U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet. Betreft een feit uit 2018. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden in de bebouwde kom van Amersfoort door met een te hoge snelheid de kruising van de Sonnetweg te naderen en daar tegen de auto van het slachtoffer aan te rijden, die aldaar een bijzondere manoeuvre uitvoerde. De rechtbank oordeelt dat verdachte door dermate hard te rijden (te weten met een indicatieve gemiddelde snelheid van 106 km/h) zichzelf en anderen de kans om te anticiperen in het verkeer heeft ontnomen. Het slachtoffer heeft ten gevolge van het verkeersongeval letsel bekomen. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf het lange tijdsverloop meegewogen en heeft verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 750,-.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/134644-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2023

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres] te [woonplaats] ,

hierna te noemen: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 januari 2021, 10 november 2022 en 9 februari 2023. Op de laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Nijkerk, naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:

primair op 11 maart 2018 te Amersfoort als bestuurder van een motorrijtuig zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;

subsidiair toen als bestuurder van een motorrijtuig gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1

Het standpunt van de verdediging

Ter terechtzitting heeft de verdediging betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte wegens schending van het gelijkheidsbeginsel.

Volgens de verdediging heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) het verkeersongeval veroorzaakt door te keren op de weg op een plek waar dat niet mocht. De aanrijding had niet plaatsgevonden als [slachtoffer] zich aan de verkeersregels zou hebben gehouden, terwijl de te hoge snelheid waarmee verdachte reed geen invloed heeft gehad op de aanrijding. Het aandeel van [slachtoffer] in het verkeersongeval is dan ook groter dan dat van verdachte. Hoewel ook [slachtoffer] in eerste instantie als verdachte door de politie is gehoord, heeft het Openbaar Ministerie de strafzaak tegen hem geseponeerd, kennelijk vanwege het door [slachtoffer] bij het ongeval opgelopen letsel. Verdachte is door het ongeval echter minstens zo hard getroffen en wordt daarentegen wel vervolgd. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zodat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat het seponeren van de strafzaak tegen [slachtoffer] los staat van de strafzaak tegen verdachte. Volgens de officier van justitie moet in deze strafzaak worden gekeken naar de gedragingen van verdachte en zijn eventuele schuld, los van het handelen van [slachtoffer] . Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat de beslissing van het Openbaar Ministerie een verdachte te vervolgen zich slechts in zeer beperkte mate leent voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Alleen in uitzonderlijke gevallen is plaats voor niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie omdat het instellen of voortzetten van de vervolging in strijd is met beginselen van een goede procesorde. Zulke uitzonderlijke gevallen kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel.

Naar het oordeel van de rechtbank is het gelijkheidsbeginsel hier niet geschonden. Weliswaar is alleen verdachte vervolgd voor zijn aandeel in het verkeersongeval, maar zijn situatie is anders dan die van [slachtoffer] . Immers zijn de verkeersgedragingen van [slachtoffer] en verdachte niet te vergelijken en is het letsel dat [slachtoffer] bij het ongeval heeft opgelopen wezenlijk anders dan dat van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen die gelijk hadden moeten worden behandeld. Nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die in dit geval aan vervolging in de weg staan, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte met een gemiddelde snelheid van 127 kilometer per uur (hierna ook te noemen km/h), zoals berekend in de verkeersongevalsanalyse (hierna ‘VOA’), nooit op tijd met zijn auto tot stilstand had kunnen komen, omdat de remweg simpelweg te lang was. Het verkeersongeval had niet plaatsgevonden als verdachte zich aan de ter plaatse maximum toegestane snelheid van 50 km/h had gehouden. Het is dan ook aan de schuld van verdachte te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.

De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge van het verkeersongeval. [slachtoffer] heeft lange tijd nodig gehad om van zijn verwondingen te herstellen.

Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman allereerst betoogd dat de verbalisanten die de VOA hebben opgesteld, geen nader onderzoek hebben gedaan naar de (deugdelijke) werking van de detectielussen op de plaats van het ongeval. De verkeersregelinstallatie is bedoeld voor het reguleren van stoplichten en niet voor het uitvoeren van snelheidsberekeningen. De voor verdachte belastende informatie in de VOA over de snelheid waarmee hij heeft gereden is bovendien niet te controleren. Die informatie en de conclusie in de VOA dat verdachte op tijd had kunnen stoppen als hij de toegestane snelheid niet had overschreden, moeten dan ook van het bewijs worden uitgesloten.

De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het niet de schuld van verdachte is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. [slachtoffer] voerde met zijn auto een bijzondere manoeuvre uit, waarbij hij plotseling naar links keerde op een plek waar dat niet mocht en terwijl verdachte hem wilde inhalen. Verdachte hoefde daar geen rekening mee te houden. De snelheid waarmee verdachte heeft gereden heeft niet bijgedragen aan de aanrijding. Verdachte had de aanrijding niet kunnen voorkomen als hij zich aan de ter plaatse geldende maximum snelheid had gehouden.

Volgens de raadsman kan daarnaast het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen niet als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende bewijs. In de geneeskundige verklaring wordt enkel gesproken over ‘gebroken ribben’ en ‘gebroken uitsteeksels van wervels’, wat niet zonder meer zwaar lichamelijk letsel inhoudt.

Voor zover relevant worden de standpunten van de raadsman verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Betrouwbaarheid van de VOA

Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de VOA betrouwbaar is, en zal zij de VOA voor het bewijs gebruiken. De rechtbank begrijpt uit het dossier en het verhandelde ter zitting dat de politie (in samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)) een onderzoeksmethode heeft ontwikkeld om indicatieve snelheidsberekeningen uit te voeren op basis van de loggegevens die afkomstig zijn van de verkeersregelinstallatie. De VOA is gebaseerd op deze onderzoeksmethode, waarbij de indicatieve gemiddelde snelheid van de auto van verdachte is vastgesteld op basis van de (gecorrigeerde) afstand tussen de detectielussen van de verkeersregelinstallatie en de (gecorrigeerde) loggegevens van de verkeersregelinstallatie (tijd).

De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de onderzoeksmethode en de toepassing daarvan door de verbalisanten in de onderhavige VOA. De rechtbank heeft evenmin reden om te twijfelen aan de deugdelijke werking van de betreffende verkeersregelinstallatie en detectielussen, temeer nu getuige-deskundige D. Juffer ter terechtzitting heeft verklaard dat de adequate werking van de detectielussen tijdens het forensisch onderzoek is gecontroleerd.

Bewijsmiddelen

Het proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse (VOA) – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Op 11 maart 2018 was op de Zielhorsterweg, op het T-kruispunt met de Sonnetweg, te Amersfoort, een rechtdoor rijdende personenauto, hierna te noemen voertuig 2, tegen een kerende personenauto, hierna te noemen voertuig 1, gebotst.

Bij dit incident waren de volgende voertuigen betrokken:

Voertuig 1: personenauto

Fabrieksmerk: Ford

Type: Fiesta

Voertuig 2: personenauto

Fabrieksmerk: Audi

Type: A4

Het incident vond gezien de rijrichting van beide voertuigen plaats op een recht weggedeelte van de Zielhorsterweg. De door betrokken voertuigen bereden rijbaan, in de richting van de Ringweg Koppel, was voor het T-kruispunt met de Sonnetweg ongeveer 6 meter breed en was verdeeld in 2 rijstroken, ieder ongeveer 3 meter breed.

Ingevolger artikel 20 onder a van het RVV 1990 bedroeg de ter plaats toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen 50 km/h.

Het verkeer op het kruispunt werd ten tijde van het incident geregeld door een verkeersinstallatie. De gegevens uit deze installatie zijn gebruikt voor het bepalen van de snelheid van voertuig 2.

Indicatieve snelheidsberekening

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek, is de indicatieve gemiddelde snelheid berekend waarmee de bestuurders het kruispunt waren genaderd.

De afstanden tussen de ingemeten detectielussen zijn in de berekening gecorrigeerd met 0,5 meter. Door de correctie ontstond een variatie in de lengte van elk traject van in totaal 1,0 meter.

Wij zagen dat de afstand van de lange detectielus tot de koplus op de door voertuig 2 bereden rijstrook 31,0 meter bedroeg. Na correctie was de minimale afstand 30,5 meter en de maximale afstand 31,5 meter.

Wij zagen op de door voertuig 2 bereden rijstrook dat detectielus D02_4 om 15:11:04.1 uur werd bezet en dat de detectie eindigde om 15:11:04.7 uur. In totaal was deze detectielus 0,6 seconde bezet.

We zagen dat detectielus D02_3 om 15:11:05.1 werd bezet en dat de detectie eindigde om 15:11:05.4 uur. In totaal was deze detectielus 0,3 seconde bezet.

Het verschil in tijd tussen aanvang van de bezetting van detectielus D02_4 en aanvang van de bezetting van detectielus D02_3 bedroeg 1,0 seconde.

De tijd tussen de verschillende detectorregistraties is gecorrigeerd met 0,1 seconde.

De gemiddelde snelheid is minimaal 30,5 meter in 1,1 seconde = 100 km/h en maximaal 31,5 meter in 0,9 seconde = 126 km/h.

Bepaling botspunt/botspositie

Het conflictpunt bevond zich ongeveer 11,9 meter voorbij de stopstreep en ongeveer 44,5 meter voorbij de eerste positie van detectie van de lange lus.

Op het moment dat voertuig 1 de detectielus D02_2 detecteerde duurde het nog 5,4 seconde voordat voertuig 2 detectielus D02_4 detecteerde. Voertuig 1 bevond zich bij een snelheid van 100 km/h nog 150,0 meter voor detectielus D02_4 op het moment dat voertuig 1 detectielus D02_2 detecteerde. Bij een snelheid van 126 km/h was deze afstand 189,0 meter.

Conclusie

De bestuurder van voertuig 2 heeft aanzienlijk sneller gereden dan de ter plaats toegestane maximum snelheid van 50 km/h. Als gevolg van deze snelheid was het voor de bestuurder van voertuig 1 moeilijker in te schatten of hij zijn voertuig kon keren en was het voor de bestuurder van voertuig 2 niet meer mogelijk het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover deze vrij was en hij hem kon overzien.

Vermijdbaarheid

De gemiddelde snelheid die voertuig 2 over de lange lus heeft gereden bedroeg 127 km/h

Wij verbalisanten merken op dat de remweg vanaf een snelheid van 127 km/h tot stilstand bij een remvertraging van 10 m/s² ruim 62 meter bedraagt, bij een remvertraging van 9 m/s² is de remweg ruim 69 meter en bij 8 m/s² is de remweg ruim 77 meter. Omdat de afstand vanaf aanvang lange lus tot de conflictplaats ruim 44 meter bedroeg kon voertuig 2 bij het oprijden van de lange lus zijn voertuig niet meer tot stilstand brengen tot de conflictplaats.

De remweg bij de toegestane maximumsnelheid, te weten 50 km/h, was bij een vertraging van 8 m/s² ongeveer 12 meter geweest.

De verklaring van getuige-deskundige D. Juffer ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – inhoudende:

De in de VOA in de paragraaf ‘Vermijdbaarheid’ op pagina 24 (pagina 79 van het dossier) berekende snelheid van 127 km/h die verdachte over de lange lus heeft gereden, betreft een indicatieve gemiddelde snelheid. Met toepassing van de correctiefactoren is sprake geweest van een snelheid van minimaal 106 km/h en maximaal 156 km/h. Daar waar in de VOA op pagina 24 (pagina 79 van het dossier) wordt gesproken over 5,4 seconde voordat voertuig 2 detectielus D02_4 detecteerde nadat voertuig 1 de detectielus D02_2 detecteerde, wordt 4,4 seconde bedoeld.

De verklaring van [slachtoffer] – zakelijk weergegeven – inhoudende:

A: Ter hoogte van de kruising met de Sonnetweg keek ik in mijn linker buitenspiegel, ik deed mijn richtingaanwijzer aan naar links en maakte een bocht naar links teneinde op de rijbaan op de Zielhorsterweg te keren. In mijn spiegels zag ik geen andere auto en toen was er ineens de klap.

V: Heeft u ten gevolge van het ongeval letsel?

A: Ja, ik heb 4 gebroken ribben, mijn rechter sleutelbeen is gebroken, ik heb 3 wervels waar stukjes vanaf zijn gebroken.

De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Medische informatie betreffende:

Achternaam: [slachtoffer]

Voornamen: [voornamen]

Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)

- gebroken ribben links

- gebroken uitsteeksels van wervels

- geschatte duur van de genezing: onbekend

Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 11/3/2018.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – inhoudende:

Ik was de bestuurder van de Audi A4 en beginnend bestuurder. Bij het eerste stoplicht had ik groen licht. Ik zag de auto van [slachtoffer] al ver van te voren op de rechter rijbaan. Ik ben toen op de linker rijbaan gaan rijden, zodat ik kon doorrijden. Toen ik zag dat het tweede stoplicht op groen sprong, heb ik gas bijgegeven. Vervolgens ben ik tegen de auto van [slachtoffer] aangereden.

Bewijsoverwegingen

Inleiding

Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.

Verdachte reed op 11 maart 2018, als bestuurder van de Audi, met een te hoge snelheid over de Zielhorsterweg in de richting van Ringweg Koppel, een tweebaansweg in de bebouwde kom van Amersfoort. De twee rijstroken in de richting van Ringweg Koppel waren door middel van een onderbroken witte middenstreep verdeeld in voorsorteervakken, waarbij de linker rijstrook was bestemd voor recht doorgaand verkeer en de rechter rijstrook was bestemd voor recht doorgaand en rechts afslaand verkeer. De ter plaatse geldende maximumsnelheid was 50 km/h.

Verdachte is met te hoge snelheid de kruising met de Sonnetweg genaderd en is daar tegen de auto (Ford Fiesta) van [slachtoffer] aangereden, die een bijzondere manoeuvre uitvoerde. [slachtoffer] keerde zijn auto vanaf de rechter rijstrook naar links waar dat, gezien de plaatselijke situatie, niet mocht. Hoewel met de verdediging kan worden geconstateerd dat het ongeval waarschijnlijk niet had plaatsgevonden als [slachtoffer] zijn voertuig niet had gekeerd, gaat het er in deze zaak om of en in welke mate (ook) verdachte schuld heeft aan het ongeval. Daarbij geldt dat eventuele (eigen) schuld van het slachtoffer de schuld van verdachte niet opheft.

Vaststellingen op basis van de VOA

Uit de VOA blijkt dat het kruispunt met de Sonnetweg is uitgerust met een verkeersregelinstallatie. De installatie bestaat onder andere uit twee detectielussen in het wegdek. Detectielussen registreren het moment waarop het verkeer daar overheen rijdt. Het begin van de eerste (lange) detectielus is gelegen op een afstand van 44,5 meter van het punt waar beide voertuigen met elkaar in botsing zijn gekomen (het conflictpunt, gelegen op 11,9 meter van de stopstreep op het kruispunt).

Uit de VOA en de verklaring van de deskundige op de terechtzitting blijkt dat verdachte binnen de eerste (lange) detectielus na toepassing van de correctiefactoren heeft gereden met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 106 km/h en maximaal 156 km/h.

Uit de VOA volgt daarnaast dat bij een snelheid van 127 km/h de remweg van verdachte tussen de 62 en 77 meter was (afhankelijk van een remvertraging van 10 m/s of 8 m/s). De rechtbank heeft berekend dat als – in het voordeel van verdachte – wordt uitgegaan van een indicatieve gemiddelde snelheid van verdachte van 106 km/h, de remweg van zijn auto uitkomt op 43 tot 54 meter (afhankelijk van een remwegvertraging van 10m/s of 8 m/s). Deze berekening heeft de rechtbank gedaan door het kwadraat van de aanvangssnelheid (in meters per seconde) te delen door tweemaal de remvertraging (in meters per seconde). De rechtbank heeft berekend dat dit dezelfde berekening is die in de VOA is gebruikt. Uit de VOA blijkt ook dat als verdachte met de aldaar geldende maximum snelheid van 50 km/h had gereden, de remweg maximaal 12 meter was geweest (gebaseerd op de minst hoge remwegvertraging van 8 m/s). Ter terechtzitting heeft de deskundige verklaard dat bij de berekening van deze remwegen nog geen rekening is gehouden met de reactietijd die nodig is om een remming in te zetten.

Tot slot volgt uit de VOA en het verhandelde ter terechtzitting dat de auto van verdachte 4,4 seconden later de eerste (lange) detectielus opreed dan de auto van [slachtoffer] .

Schuld in de zin van artikel 6 WVW

Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bij het bepalen van schuld wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend rijgedrag, zeer onvoorzichtig/onoplettend rijgedrag en roekeloos rijgedrag.

De rechtbank is van oordeel verdachte schuld heeft aan het ontstaan van het ongeluk en overweegt hiertoe als volgt.

Verdachte reed 4,4 seconden later dan [slachtoffer] de eerste (lange) detectielus in met op dat moment een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 106 km/h, wat een remweg oplevert van 43 tot 54 meter. Als verdachte op dat moment met een snelheid van 50 km/h had gereden, zou hij een remweg van maximaal 12 meter hebben gehad.

De rechtbank is het met de verdediging eens dat het onduidelijk is wat zich exact heeft afgespeeld in de laatste seconden tussen het moment waarop verdachte de lange detectielus is binnengereden en het moment waarop beide voertuigen met elkaar in botsing zijn geraakt. Zo staat niet vast waar [slachtoffer] zijn voertuig precies naar links heeft gestuurd en hoeveel tijd verdachte heeft gehad daarop te anticiperen. De rechtbank is echter evenwel van oordeel dat verdachte met een dusdanig hoge snelheid (minimaal 106 km/h en dus in ieder geval ruim tweemaal de toegestane maximum snelheid van 50 km/h) over de eerste (lange) detectielus heeft gereden dat hij zichzelf elke mogelijkheid om adequaat op onverwachte situaties te anticiperen heeft ontnomen. Als verdachte zich aan de maximale snelheid had gehouden, zou de afstand tussen de beide auto’s per definitie groter zijn geweest, zou verdachte dus meer tijd hebben gehad om op de manoeuvre te anticiperen, en zou verdachte een (veel) kortere remweg hebben gehad. Daarbij komt dat verdachte een kruising met verkeerslichten naderde en – rekenend van de start van de eerste (lange) detectielus – gemiddeld nog minimaal 106 km/h reed terwijl de stopstreep van het kruispunt slechts (44,5 – 11,9 = 32,6) 33 meter was verwijderd. Nu hij op dat moment nog een remweg had van minimaal 43 meter, had verdachte zijn auto in geen geval meer voor de stopstreep van het kruispunt (waar de mogelijkheid bestaat dat verkeersdeelnemers oversteken of manoeuvres uitvoeren) tot stilstand kunnen brengen.

De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte tekort is geschoten in de voorzichtigheid die in zijn algemeenheid van bestuurders van motorrijtuigen, en zeker van een beginnend bestuurder als verdachte destijds, mag worden verwacht. De rechtbank is op basis van het geheel van de gedragingen van verdachte van oordeel dat zijn rijgedrag moet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW .

Letsel slachtoffer

Uit vaste jurisprudentie volgt dat de rechter bij de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel de volgende onderdelen kan betrekken: de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] door het ongeval letsel heeft opgelopen, te weten 3 gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen en gebroken uitsteeksels van wervels. Uit de geneeskundige verklaring blijkt echter niets over enig medisch ingrijpen en de geschatte duur van genezing is onbekend. De rechtbank concludeert daarom dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de conclusie dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank neemt wel aan dat, gezien de aard van het letsel, uit dat letsel tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

Conclusie

De rechtbank is op basis van het geheel van de gedragingen van verdachte van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen zoals onder de bewezenverklaring nader omschreven.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 11 maart 2018 te Amersfoort, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de voor het verkeer openstaande weg (te weten de Zielhorsterweg), komende uit de richting van de Ringweg Oost en gaande in de richting van de Ringweg Koppel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig,

- met een te hoge snelheid (te weten tussen de 100 kilometer per uur en 126 kilometer per uur, alwaar 50 kilometer per uur de plaatselijk geldende snelheid is) de kruising van voornoemde weg met de Sonnetweg te naderen en op te rijden, en

- ( vervolgens) – op het moment dat een ander voertuig (een Ford Fiesta) (aldaar) een bijzondere manoeuvre uitvoerde, te weten dat genoemd voertuig keerde – het voertuig dat hij bestuurde niet (tijdig) tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,

- waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem bestuurde motorvoertuig tegen die auto (Ford Fiesta) is gebotst, waardoor, de bestuurder van die Ford Fiesta, genaamd [slachtoffer] , letsel (te weten vier gebroken ribben links en een gebroken sleutelbeen en drie gebroken uitsteeksels van wervels) werd toegebracht, waaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft

waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis,

- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de schending van het gelijkheidsbeginsel en het lege strafblad van verdachte. De raadsman heeft voorts verzocht om verdachte geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat hij in dat geval zal worden ontslagen.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De ernst van de feiten

Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig gereden door met een veel te hoge snelheid van minimaal 106 km/h – meer dan het dubbele van de wettelijk toegestane snelheid van 50 km/h – een kruising te naderen en tegen de zijkant van de op de weg kerende auto van [slachtoffer] in te rijden. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet heeft gedragen als van een automobilist in het algemeen mag worden verwacht. Door met een dergelijk hoge snelheid te rijden, heeft verdachte niet alleen zichzelf maar ook [slachtoffer] de mogelijkheid ontnomen adequaat te anticiperen of reageren op (onvoorzien) rijgedrag van andere verkeersdeelnemers. De rechtbank rekent verdachte dit aan.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie (‘het strafblad’) betreffende verdachte van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte enkel na dit feit, op 27 december 2019, een strafbeschikking heeft gekregen voor een snelheidsovertreding.

Verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij in loondienst werkt in de gevelrenovatie en daarvoor de hele dag onderweg is. Verdachte is voor het behoud van zijn baan afhankelijk van zijn rijbewijs. De rechtbank houdt met deze omstandigheid rekening bij het bepalen van de straf.

De verdediging heeft voorts aangevoerd dat verdachte al gedurende lange tijd in onzekerheid leeft en dat hij zich, vanwege de verdenking, de afgelopen vijf jaar belemmerd heeft gevoeld in zijn doen en laten. De rechtbank zal ook met deze omstandigheid rekening houden bij het bepalen van de straf.

De straf

Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) wordt als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met aanmerkelijke schuld en met lichamelijk letsel ten gevolge, een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden gehanteerd.

De rechtbank overweegt dat een verdachte recht heeft op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk onder dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak moet zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in dit geval gaan lopen op de datum van het eerste verhoor van verdachte op 6 april 2018. Gelet op de uitspraak van heden, is de redelijke termijn voor het behandelen van deze zaak naar het oordeel van de rechtbank met bijna 3 jaar overschreden. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met dat tijdsverloop.

De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf ook rekening met het feit dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 27 december 2019 is veroordeeld tot een geldboete van € 430,-. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.

Bovendien zal de rechtbank aan verdachte een lichtere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij, anders dan de officier van justitie, niet van oordeel is dat in deze zaak sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van € 750,- passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte – gezien het aanzienlijke tijdsverloop in deze zaak en gelet op persoonlijke omstandigheden van verdachte – geen ontzegging van de rijbevoegdheid meer opleggen, ook niet in voorwaardelijke zin.

9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen

23, 24c, 63 van het Wetboek van Strafrecht en

6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994;

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte voor het bewezen verklaarde tot een geldboete van € 750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mrs. C.A.J. van Yperen en B. Vis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Opsteyn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 11 maart 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de voor het open verkeer openstaande weg (te weten de Zielhorsterweg), komende uit de richting van de Ringweg Oost en gaande in de richting van de Ringweg Koppel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,

- met een te hoge snelheid (te weten tussen de 100 kilometer per uur en 126 kilometer per uur, alwaar 50 kilometer per uur de plaatselijk geldende snelheid is), in elk geval met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, en/of

- ( vervolgens) met (nagenoeg) onverminderd (hoge) snelheid, althans te hoge snelheid, de kruising van voornoemde weg met de Sonnetweg te naderen en/of op te rijden, en/of

- ( vervolgens) – op het moment dat een ander voertuig (een Ford Fiesta) (aldaar) een bijzondere manoeuvre uitvoerde, te weten dat genoemd voertuig keerde – (waardoor) hij, verdachte, het voertuig dat hij bestuurde niet (tijdig) tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem bestuurde motorvoertuig tegen die auto (Ford Fiesta) is gebotst/aangereden, waardoor, althans mede waardoor, de bestuurder van die Ford Fiesta, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel te weten vier gebroken ribben links en/of een gebroken (rechter) sleutelbeen en/of drie gebroken uitsteeksels van wervels, althans zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 11 maart 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement

Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de voor het open verkeer openstaande weg (te weten de Zielhorsterweg), komende uit de richting van de Ringweg Oost en gaande in de richting van de Ringweg Koppel,

- met een te hoge snelheid (te weten tussen de 100 kilometer per uur en 126 kilometer per uur, alwaar 50 kilometer per uur de plaatselijk geldende snelheid is), in elk geval met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, en/of

- ( vervolgens) met (nagenoeg) onverminderd (hoge) snelheid, althans te hoge snelheid, de kruising van voornoemde weg met de Sonnetweg te naderen en/of op te rijden, en/of

- ( vervolgens) – op het moment dat een ander voertuig (een Ford Fiesta) (aldaar) een bijzondere manoeuvre uitvoerde, te weten dat genoemd voertuig keerde – (waardoor) hij, verdachte, het voertuig dat hij bestuurde niet (tijdig) tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem bestuurde motorvoertuig tegen die auto (Ford Fiesta) is gebotst/aangereden, door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2018069502, opgemaakt door politie Midden-Nederland op, doorgenummerd 1 tot en met 81. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

De verkeersongevalsanalyse van 12 mei 2018, pagina 58.

Idem, pagina 60.

Idem, pagina 61.

Idem, pagina 76.

Idem, pagina 77.

Idem, pagina 78.

Idem, pagina 79.

Idem, pagina 79.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 5 april 2018, pagina 5.

De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] van 25 april 2018, opgesteld door een arts van het UMC te Utrecht, pagina 39.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature