Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Medewerker van een zorginstelling veroordeeld voor wederrechtelijke vrijheidsberoving van een client tot een taakstraf.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16-342903-21 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 10 mei 2024

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Sri Lanka),

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:

[adres] te [woonplaats] ,

hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2024. Op 10 mei 2024 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. de Haan, advocaat te Zwolle, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

op 4 december 2020 te [plaats] samen met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door die [slachtoffer] (met een riem) vast te binden aan een reling van een muur en/of vastgebonden te laten.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Kort samengevat heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Zelfs als kan worden bewezen dat verdachte op de ten laste gelegde datum heeft gewerkt, dan maakt dat niet dat hij daarom degene is die [slachtoffer] aan de trapleuning heeft vastgemaakt. De enige die daarover verklaart is medeverdachte [medeverdachte] . Ander wettig bewijs waaruit volgt dat verdachte schuldig is aan wederrechtelijke vrijheidsberoving is er niet. Onder deze omstandigheden dient vrijspraak te volgen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 30 november 2021

Het zal vast wel eens gebeurd zijn dat ik iemand heb vastgebonden.

Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven

Werkte [verdachte] op de dag van het vastbinden van [slachtoffer] , zo ja, op welke dienst was dit dan en was dat tegelijkertijd met [medeverdachte] ?

Op dinsdag 25 juli 2023 had ik contact met de aangeefster [aangeefster] . Ik vroeg haar om bovenstaande gegevens. Op 26 juli 2023 ontving ik een e-mail van [aangeefster] . Hierin stond het volgende: “Hierbij het rooster van [adres] op 4 december. Dit is een geaccordeerd rooster, wat wil zeggen dat [medeverdachte] (in haar functie van teamleider), dit rooster aan het einde van de maand heeft nagekeken - eventuele wijzigingen heeft doorgevoerd - waarna zij het heeft geaccordeerd. [medeverdachte] en [verdachte] werkten deze ochtend [de rechtbank begrijpt: de ochtend van 4 december 2020] samen op de woning.

Een proces-verbaal van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 17 augustus 2021

Dit [de rechtbank begrijpt: het vastbinden van [slachtoffer] aan een reling met zijn riem] was tijdens de ochtenddienst. Ik had een vroege dienst met [verdachte] en hij had dit gedaan. Ik heb deze foto [de rechtbank begrijpt: het filmpje] gemaakt om te laten zien van; kijk wat [verdachte] weer doet. Want eigenlijk doet [verdachte] dit om mij te irriteren, zodat ik dan niet verder kan werken beneden. Dat is [verdachte] 's zijn sarcastische humor of nou ja bedenk het maar.

Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven

Het toestel werd op 17 augustus 2021 bij de doorzoeking van de woning van verdachte [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]] aangetroffen. Ik zag in de telefoon de volgende gegevens aan deze telefoon gekoppeld staan:

Apple ID [Apple ID 1] @gmail.com.

Gesprek tussen [medeverdachte] [telefoonnummer] en [Apple ID 2] [telefoonnummer] .

Begindatum 21-05-2021 te 19:40 uur, einddatum 21-05-2021 te 19:42 uur.

[Apple ID 2] : ik herken je hier namelijk niet in.

[medeverdachte] : Nee natuurlijk niet. Dat filmpje met [slachtoffer] aan de leuning? [verdachte] .

Begindatum: 04-12-2020 te 08:04 Einddatum: 04-12-2020 te 08:58 uur.

Dit betreft een video van [slachtoffer] . Deze video duurt 7 seconden.

Ik zie dat een man aan een railing vastzit. Ik zie dat hij vast gemaakt is door middel van een riem, ik zie dat hij aan de riem aan het trekken is. Het lijkt erop dat hij zichzelf probeert te bevrijden maar dat dit niet lukt.

[A] : Hahahahhahahahahhahaa

Stomme actie ook van hem om zijn hand naar je uit te steken

[medeverdachte] : Hahahahaha

Begindatum: 09-12-2020 te 07:56 Einddatum: 09-12-2020 te 07:59 uur.

[A] : foto van [slachtoffer]

[medeverdachte] : Zit tie vast, of heb je [verdachte] niet?

Wat doet die man zo vroeg beneden

Weg weg weg

[A] : Ja met een riem

[medeverdachte] : Mooi zo.

Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 20 september 2021:

M: Video 2: bewoner is vastgezet aan railing van de muur.

V: Wie is deze patiënt?

A: Dit is [slachtoffer] . Ik ben hier niet bij geweest maar wel heel erg van geschrokken toen ik het zag.

V: Wie heeft dit gefilmd?

A: Ik denk [medeverdachte] maar dat weet ik niet zeker. Volgens mij is er nog iemand hierbij betrokken.

V: Wie dan?

A: [verdachte] volgens mij.

V: Waarom denk je dat?

A: Omdat hij dit soort dingen vaker flikt.

V: Was je hier weleens bij?

A: ik heb een paar weekenddiensten met [verdachte] gewerkt en toen heeft hij [slachtoffer] weleens vastgebonden aan de stoel. [slachtoffer] liep vaak weg.

Bewijsoverwegingen

Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij en verdachte ochtenddienst hadden op 4 december 2020 en dat verdachte toen [slachtoffer] heeft vastgebonden. Haar belastende verklaring wordt ondersteund door haar chatbericht van 21 mei 2021 waarin zij verdachte aanwijst als de schuldige. Dat bericht heeft zij direct verstuurd nadat zij door haar werkgever met dit incident (en andere incidenten) is geconfronteerd zonder dat zij op dat moment strafrechtelijk werd vervolgd. Uit onderzoek naar het rooster op 4 december 2020 blijkt het te kloppen dat [medeverdachte] en verdachte die dag ochtenddienst hadden Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat het rooster niet juist is en dat hij bijvoorbeeld met iemand had geruild. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de enigen waren die op dat moment de zorg droegen over [slachtoffer] en zes andere patiënten in de zorginstelling waar verdachte in die tijd werkte.

Dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft vastgebonden wordt niet alleen ondersteund door het reeds in 21 mei 2021 door [medeverdachte] verstuurde bericht, maar vindt ook ondersteuning in de verklaring van verdachte zelf dat hij vast wel eens iemand uit de zorginstelling heeft vastgebonden. Verdere ondersteuning vindt de rechtbank in het chatbericht dat medeverdachte [medeverdachte] op 9 december 2020 heeft gestuurd aan een andere collega, waarin zij als reactie op een vastgebonden [slachtoffer] aan die collega vraagt of [slachtoffer] vastzit, of dat hij ‘ [verdachte] niet heeft’. De rechtbank interpreteert dit bericht zo dat het (kennelijk) gebruikelijk is dat [slachtoffer] wordt vastgebonden door verdachte. Ook de verklaringen van andere collega’s van verdachte bieden steun aan de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgebonden aan de reling. Zo verklaarde getuige [getuige] op vragen over de vastgebonden [slachtoffer] uit zichzelf dat verdachte ‘dit soort dingen vaker flikt’, dat zij een paar weekenddiensten met verdachte heeft gewerkt en dat verdachte [slachtoffer] toen weleens heeft vastgebonden aan een stoel.

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 december 2020 [slachtoffer] heeft vastgebonden aan een reling en dat hij [slachtoffer] , samen met medeverdachte [medeverdachte] , in die situatie heeft gehouden.

De rechtbank is voorts van oordeel dat het hiervoor genoemde handelen wederrechtelijk was. Patiënten binnen een instelling als de instelling waar [slachtoffer] verblijft ( [instelling] ) vallen onder de Wet zorg en dwang. De Wet zorg en dwang regelt de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking. Het uitgangspunt is ‘nee, tenzij’: geen gedwongen zorg, behalve als het niet anders kan. In dat geval moeten zorgaanbieders kiezen voor de minst ingrijpende vorm van gedwongen zorg, deze zorgvuldig uitvoeren en beëindigen zodra dit mogelijk is. Er is sprake van onvrijwillige zorg als een cliënt of zijn vertegenwoordiger niet instemt met zorg of wanneer de cliënt zich verzet. Er zijn negen categorieën van onvrijwillige zorg, waaronder beperking van bewegingsvrijheid. Onvrijwillige zorg is in beginsel alleen mogelijk als het zorgplan daarin voorziet. Echter, er zijn situaties denkbaar waarin onvrijwillige zorg moet worden toegepast buiten het zorgplan om. Dit is mogelijk als er nog geen zorgplan is en er een noodsituatie ontstaat of in situaties die redelijkerwijs niet voorzien konden worden bij de vaststelling van het zorgplan. Als de zorgverantwoordelijke zelf geen arts is dan moet hij of zij het besluit vooraf bespreken met een arts die bij de zorg betrokken is. Dit geldt onder meer als de onvrijwillige zorg bestaat uit een beperking van de bewegingsvrijheid.

In het zorgplan van [slachtoffer] staat niets over het vastbinden van [slachtoffer] aan objecten als geoorloofde of geëigende veiligheidsmaatregel. Het is verder niet gebleken dat op 4 december 2020 sprake is geweest van een situatie die redelijkerwijs niet voorzien kon worden bij de vaststelling van het zorgplan. Het vastbinden en vastgebonden laten van [slachtoffer] op 4 december 2020 was, gelet op het voorgaande, dan ook een wederrechtelijke vorm van vrijheidsberoving.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 4 december 2020 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door die [slachtoffer] met een riem vast te binden aan een reling van een muur

en

op 4 december 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, door gedurende enige tijd die [slachtoffer] met een riem aan een reling van een muur vastgebonden te laten.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

wederrechtelijke vrijheidsberoving

en

medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat gelet op het tijdsverloop en de gevolgen van de zaak voor verdachte enkel een geheel voorwaardelijke straf passend is bij een bewezenverklaring.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van het feit

Verdachte heeft, als zorgverlener in een zorginstelling waar zeer kwetsbare en psychisch beperkte patiënten aan zijn zorg waren toevertrouwd, een van deze patiënten, [slachtoffer] , van zijn vrijheid beroofd door [slachtoffer] met zijn broekriem vast te binden aan een reling. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens samen met zijn collega van zijn vrijheid beroofd gehouden door hem in die situatie te laten. Deze handelingen waren op geen enkele manier gerechtvaardigd en hebben een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De patiënten functioneerden allen op het verstandelijk niveau van zeer jonge kinderen en waren niet in staat om hun eigen wil en gevoelens te uiten, waardoor de rechtbank de wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van een van die patiënten, juist door verdachte, die als zorgverlener verantwoordelijk was voor de zorgvuldige en geduldige zorg van deze patiënten, verdachte extra kwalijk neemt. Verdachte heeft met zijn handelen ook het vertrouwen wat familieleden van [slachtoffer] in zijn zorgverleners hebben gesteld geschaad. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde heeft ook nadelige persoonlijke gevolgen gehad voor verdachte, waaronder het verliezen van zijn baan. Ook blijkt uit het dossier dat verdachte, net als andere collega’s, gevoelig was voor de giftige groepsdynamiek die onder leiding van medeverdachte [medeverdachte] was ontstaan op de zorgafdeling.

Persoon van verdachte

Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 5 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.

Strafoplegging

Rekening houdend met de ernst van het feit, de persoon van verdachte en de tijd die sinds het bewezenverklaarde is verstreken acht de rechtbank in beginsel passend en geboden een taakstraf voor de duur van 60 uren. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met 8 maanden, matigt de rechtbank de duur van deze taakstraf tot de duur van 40 uren.

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht , zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 40 uren;

- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 mei 2024.

De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 4 december 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (gedurende enige tijd) die [slachtoffer] (met een riem) vast te binden aan een railing van een muur en/of vastgebonden te laten.

( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal d.d. 23 december 2021 en 11 augustus 2022, respectievelijk genummerd PL0900-2021163242A en PL0900-2021163242B, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 369. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 125.

Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2023, nr. PL0900-2021163242-107, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .

Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 61.

Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 62.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 284.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 287.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 298.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 210.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature