U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Luchtvaartzaak.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht

Sectie Kanton – locatie Haarlem

zaak/rolnr.: 2094330 / CV EXPL 13-6496

datum uitspraak: 23 december 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

[de passagier]

wonende te [woonplaats] , Canada,

eiser in de hoofdzaak

verweerder in het incident

hierna te noemen: de passagier

gemachtigden: mrs. F. Niemöller en I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)

tegen

de buitenlandse vennootschap Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk)

BRITISH AIRWAYS PLC.

kantoorhoudende te Amsterdam

gedaagde in de hoofdzaak

eiseres in het incident

hierna te noemen: British Airways

gemachtigden: mrs. M.J. Sturm en L. Stevens.

Het verloop van de procedure

De passagier heeft British Airways gedagvaard op 13 maart 2013. British Airways heeft geantwoord en een incidentele vordering tot het stellen van zekerheid door de passagier ingediend. De passagier heeft in de hoofdzaak en in het incident gereageerd. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 12 november 2013 de incidentele vordering van British Airways afgewezen en bepaald dat een comparitie van partijen plaatsvindt. De comparitie heeft geen doorgang gevonden. British Airways heeft vervolgens gereageerd in de hoofdzaak. Vervolgens heeft British Airways verzocht haar gelegenheid te bieden voor pleidooi. Bij rolbeschikking van 15 april 2014 heeft de kantonrechter bepaald dat British Airways gelegenheid wordt geboden voor pleidooi. Op 27 augustus 2014 heeft dat pleidooi plaatsgevonden. Partijen hebben op voorhand producties in het geding gebracht. Partijen hebben pleitnotities in het geding gebracht en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Vonnis is vervolgens (nader) bepaald op vandaag.

De feiten

De passagier heeft bij British Airways een vlucht van Amsterdam Schiphol Airport (Nederland) naar Vancouver International Airport, Canada geboekt. Op 25 april 2012 zou de passagier met vlucht BA 435 om 14.55 uur (lokale tijd) vanuit Schiphol vliegen naar Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk), waar hij op 25 april 2012 om 15.10 uur (lokale tijd) zou aankomen. Vandaar zou de passagier op 25 april 2012 om 17.15 uur (lokale tijd) met vlucht BA 85 van British Airways verder vliegen naar Vancouver, waar hij op 25 april 2012 zou aankomen om 18.40 uur (lokale tijd).

British Airways heeft vlucht BA 435 met vertraging uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Vancouver heeft gemist. British Airways heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. De passagier is uiteindelijk op 26 april 2012 om 12.56 uur (lokale tijd) aangekomen op de luchthaven van Vancouver.

De vertraging had een duur van 18 uur en 16 minuten.

Vanaf 10 juli 2012 heeft de gemachtigde van de passagier in verband met voornoemde vertraging compensatie gevorderd.

British Airways heeft geweigerd compensatie te betalen.

De vordering

De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:- € 600,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2012;- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2012 en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.

De passagier legt aan de vordering ten grondslag de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschap-pelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie (het Europese Hof) van 19 november 2009. De passagier stelt dat British Airways vanwege de annulering van de vlucht gehouden van is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,--. Omdat British Airways geen compensatie heeft betaald, is zij ook de wettelijke rente daarover en de door de passagier gemaakte buitengerechtelijke kosten met rente verschuldigd.

Het verweer

British Airways concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij beroept zich daarvoor op het bestaan van buitengewone omstandigheden. Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren heeft op de voorgaande vluchten van Istanbul naar Londen Heathrow als gevolg van de slechte weersomstandigheden en de beslissingen van de verkeersleiding vertraging gehad en daardoor kon ook de onderhavige vlucht niet op tijd vertrekken. Ter onderbouwing van haar verweer wijst British Airways onder meer op de verklaring van M.B. Ward, manager operational performance bij British Airways en de bij die verklaring gevoegde OPN Legs Reports met betrekking tot vlucht BA 435 en vlucht BA 85 alsook het rapport van de luchtverkeersleiding National Air Traffic Services (NATS) en het weerrapport van 25 april 2012. Uit deze documenten blijkt volgens haar dat de onderhavige vlucht niet volgens het oorspronkelijk vluchtplan kon worden uitgevoerd en dat de vertraging van deze vlucht is veroorzaakt door zware wind (windschering) en zware regenbuien, waardoor de luchtverkeersleiding uit veiligheidsoverwegingen op die dag restricties voor inkomend en uitgaand verkeer heeft opgelegd. Een van de twee landingsbanen op de luchthaven Heathrow is zelfs enige tijd dicht geweest. Het gevolg hiervan was ook dat congestie heeft plaatsgevonden waardoor de ’groundhandling’ werd bemoeilijkt en ook andere vluchten vertraging hebben opgelopen. Slechte weersomstandigheden en beslissingen van de luchtverkeersleiding zijn op grond van overweging 14 respectievelijk 15 van de Verordening, het voorstel van de Commissie tot aanpassing van de Verordening en de

NEB-lijst buitengewone omstandigheden, die British Airways ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen ook niet kon voorkomen. De enige beschikbare, rechtstreekse vlucht van British Airways naar Vancouver was eerder dan de vlucht in kwestie gepland en op dat moment kon British Airways niet weten dat de passagier zodanige vertraging met de vlucht van Schiphol naar Londen zou oplopen waardoor hij zijn vlucht naar zou missen. Zij heeft de passagier op de eerstvolgende vlucht van naar Vancouver vervoerd. Daarom is British Airways niet verplicht de passagier te compenseren.

British Airways betwist ten slotte de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente te zijn verschuldigd en verzoekt de passagier te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en wettelijke rente.

De beoordeling

De kern van het geschil is of weersomstandigheden op een voorgaande vlucht en de daaruit voortvloeiende restricties van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op de vlucht in kwestie, waardoor British Airways niet is gehouden compensatie te betalen in verband met een daardoor vertraagde vlucht.

Ten aanzien van het beroep van British Airways op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weers-omstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig een langdurige vertraging veroorzaakt. Een beroep op buitengewone omstandigheden faalt als die omstandigheden door redelijke voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden voorkomen.

British Airways heeft voor wat betreft de uitleg van het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ in het geval van weersomstandigheden en de besluiten van de luchtverkeersleiding een beroep gedaan op de NEB-lijst en het voorstel tot herziening van de Verordening. Het beroep van British Airways op de NEB-lijst slaagt niet. De NEB-lijst is een beleidsregel van een bestuursrechtelijke instantie, die de civiele rechter niet bindt. Het voorstel tot herziening van de Verordening is geen geldend recht. De civiele rechter heeft daarom zelfstandig te oordelen op basis van de Verordening en de rechtspraak van het Europese Hof.

Eerst zal British Airways moeten aantonen dat zich buitengewone omstandigheden hebben voorgedaan op de vlucht. Wanneer de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden is komen vast te staan, moet volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof de luchtvaartmaatschappij die zich daarop beroept, aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden vooral voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. De vervoerder dient vervolgens aan te tonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering en tot langdurige vertraging van de vlucht leidden.

De kantonrechter is met de passagier van oordeel dat uit de door British Airways in het geding gebrachte stukken niet blijkt dat sprake is geweest van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderden. Anders dan British Airways heeft betoogd, gelden deze omstandigheden niet alleen in geval een vlucht wordt geannuleerd. Uit de vaste rechtspraak van het Europese Hof kan worden afgeleid dat dit criterium ook wordt gehanteerd bij langdurige vertraging van een vlucht. Weersomstandigheden op één van de voorgaande vluchten die het toestel heeft uitgevoerd, kunnen naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet doorwerken op de vlucht in kwestie, de onderhavige vlucht BA 435/ 85 van Amsterdam via Londen naar Vancouver. Aan dit oordeel doet niet af dat drie piloten eerder die dag een landing hebben moeten afbreken in verband met ongunstige en zeldzame ‘cross-winds’, nu dit niets zegt over de weersomstandigheden tijdens de vlucht in kwestie. Het verweer van British Airways faalt daarom op dit onderdeel.

Nog los van het antwoord op de vraag of de passagier ondanks de vertraging van de vlucht van Schiphol naar Londen zijn aansluitende vlucht BA 435 had kunnen halen, geldt het volgende. Ander dan British Airways heeft gesteld, kunnen algemene restricties door de luchtverkeersleiding van Londen Heathrow op die dag niet de conclusie rechtvaardigen dat daarmee is voldaan aan het vereiste in punt 15 van de considerans van de Verordening, Dit vereiste houdt in dat een buitengewone omstandigheid zich kan voordoen als sprake is van een beslissing die specifiek is genomen voor het toestel waarmee British Airways de passagiers met vlucht BA 435 van Londen naar Vancouver heeft vervoerd. Zonder nadere concrete onderbouwing van haar verweer op dit onderdeel, kan daarom niet worden geconcludeerd dat vlucht BA 435 als gevolg van een specifiek voor dit toestel gegeven beslissing vertraagd is uitgevoerd. Ook dit verweer faalt.

De conclusie is dat de uitvoering van de vlucht BA 435 van Londen naar Vancouver op 25 april 2012 niet door een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening langdurig is vertraagd.

Gelet op de duur van de vertraging en de afstand van de vlucht, is de hoofdsom voor toewijzing vatbaar.

Anders dan British Airways heeft betoogd, is de wettelijke rente uit hoofde van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over de gevorderde forfaitaire schadevergoeding is toewijsbaar vanaf de datum van de vlucht. Een abstracte berekening van de schadevergoeding leidt immers tot opeisbaarheid op het ogenblik waarop het schadetoebrengende feit zich heeft voorgedaan (MvA II, Parl. Gesch. 6,

p. 475).

10. De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Gebleken is dat de door (de gemachtigde van) de passagier verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een (eventueel herhaalde) aanmaning, het doen van een schikkings-voorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daaraan doet niet af dat de gemachtigde gebruik maakt van gestandaardiseerde of geautomatiseerde brieven. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden toegewezen tot € 178,50 overeenkomstig de staffel in het rapport Voorwerk II. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, omdat niet is gesteld wanneer het verzuim van British Airways is ingetreden.

11. Hetgeen partijen verder hebben betoogd, hoeft geen verdere bespreking, omdat dit niet tot een ander oordeel zal leiden.

12. British Airways zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 14 dagen na vonnisdatum, omdat zij ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente over de proceskosten zal evenwel worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

De beslissing

De kantonrechter:

In de hoofdzaak

- veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 778,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,-- vanaf 25 april 2012, en over € 178,50 vanaf 13 maart 2013, telkens tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;

In de hoofdzaak en in het incident

- veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:

dagvaarding € 92,92

griffierecht € 213,--

salaris gemachtigde € 400,--,vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature