U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Medische behandeling. Geschil over voortzetting van de zorg na einde van de behandeling in het ziekenhuis. Gedaagde is veroordeeld tot medewerking aan de indicatie-aanvraag voor de Wet langdurige zorg.

Uitspraak



RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: C/16/578262 / KG ZA 24-369

Vonnis in kort geding van 15 augustus 2024

in de zaak van

[eiseres] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

advocaat: mr. M.F. Mooibroek,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

advocaat: mr. E. van Kuijeren.

1 De procedure

1.1.

De voorzieningenrechter beschikt over de volgende stukken:

- de dagvaarding met zeven producties,

- vijf producties van [gedaagde] , - de pleitnota van [eiseres] , - de pleitnota van [gedaagde] .

1.2.

Op 1 augustus 2024 heeft mr. D. Wachter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij waren namens het [eiseres] aanwezig, mr. [A] (jurist), dr. [B] (revalidatiearts), dr. [C] (internist-endocrinoloog), [D] (verpleegkundig teamhoofd), [E] (transferverpleegkundige) en [F] (transferverpleegkundige), bijgestaan door advocaat mr. M.F. Mooibroek. Namens [gedaagde] waren aanwezig haar neef [G] en haar echtgenoot [H] , bijgestaan door advocaat mr. E. van Kuijeren. Beide partijen hebben pleitnota’s voorgedragen en op vragen van de voorzieningenrechter en op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.

1.3.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] tot woensdag 7 augustus 2024 12.00 uur de tijd krijgt om een second opinion te verkrijgen van een ouderenspecialist en dat partijen zich zullen neerleggen bij het oordeel van deze specialist. Om partijen de gelegenheid te bieden er onderling uit te komen is de mondelinge behandeling aangehouden en aangekondigd dat hij als partijen er niet uitkomen mevrouw [gedaagde] wil horen. Op 7 augustus 2024 heeft mr. Mooibroek, mede namens mr. van Kuijeren, bericht dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en dat zij daarom vonnis vragen.

1.4.

Op 9 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter, bijgestaan door de griffier, mevrouw [gedaagde] in het ziekenhuis gehoord. Daarbij waren aanwezig mevrouw [gedaagde] haar neef [G] en mevrouw [I] , teamhoofd in het [eiseres] .

1.5.

De voorzieningenrechter heeft gezegd uiterlijk binnen twee weken uitspraak te doen.

2 De kern van de zaak

[eiseres] en [gedaagde] verschillen van mening over het soort vervolgzorg dat [gedaagde] nodig heeft. Partijen komen er onderling niet uit en verkeren daardoor in een patstelling. [eiseres] wil met dit kort geding primair bereiken dat [gedaagde] meewerkt aan de vervolgzorg die zij als passend heeft beoordeeld. [eiseres] krijgt in deze procedure gelijk.

3 Achtergrond

3.1.

[gedaagde] lijdt aan de weinig voorkomende chronische ziekte Sjögren. In verband met deze ziekte volgde zij begin dit jaar een revalidatietraject in een instelling voor Geriatrische Revalidatie Zorg (GRZ). Terwijl zij nog in dat traject zat werd zij op 14 april 2024 met een ernstige luchtwegaandoening opgenomen in het [eiseres] . In de loop van mei 2024 was [gedaagde] voor de luchtwegaandoening uitbehandeld. Terugkeer naar huis achtte [eiseres] echter onwenselijk omdat de ziekte van Sjögren op dat moment (en ook nu nog) dusdanige gezondheidseffecten heeft voor [gedaagde] dat vervolgzorg in een instelling nodig is. De GRZ-instelling waar [gedaagde] verbleef voor haar spoedopname in het ziekenhuis was eerder al tot de conclusie gekomen dat GRZ niet de juiste zorg was voor [gedaagde] , zodat terugkeer naar die instelling geen optie was.

3.2.

[eiseres] is vervolgens ook zelf tot de conclusie gekomen dat niet een indicatie voor GRZ maar een indicatie op basis van de Wet Langdurige Zorg (hierna WLZ-zorg) passend is. [eiseres] heeft [gedaagde] daarom gevraagd om mee te werken aan de aanvraag voor een WLZ indicatie. [gedaagde] weigert dat echter omdat zij van mening is dat zij een indicatie hoort te krijgen voor Medisch Specialistische Revalidatie (MSR) of voor GRZ. Hierdoor is de situatie ontstaan dat [gedaagde] nog steeds een bed bezet houdt in het ziekenhuis, terwijl haar behandeling daar al geruime tijd is geëindigd en [eiseres] geen financiële vergoeding meer ontvangt voor het verblijf van [gedaagde] . [eiseres] heeft uiteindelijk op 10 juli 2024 de behandelovereenkomst met [gedaagde] opgezegd, maar wil haar niet uit het ziekenhuis ontslaan voordat er passende vervolgzorg is geregeld, zodat deze situatie nog steeds voortduurt.

4 De beoordeling

Spoedeisend belang aanwezig

4.1.

Voor een voorlopige voorziening is een spoedeisend belang vereist. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Zij kan [gedaagde] niet de zorg bieden zij voor haar chronische ziekte nodig heeft en dat belemmert haar herstel. Daarnaast houdt [gedaagde] al geruime tijd nodeloos een bed bezet waarvoor [eiseres] geen financiering ontvangt en waardoor andere patiënten langer moeten wachten op een opname.

Primaire vordering: [gedaagde] moet meewerken aan het verkrijgen van een WLZ-indicatie en overdracht naar een (WLZ) zorgaanbieder

4.2.

Tussen partijen is niet in geschil dat de behandeling van de luchtwegaandoening waarvoor [gedaagde] was opgenomen al geruime tijd is geëindigd en dat er daarom sindsdien geen noodzaak meer bestaat voor haar verblijf in het ziekenhuis. Evenmin is in geschil dat het ziekenhuis niet de juiste plek is voor het verdere herstel van [gedaagde] en voor de behandeling en de zorg die zij nodig heeft in verband met de ziekte van Sjögren. Verder zijn partijen het er ook over eens dat op dit moment terugkeer naar de eigen woning onwenselijk is. Het geschil tussen partijen gaat over het soort vervolgzorg dat passend is voor [gedaagde] . Volgens [eiseres] is dat WLZ-zorg en volgens [gedaagde] is dat GRZ. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat [gedaagde] inmiddels heeft geaccepteerd dat MSR niet passend is. [eiseres] heeft volgens [gedaagde] niet de juiste procedure gevolgd en is daardoor ten onrechte tot de beslissing gekomen dat WLZ-zorg voor haar de passende vervolgzorg is.

4.3.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij geen medische beoordeling kan geven en dus niet kan beoordelen welke vervolgzorg de juiste zorg is voor [gedaagde] . Dat oordeel is voorbehouden aan de artsen van in dit geval [eiseres] . De voorzieningenrechter kan slechts beoordelen of de beslissing van [eiseres] over de geïndiceerde vervolgzorg voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en of [eiseres] zich heeft gehouden aan haar zorgplicht (artikel 7:453 BW). Die zorgplicht houdt in dat [eiseres] de zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot / zorginstelling in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

4.4.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij heeft gehandeld in overeenstemming met de op haar rustende zorgplicht. De volgende omstandigheden spelen hierbij een rol.

4.4.1.

[eiseres] heeft aan meerdere deskundigen advies gevraagd over de nodige vervolgzorg en haar beslissing op die adviezen gebaseerd. De revalidatiearts van [eiseres] is in eerste instantie weliswaar uitgegaan van een GRZ vervolgtraject ( [gedaagde] kwam uit een GRZ instelling, zodat dit uitgangspunt logisch is), maar nadat [eiseres] de ouderenspecialist van de GRZ-instelling waar [gedaagde] werd behandeld had geraadpleegd, heeft zij zich aangesloten bij het oordeel van die specialist. [eiseres] mocht dat ook doen nu een ouderenspecialist bij uitstek deskundig is als het gaat om revalidatiezorg voor ouderen en deze specialist bovendien betrokken was bij het GRZ-traject van [gedaagde] en dus geacht moet worden goed op de hoogte te zijn van haar revalidatiemogelijkheden. Dat deze specialist na vier maanden GRZ-behandeling tot de conclusie is gekomen dat herstel binnen zes maanden (dat is de duur waarvoor een GRZ indicatie wordt afgegeven) niet mogelijk is, komt de voorzieningenrechter niet onzorgvuldig voor. Bij een dergelijk kortdurend revalidatietraject moet een specialist geacht worden om na vier maanden een realistische prognose te kunnen geven over de haalbaarheid van herstel binnen de resterende duur van de behandeltermijn.

4.4.2.

Op verzoek van [gedaagde] heeft [eiseres] vervolgens een second opinion gevraagd bij een ouderenspecialist van een andere zorginstelling. [gedaagde] had namelijk onenigheid gehad met de in eerste instantie door [eiseres] geraadpleegde ouderenspecialist over het stoppen van het GRZ-traject. Zij was het niet eens met de conclusie dat haar herstel te langzaam verliep voor een GRZ-traject en dat een WLZ-traject beter bij haar situatie past. Zij vond dat de behandeling daar heel goed verliep en dat zij vooruitgang boekte. De ouderenspecialist die de second opinion heeft verricht kwam eveneens tot de conclusie dat WLZ-zorg geïndiceerd is en niet GRZ. Met deze handelwijze heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onzorgvuldig gehandeld. Zij heeft haar beslissing immers gebaseerd op het eensluidende oordeel van twee deskundigen die gespecialiseerd zijn in revalidatiezorg voor ouderen.

4.4.3.

Ter zitting is door [eiseres] uitgelegd dat het aantal uren revalidatie dat [gedaagde] met een GRZ-indicatie zou ontvangen gelijk is aan het aantal uren revalidatie dat zij met een WLZ-indicatie zou ontvangen. Vaak vindt GRZ en WLZ revalidatie ook in dezelfde instelling plaats. Dat is niet door [gedaagde] weersproken en eerder ook al door [eiseres] aan haar uitgelegd (productie 2 bij dagvaarding). Bovendien is de voor [gedaagde] geïndiceerde vorm van WLZ-zorg (de WLZ indicatie 9b), anders dan [gedaagde] stelt, ook gericht op herstel. Het verschil tussen beide vormen van zorg is dat een GRZ-indicatie voor de duur van zes maanden wordt afgegeven en dat aan er met een WLZ-indicatie meer tijd genomen worden voor het herstel. Bovendien kan vanuit de WLZ gemakkelijker thuiszorg worden geregeld in het geval dat [gedaagde] voldoende hersteld is om naar huis terug te keren. Wellicht kan een GRZ-indicatie door de zorgverzekeraar verlengd worden, maar of de zorgverzekeraar daartoe bereid is in het geval van [gedaagde] is gelet op het feit dat zij al vier maanden van die indicatie heeft verbruikt, en mede gelet op haar langzame herstel, nog maar zeer de vraag. Er is in ieder geval geen concreet bewijs van overgelegd. Dat WLZ-zorg anders gefinancierd wordt dan GRZ is natuurlijk geen argument dat van invloed mag zijn op de medische afweging welke zorg geïndiceerd is.

4.4.4.

[eiseres] heeft als productie 2 het bijna driehonderd pagina’s tellende patiëntdossier van [gedaagde] overgelegd. Daaruit blijkt niet alleen dat er meerdere specialisten uit verschillende disciplines zijn geraadpleegd, maar ook dat de bevindingen en conclusies van die deskundigen regelmatig met [gedaagde] en haar familie zijn besproken. Dit dossier biedt dan ook geen aanknopingspunten voor de stelling van [gedaagde] dat [eiseres] niet de juiste procedures heeft gevolgd, geen contact heeft gehad met haar Sjögren behandelaar, haar wens om via GRZ te revalideren niet serieus heeft genomen en geen aandacht heeft besteed aan communicatie met haar en haar familie. Dat de uitkomst van die procedures niet is wat [gedaagde] had gehoopt en dat zij de communicatie met [eiseres] niet altijd als positief heeft ervaren, betekent niet dat [eiseres] op dit gebied ernstige steken heeft laten vallen. Voor die stelling heeft [gedaagde] onvoldoende aangedragen Wellicht was de communicatie voor verbetering vatbaar, maar dat is in het licht van de algehele gang van zaken en de uitgebreide documentatie daarvan onvoldoende om tot de conclusie te komen dat [eiseres] onzorgvuldig heeft gehandeld.

4.4.5.

Tot slot is van belang dat [eiseres] [gedaagde] nog steeds verblijf en verzorging in het ziekenhuis biedt, ondanks het feit dat de behandeling al lang is afgelopen en ondanks het feit dat het ziekenhuis daar geen vergoeding voor ontvangt. Zij stelt dus duidelijk het belang van [gedaagde] voorop en handelt hiermee als een goed hulpverlener.

4.5.

Van [eiseres] kan, ondanks de op haar rustende zorgplicht, niet verlangd worden dat zij de huidige situatie nog langer handhaaft. Voor de voorzieningenrechter is dan ook duidelijk dat er een einde moet komen aan het verblijf van [gedaagde] in het ziekenhuis. De vraag is alleen op welke manier deze situatie beëindigd moet worden. [gedaagde] veroordelen tot medewerking aan een behandeling die zij niet wil staat op gespannen voet met het recht op zelfbeschikking. [gedaagde] veroordelen om het ziekenhuis te verlaten, wetende dat zij dan niet de benodigde zorg krijgt, is wellicht een nog slechtere optie. Om hier een beslissing in te kunnen nemen heeft de voorzieningenrechter het van essentieel belang geacht om van [gedaagde] zelf te horen over haar situatie en om haar te vragen naar welke optie haar voorkeur uitgaat.

4.6.

Tijdens het bezoek aan [gedaagde] in het ziekenhuis is gebleken dat [gedaagde] zeer gemotiveerd is om te revalideren en dat daar haar prioriteit ligt. Ze wil de best mogelijke revalidatie krijgen. Of dat perse in een instelling moet weet ze niet. Ze beseft wel dat het thuis met alleen de hulp van haar echtgenoot niet gaat. Ook begrijpt ze dat de huidige situatie niet langer kan voortduren. Als de keuze is naar huis of naar een instelling waar zij behandeld kan worden dan gaat zij uiteraard liever naar een instelling, aldus [gedaagde] . Haar doel is zo veel mogelijk herstellen en uiteindelijk terugkeren naar huis. Ze weet dat ze heel langzaam geneest, maar verwacht dat zij over een jaar weer zal kunnen lopen, ook al hebben de artsen en verpleegkundigen haar gezegd dat die kans klein is. Haar neef [G] beaamt dat de specialisten op het gebied van de ziekte van Sjögren inderdaad hebben gewaarschuwd dat het herstel heel lang gaat duren. Hij ziet zelf dat zijn tante in hele kleine stapjes vooruit gaat. Over het verschil tussen GRZ en WLZ-zorg lijkt [gedaagde] niet een heel duidelijk beeld te hebben. Zij verwacht in een instelling in ieder geval meer fysiotherapie te krijgen dan in het ziekenhuis. Essentieel voor [gedaagde] is dat zij niet zonder behandeling komt te zitten.

4.7.

Het gesprek met [gedaagde] heeft duidelijk gemaakt dat haar herstel langzaam gaat en dat de door [eiseres] geïndiceerde WLZ-zorg realistischer is dan de gewenste GRZ. Zelfs wanneer de optimistische inschatting van [gedaagde] zou worden gehaald, duurt de revalidatieperiode twee keer langer dan de zes maanden (wellicht maar twee maanden gelet op de al verbruikte vier maanden) die via GRZ beschikbaar is. Nu [gedaagde] weet dat ze zonder hulp niet naar huis kan en dat ook niet wil en ze bovendien duidelijk heeft aangegeven dat ze liever naar een instelling gaat waar ze kan revalideren, ziet de voorzieningenrechter geen bezwaren om de primaire vordering van [eiseres] toe te wijzen. [gedaagde] zal dus mee moeten werken aan de aanvraag voor een WLZ-indicatie en aan de overdracht naar een WLZ-zorgverlener.

4.8.

Voor het geval dat [gedaagde] zich niet houdt aan deze veroordeling zal de voorzieningenrechter haar veroordelen het ziekenhuis te verlaten binnen 48 uur nadat zij de medewerking aan het aanvragen van een WLZ-indicatie heeft geweigerd of weigert mee te werken aan de overdracht naar een WLZ-zorgverlener. De voorzieningenrechter vindt het vooralsnog niet passend om [gedaagde] een dwangsom op te leggen maar wijst erop dat het [eiseres] vrijstaat om de kosten van het verblijf van [gedaagde] op haar te verhalen gelet op hetgeen waartoe zij veroordeeld wordt en in het licht van de omstandigheid dat de behandelovereenkomst is opgezegd.

[gedaagde] moet de proceskosten betalen

4.9.

[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van [eiseres] betalen. Die kosten zijn tot nu toe begroot op:

- dagvaarding € 136,72

- griffierecht € 688,00

- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddelde zaak)

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 2.109,72

4.10.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van het vonnis

medewerking te verlenen aan een (spoed)aanvraag tot het verkrijgen van een

WLZ-indicatie bij het CIZ en vervolgens, binnen 48 uur na de te verkrijgen

Indicatie mee te werken aan de overdracht naar een nieuwe (WLZ-)zorgaanbieder,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om het [eiseres] binnen 48 uur te verlaten als zij zich niet houdt aan de veroordeling onder 5.1 van dit vonnis,

5.3.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.109,72 , te betalen binnen veertien dagen na betekening. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening

5.4.

veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,

5.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.

Het syndroom van Sjögren is een chronische reumatische systemische auto-immuunziekte waarbij vochtafscheidende klieren ontstoken raken en de slijmvliezen in de mond, de ogen en op alle andere plaatsen in het lichaam uitdrogen. De ziekte is voor het eerst beschreven door de Zweedse oogarts [.] Sjögren.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature