Uitspraak
Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam-Osdorp
Parketnummer: 16.324118.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Polen),
nu (uit anderen hoofde) gedetineerd in [verblijfplaats] , te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.
1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 december 2023, 19 december 2023 en 20 december 2023. Op 29 januari 2024 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. B. van Straaten, advocaat te Amsterdam, namens slachtoffer [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen zijn medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16.016252.22) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16.324113.21). In deze strafzaken is door de rechtbank gelijktijdig uitspraak gedaan.
2 TENLASTELEGGING
Feit 1: op 5 oktober 2021 in Zeewolde samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade te doden door met een vuurwapen kogels op het lichaam van die [slachtoffer 1] af te vuren;
Feit 2:
in de periode van 29 augustus 2021 tot en met 8 oktober 2021 in Den Haag, Zeewolde en/of Lelystad samen met (een) ander(en) een automatisch vuurwapen en zeven scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
primair: in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 2 oktober 2021 in Doorn samen met (een) ander(en) een motorfiets van [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van verbreking,
subsidiair: in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 5 oktober 2021 in Doorn, Zeewolde, Lelystad en/of elders in Nederland samen met (een) ander(en) voornoemde motorfiets heeft geheeld.
3 VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 VRIJSPRAAK
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen en heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte degene is geweest die de beschieting van het slachtoffer heeft opgezet en gefaciliteerd en dat hij daarvoor onder meer het automatisch vuurwapen heeft geleverd. In die rol merkt de officier van justitie verdachte als medepleger van het onder 1 en 2 tenlastegelegde aan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde is kort gezegd aangevoerd dat verdachte op basis van de inhoud van het procesdossier niet als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt. Daarmee kan verdachte vervolgens evenmin als medepleger van het onder 2 tenlastegelegde worden aangemerkt, waarbij ook is bepleit dat zelfs al zou verdachte op 29 augustus 2021 de op zijn telefoon aangetroffen foto van de pistoolmitrailleur hebben gemaakt, dat zonder meer onvoldoende is voor het voorhanden hebben daarvan op de dag van het maken van die foto, laat staan in de periode daarna.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding met betrekking tot het schietincident:
Op 5 oktober 2021 werd [slachtoffer 1] omstreeks 12:23 uur op een parkeerplaats bij een winkelgebied in het centrum van Zeewolde meermalen beschoten, waarbij hij werd geraakt in een arm, been en bil. De schutter stapte na de beschieting achterop een motor, waarna de bestuurder van die motor en de schutter op de vlucht sloegen. Later die dag werd de vluchtmotor aangetroffen in Lelystad. Op 8 oktober 2021 werd in de bosjes nabij de vluchtmotor onder meer de pistoolmitrailleur aangetroffen die bij de beschieting van het slachtoffer is gebruikt. Verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen betrokken is geweest bij dit schietincident en dat hij de organisator van de schietpartij was.
Ten aanzien van feit 1:
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van een poging tot liquidatie moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) gericht op het voltooien van het delict. Er moet sprake zijn van een gezamenlijke uitvoering. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Ook als een verdachte zelf geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan hij als medepleger worden aangemerkt indien hij nauw en bewust met de uitvoerder(s) heeft samengewerkt. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op basis van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank met betrekking tot verdachte tot een aantal vaststellingen:
Op 4 oktober 2021, de dag voorafgaand aan de schietpartij, is er op verschillende momenten telefonisch contact geweest tussen verdachte en getuige [getuige 1] . Ook is er die dag eenmaal telefonisch contact geweest tussen getuige [getuige 1] en slachtoffer [slachtoffer 1] , waarna getuige [getuige 1] 26 seconden later telefonisch contact maakte met verdachte.
Getuige [getuige 1] heeft op 16 februari 2022 bij de politie verklaard dat hij op 4 oktober 2021 op verzoek van verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gebeld om aan hem door te geven dat hij om 12 uur naar Gdansk moest gaan. Bij de rechter-commissaris heeft hij zijn verklaring overigens gewijzigd.
De volgende dag, op 5 oktober 2021 omstreeks 12:23 uur, werd slachtoffer [slachtoffer 1] nabij de [locatie 1] in Zeewolde met een automatisch wapen, te weten een pistoolmiltrailleur, neergeschoten.
In de ochtend van die 5 oktober 2021 was verdachte in Zeewolde. Hij kocht daar omstreeks 11:20 uur handschoenen bij de [locatie 2] . De schutter droeg handschoenen die identiek lijken.
Op de telefoon van verdachte is een screenshot van 5 oktober 2021 om 11:29 uur aangetroffen waarop te zien is dat hij zijn navigatie aan heeft staan, dat hij op de [straat 2] in Zeewolde is en dat het nog negen minuten duurt totdat hij op de ingevoerde bestemming arriveert.
Op ditzelfde screenshot is het telefoonnummer in beeld van medeverdachte [medeverdachte 2] , onder meer de bestuurder van de bij de beschieting gebruikte vluchtmotor.
Om 12:52 uur is verdachte aanwezig in de omgeving van de [straat 1] in Lelystad, alwaar de vluchtmotor om 12:43 uur werd geparkeerd en waar de schutter en de bestuurder van de vluchtmotor bij de schietpartij betrokken goederen hebben verstopt. Om 12:58 uur liep verdachte daar met een gevulde Albert Heijn-tas rond.
Op 6 oktober 2021 is medeverdachte [medeverdachte 2] , zoals aangegeven de bestuurder van de vluchtmotor, aanwezig in de woning van verdachte aan de [adres 1] in [plaats 2] .
Op een aan verdachte toebehorende telefoon is een foto van 29 augustus 2021 van een pistoolmitrailleur aangetroffen. Die foto is genomen in de keuken van de woning van verdachte aan de [adres 1] in [plaats 2] . Op de foto zijn de voeten van een persoon te zien met badslippers die verdachte droeg in het cellencomplex na zijn aanhouding. De gefotografeerde pistoolmitrailleur heeft exact dezelfde kenmerken als de pistoolmitrailleur die in Lelystad in de bosjes werd aangetroffen en gebruikt is bij de beschieting van slachtoffer [slachtoffer 1] .
De vraag is tot welke conclusie bovengenoemde vaststellingen moeten leiden. De rechtbank overweegt dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de verdenking naar voren komt dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de schietpartij. Maar niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wat de rol van verdachte daadwerkelijk is geweest. Er is ten aanzien van de rol van verdachte te veel onduidelijk gebleven. Op basis van de feiten en omstandigheden die de rechtbank hierboven heeft vastgesteld, kan niet voldoende worden vastgesteld dat verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan de schietpartij heeft gehad om tot een bewezenverklaring te komen van het medeplegen daarvan. Niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de daders bij de uitvoering hiervan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hem onder 1 ten laste gelegde poging tot moord.
Op grond van de vaststellingen die wel kunnen worden gedaan en die de rechtbank hiervoor uiteen heeft gezet, is zij van oordeel dat deze gedragingen in de kern bestaan uit gedragingen die meer op medeplichtigheid zien. Medeplichtigheid is namelijk het bevorderen of gemakkelijk maken van andermans strafbaar handelen, oftewel het hulp bieden aan de dader bij het begaan van een misdrijf. Maar die vraag ligt niet aan de rechtbank voor.
De verklaringen van ‘getuige [getuige 2] ’:
De vaststellingen die de rechtbank heeft gedaan, zijn niet gebaseerd op de verklaringen die ‘getuige [getuige 2] ’ heeft afgelegd. Vanaf 18 oktober 2021 heeft ‘getuige [getuige 2] ’ bij de politie (en later bij de rechter-commissaris) verschillende verklaringen afgelegd over de schietpartij in Zeewolde. De rechtbank overweegt dat de verschillende verklaringen die ‘getuige [getuige 2] ’ in deze strafzaak heeft afgelegd, te veel vragen oproepen om met de vereiste mate van zekerheid uit te kunnen gaan van de betrouwbaarheid daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de getuige namelijk te wisselend verklaard. Ook heeft hij bepaalde informatie over zijn eigen rol in eerste instantie achtergehouden, en daarover pas verteld nadat hij met onderzoeksbevindingen werd geconfronteerd. De rechtbank noemt als voorbeeld de ontmoeting die ‘getuige [getuige 2] ’ zelf op 5 oktober 2021 zou hebben met het slachtoffer [slachtoffer 1] op de plaats waar het slachtoffer uiteindelijk is neergeschoten, maar waar ‘getuige [getuige 2] ’ uiteindelijk niet is komen opdagen. Dat ‘getuige [getuige 2] ’ deze belangrijke informatie aanvankelijk niet heeft gedeeld, doet naar het oordeel van de rechtbank af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen met betrekking tot de onderhavige strafzaak. In dit licht neemt de rechtbank ook mee dat uit het procesdossier kan worden opgemaakt dat ‘getuige [getuige 2] ’ in januari 2021 tweemaal anoniem een melding bij de politie heeft gedaan dat er wapens en drugs zouden liggen in de woning van [slachtoffer 1] . Hierover heeft ‘getuige [getuige 2] ’ ook geen duidelijke verklaring afgelegd.
De rechtbank overweegt overigens dat ook de officier van justitie de verklaringen van ‘getuige [getuige 2] ’ niet heeft betrokken in de door haar ter terechtzitting gepresenteerde bewijsconstructie.
Ten aanzien van feit 2:
Op een aan verdachte toebehorende telefoon staat een foto van 29 augustus 2021 van een pistoolmitrailleur die exact dezelfde kenmerken heeft als de pistoolmitrailleur die is aangetroffen in de bosjes in Lelystad en is gebruikt bij de beschieting van slachtoffer [slachtoffer 1] . Deze foto is in de woning van verdachte genomen door iemand die badslippers draagt die verdachte later in het cellencomplex ook draagt. Op grond van deze vaststellingen kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat het verdachte is geweest die op 29 augustus 2021 die foto heeft gemaakt. Dat verdachte in de periode zoals die is tenlastegelegd de pistoolmitrailleur voorhanden heeft gehad, kan op basis van deze enkele foto niet worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het hem onder 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 3 primair dan wel subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij verdachte hiervan eveneens zal vrijspreken.
5 BESLAG
Ter terechtzitting van 18 december 2023 heeft verdachte afstand gedaan van de onder hem in beslag genomen badslippers, zodat de rechtbank met betrekking tot deze goederen geen beslissing hoeft te nemen.
6 BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert vergoeding van de materiële schade die hij ten gevolge van het aan verdachte onder 3 primair tenlastegelegde stelt te hebben geleden.
De officier van justitie en de raadsman, die zich op het standpunt hebben gesteld dat verdachte van het onder 3 primair (en subsidiair) tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, hebben zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank overweegt dat nu verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard.
Dit brengt mee dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
7 BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2 en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- bepaalt dat [slachtoffer 2] en verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. M.C. Danel en
mr. I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven meerdere malen, althans eenmaal, met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd en/of die [slachtoffer 1] in het lichaam heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 29 augustus 2021 tot en met 8 oktober 2021 te ’s-Gravenhage en/of Zeewolde en/of Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een vuurwapen van categorie II sub 2, te weten een automatische vuurwapen (pistoolmitrailleur), merk CZ, model VZ 26, kaliber 7.62 x 25mm en/of
- munitie van categorie III, te weten zeven scherpe patronen, kaliber 7.62 x 25mm, (telkens) voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 2 oktober 2021 te Doorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets, merk Suzuki , type Gsx 600f, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft gebracht
door middel van verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 5 oktober 2021 te Doorn en/of Zeewolde en/of Lelystad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een motorfiets, merk Suzuki, type Gsx 600f, gekentekend [kenteken] , althans een goed (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.