Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Het betreft een naturalisatieverzoek. Betrokkene komt uit Guinee. De identiteit en nationaliteit kunnen niet worden vastgesteld. Het beroep op bewijsnood en artikel 4:84 slaagt niet. Het beroep is ongegrond.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/3193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H. El Hajoui).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om naturalisatie van eiseres afgewezen.

Bij besluit van 16 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 25 november 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en heeft op 5 juli 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend. Eiseres heeft daartoe de volgende documenten overgelegd:

een Guinees paspoort, afgegeven op 18 februari 2016 en geldig tot 18 februari 2021;

twee boarding tickets;

een Nederlands reisdocument, afgegeven op 6 juni 2012 en geldig tot 4 juni 2016;

een Jugement Supplétif, opgemaakt door een rechtbank in Guinee en afgegeven op 15 februari 2016;

een uittreksel van de burgerlijke stand, afgegeven op 15 februari 2016.

2. Verweerder heeft het verzoek van eiseres afgewezen, omdat haar identiteit en nationaliteit door het ontbreken van een bevoegd opgemaakte en afgegeven geboorteakte niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Op grond van de door eiseres overgelegde geboorteakten kan zij niet aantonen dat zij degene is die zij opgeeft te zijn. Verweerder baseert zich hierbij op documenten die in vreemdelingrechtelijke procedures zijn overgelegd en drie eerder opgestelde onderzoeksrapporten van het Bureau Documenten (hierna: het BD). Uit het rapport van 14 oktober 2016 blijkt dat de legalisaties op de achterzijde van de in eerste instantie overgelegde Jugement Supplétif en uittreksel van de burgerlijke stand vals zijn bevonden. Vervolgens heeft het BD in het rapport van 22 januari 2018 geconcludeerd dat het waarmerk en de legalisatie op de overgelegde kopie van de Jugement Supplétif, afgegeven door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Guinee op 17 oktober 2017, frauduleus zijn verkregen. Door het afplakken van de valse legalisatie kan namelijk niet meer worden gesproken van een ‘kopie conform origineel’. Het opzettelijk wegmaken van de valse legalisatie wordt gezien als een bevestiging van de valsheid, aangezien de Guinese autoriteiten niet op de hoogte waren van het afdekken van de eerdere legalisatie. De verklaring van de Guinese ambassade, afgegeven op 25 oktober 2017, waarbij de authenticiteit van de overgelegde documenten wordt bevestigd, is daarom met zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen. Tot slot blijkt uit het rapport van het BD van 23 januari 2019 dat de opnieuw overgelegde Jugement Supplétif niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven en het opnieuw overgelegde uittreksel van de burgerlijke stand frauduleus is verkregen. Niet aannemelijk is dat er een bevoegd opgemaakte en afgegeven geboorteakte ten grondslag heeft gelegen aan de afgifte van het echt bevonden Guinese paspoort van eiseres.

Identiteit en nationaliteit van eiseres

3. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat haar identiteit en nationaliteit niet kan worden vastgesteld. Eiseres heeft in eerste instantie originele documenten overgelegd waarvan de authenticiteit niet door het BD wordt betwist. De niet-gelegaliseerde Jugement Supplétif en het uittreksel van de burgerlijke stand zijn de brondocumenten die ten grondslag hebben gelegen aan de afgifte van het paspoort. Gelet op de verklaring van de Guinese ambassade en het feit dat er alsnog gelegaliseerde documenten zijn overgelegd, waarvan de legalisatie niet wordt betwist, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiseres.

4. Zoals volgt uit de Rijkswet op het Nederlanderschap en het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap is het aan verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en aan verweerder om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld is de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en is verweerder dan ook bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de verzoeker te verlangen. Gelet hierop is het in de naturalisatieprocedure in de eerste plaats aan verweerder om te beoordelen of de verzoeker met de door hem overgelegde documenten zijn identiteit en nationaliteit heeft aangetoond.

5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres haar identiteit en nationaliteit met de door haar overgelegde documenten niet heeft aangetoond. Wat de onderzoeksrapporten van het BD betreft, is niet gebleken dat deze deskundigenadviezen niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, dat de redeneringen onbegrijpelijk zijn en dat de getrokken conclusies niet daarop aansluiten. Eiseres heeft tegenover deze rapporten geen contra-expertise gesteld en heeft geen specifieke aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waarom verweerder niet van deze rapporten heeft mogen uitgaan. De rechtbank stelt vast dat het BD in het onderzoek van 14 oktober 2016 heeft geconcludeerd dat, gelet op het ontbreken van voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal, geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid van de in eerste instantie overgelegde Jugement Supplétif en het uittreksel van de burgerlijke stand en dat de legalisaties op beide documenten vals zijn bevonden. Dat verweerder de authenticiteit van de overgelegde documenten niet betwist, neemt niet weg dat de documenten moeten zijn voorzien van een geldige legalisatie. De verzoeker om naturalisatie is namelijk in de hoofdregel verplicht om bij zijn verzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen door middel van een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands paspoort. Legalisatie ziet immers op de bevestiging van de echtheid van de in het document voorkomende handtekening en van de bevoegdheid van de functionaris die het document heeft ondertekend, maar biedt geen uitsluitsel over de inhoudelijke juistheid van het document. Aan de brondocumenten op zichzelf kan daarom niet de waarde worden toegekomen die eiseres daaraan verbonden heeft willen zien.

6. Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de gewaarmerkte fotokopie van de Jugement Supplétif niet kan worden aangemerkt als een ‘kopie conform origineel’. Verweerder heeft mogen uitgaan van het rapport van het BD van 22 januari 2018, waarin is geconcludeerd dat het document frauduleus is verkregen omdat het wegmaken van een valse legalisatie wordt gezien als een bevestiging van de valsheid van het document. Dat aan de nieuwe legalisatie geen bijzonderheden zijn aangetroffen, maakt deze conclusie niet anders. Hetzelfde geldt voor de legalisatie op het uittreksel van de burgerlijke stand, omdat dat document is afgegeven op basis van die Jugement Supplétif. Verweerder heeft gelet daarop ook geen waarde hoeven hechten aan de verklaring van de Guinese ambassade, omdat die verklaring door de verhulling van de eerdere legalisatie op de Jugement Supplétif met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus is verkregen. Ondanks dat het BD in zijn onderzoek van 23 januari 2019 heeft geconcludeerd dat het paspoort van eiseres echt is bevonden, neemt dit niet weg dat er bij de afgifte van het paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden.

Bewijsnood, Ranov-regeling en artikel 4:84 Awb

7. Eiseres voert verder aan dat, nu verweerder de overgelegde documenten onbruikbaar vindt, zij in bewijsnood verkeert. De Jugement Supplétif en het uittreksel worden maar één keer verstrekt. Verder betoogt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het onderscheid tussen haar situatie en die van de vergunninghouders in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov) gerechtvaardigd is, omdat dat onderscheid niet objectief is. Tot slot stelt eiseres dat, gelet op alle omstandigheden, het in haar geval onredelijk is om vast te houden aan de gehanteerde regels in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht .

Bewijsnood

8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat van bewijsnood geen sprake is. Eiseres heeft geen document overgelegd van de Guinese autoriteiten, waarin wordt verklaard dat en waarom het voor haar niet mogelijk is om over een gelegaliseerde geboorteakte te beschikken en welke documenten hebben geleid tot de afgifte van haar paspoort. Als er geen verklaring is van de Guinese autoriteiten, had eiseres volgens de Handleiding nog met andere objectieve en verifieerbare bewijsstukken kunnen aantonen wat zij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Zulke documenten heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen. Eiseres heeft weliswaar meerdere stappen ondernomen om de benodigde documenten over te leggen, maar niet aannemelijk is geworden dat zij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit daarvan te komen. De rechtbank acht daartoe van belang dat eiseres in staat is geweest om meerdere Jugement Supplétifs en uittreksels van de burgerlijke stand te verkrijgen. Tegelijkertijd is niet gebleken dat zij zich heeft gewend tot de bevoegde Guinese autoriteiten om de, al langere tijd bij verweerder bestaande onduidelijkheden over haar identiteit en nationaliteit weg te nemen.

Ranov-vrijstelling in de Handleiding

9. Het beroep van eiseres om de Ranov-vrijstelling voor het overleggen van een geldig buitenlands paspoort en geboorteakte ook op haar toe te passen heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat het bij Ranov-vergunninghouders om een specifieke groep gaat die op basis van zijn bijzondere situatie met begunstigend beleid een verblijfsvergunning heeft gekregen. Deze pardonregeling was bedoeld voor vreemdelingen die onder de Oude Vreemdelingenwet (vóór 1 april 2001) een asielaanvraag hadden ingediend. Daarbij was één van de voorwaarden dat zij sinds 1 april 2001 in Nederland verbleven. Omdat veel Ranov-vergunninghouders na al die jaren de benodigde documenten niet meer hadden, is in de Handleiding de uitzondering van de Ranov-vrijstelling voor deze groep opgenomen. Van een vergelijkbaar geval met eiseres die niet zo lang in Nederland verblijft is geen sprake, en in het licht van de doelen van deze vrijstelling bestaan voor het onderscheid redelijke en objectieve gronden.

Artikel 4:84 van de Awb

10. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat van het in artikel 7 van de RWN neergelegde wettelijke vereiste niet kan worden afgeweken. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat er op grond van artikel 4:84 van de Awb geen aanleiding bestaat om van enig beleid af te wijken. Verweerder heeft alle relevante omstandigheden van het geval betrokken in zijn beoordeling. Die omstandigheden op zichzelf en onderlinge samenhang bezien heeft hij terecht niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb . Die aangevoerde omstandigheden maken niet dat het vasthouden aan de documenteisen van de Handleiding in dit geval onevenredig zijn in verhouding tot de met die eisen te dienen doelen.

Schending hoorplicht

9. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden door geen hoorzitting te houden, nadat zij meerdere malen heeft verzocht om in overleg met verweerder naar een oplossing te zoeken.

10. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan worden afgezien van het horen van een belanghebbende indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hiervan is sprake indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat aan deze maatstaf is voldaan. In bezwaar heeft eiseres geen stukken overgelegd waarmee de twijfel aan haar identiteit en nationaliteit kon worden weggenomen. Eiseres heeft op 5 juli 2019 een verzoek tot naturalisatie ingediend. Op dat moment lagen er al drie onderzoeksrapporten van het BD voor, zodat eiseres toen kon weten dat die twijfel er was. Het had op haar weg gelegen om deze twijfel met een contra-expertise of andere documenten weg te nemen. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt de benodigde documenten niet te kunnen verkrijgen. Verweerder heeft daarom van het horen van eiseres mogen afzien.

Conclusie

11. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Verweerder verwijst hiervoor naar artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), de toelichting daarop zoals neergelegd in Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (Handleiding).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:501 en van 5 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT6673.

Op grond van paragraaf 3.5.5. van de Handleiding en artikel 31, vijfde lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN).

Paragraaf 2.2.5.5. van de Handleiding.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature