze afspraken zijn de prijzen vastgesteld die de NAM voor het in te huren personeel, en dus ook voor [eiser] , aan Expro moet betalen. [eiser] beschikt over een dergelijk overzicht over het jaar 2013 (productie 15 bij dagvaarding). [naam 2] heeft ter zitting gesteld dat de gemaakte afspraken nog over een periode van acht tot tien jaar zijn te verstrekken. [eiser] stelt zich op het standpunt dat “uit deze afspraken een bepaald inzicht kan voortvloeien, in de zin van wetenschap van onderbetalen van [eiser] ”. [eiser] heeft voorts een vermoeden dat de afspraken zijn gerelateerd aan de arbeidsvoorwaarden van [eiser] . Expro verzet zich tegen afgifte. Zij wijst op de bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke aard van de informatie en de omstandigheid dat uit de prijsstellingen tussen de NAM en Expro geen vergaande conclusies kunnen worden getrokken. De informatie kan voorts niet dienen ter onderbouwing van het standpunt van [eiser] dat hij te weinig salaris heeft ontvangen.

3.4.

Naar het oordeel van de kantonrechter dient de vordering van [eiser] te worden

afgewezen. Ten aanzien van de vraag of de vordering tot overlegging van, of inzage in, bescheiden voor toewijzing in aanmerking komt, is uitgangspunt dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden tegenover degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De bepaling stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is. Artikel 843a lid 4 Rv bepaalt dat de gedaagde niet gehouden is om aan de vordering te voldoen als zulks niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling. In dat kader kan de rechter de belangen van partijen afwegen. Indien het bewijs van de betreffende feiten ook redelijkerwijze langs een andere weg kan worden verkregen, is er geen goede grond voor een exhibitieplicht.

3.5.

De kantonrechter oordeelt dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing

van de door [eiser] gewenste bescheiden is gewaarborgd. [eiser] stelt in de hoofdzaak ter onderbouwing van zijn vordering dat hij in vergelijking met vergelijkbare werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij de NAM wordt onderbetaald. Deze stelling kan afdoende worden onderbouwd met gegevens over de functie van [eiser] en de maatman in dienst van de NAM en diens beloning, de loonschalen uit de CAO en de feitelijk aan [eiser] uitbetaalde bedragen. De prijsafspraken die de NAM maakt met Expro over het inlenen van [eiser] zijn voor de onderbouwing van de stellingen van [eiser] niet of nauwelijks relevant. Bovendien beschikt [eiser] al over de prijsafspraken over 2013 zodat hij daaruit de conclusies kan trekken die hem geraden voorkomen. Het belang van Expro (en de NAM), dat is gelegen in het bewaren van geheimhouding over de gemaakte prijsafspraken, dient hier te prevaleren.

3.6.

Over de kosten in het incident zal gelijk met beslissing in de hoofdzaak worden beslist.

4 De hoofdzaak

4.1.

Met betrekking tot verscheidene aspecten van deze zaak bestaat behoefte aan nadere

inlichtingen. Daarom zal een zitting worden gehouden om partijen zelf te horen. Op deze zitting zal tevens worden getracht een minnelijke schikking tot stand te brengen, voor zover de zaak daar vatbaar voor lijkt.

4.2.

Partijen dienen uiterlijk zeven dagen vóór de (nader te bepalen) zittingsdatum alle

bescheiden aan de kantonrechter en de wederpartij te zenden, die voor de zaak van belang (kunnen) zijn en in deze procedure nog niet zijn overgelegd.

4.3.

Partijen of hun gemachtigden kunnen op deze terechtzitting hun standpunten tevens

nader toelichten (eventueel aan de hand van een pleitnota). Wellicht ten overvloede wordt er op gewezen, dat in het nadeel kan worden beslist van diegene, die zonder gegronde reden niet op deze zitting verschijnt.

4.4.

De zaak wordt eerst verwezen naar na te melden rolzitting voor opgave verhinderdata

van beide partijen.

5. De beslissing

De kantonrechter:

in het incident:

5.1.

wijst de verzoeken af.

in de hoofdzaak:

5.2.

bepaalt, dat een comparitie van partijen zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan

de Kruseman van Eltenweg 2 te Alkmaar met de hiervoor genoemde doeleinden, waarbij partijen in persoon, dan wel rechtsgeldig vertegenwoordigd en vergezeld van hun (eventuele) raadslieden, aanwezig dienen te zijn.

5.3.

verzoekt partijen op de rolzitting van 13 december 2017 hun verhinderdata in de

komende drie maanden op te geven. Daarna zullen dag en uur van de zitting worden bepaald. Indien van een partij geen bericht wordt ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat deze partij geen verhinderdata heeft.

5.4.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 29 november 2017 in het openbaar uitgesproken.

De griffier

De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature