Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5102
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2022 in de zaak tussenhet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)
(gemachtigde: M. Notenboom).
Inleiding
Verzoeker heeft op 16 juni 2022 een aanvraag gedaan voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
In het besluit van 8 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 november 2022 op zitting behandeld, tegelijkertijd met de zaak UTR 22/5101. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
De gemachtigde van verzoeker heeft medegedeeld dat de bewindvoerder van verzoeker toestemming heeft gegeven om deze procedure te voeren.
Overwegingen
2. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter bekijkt in deze procedure of het nodig is om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van het besluit op het bezwaar van verzoeker tegen het bestreden besluit. De voorzieningenrechter gaat na of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, en zij weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoekster bij het treffen van de voorlopige voorziening.
4. Verzoeker vindt dat er sprake is van spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Hij voert onder meer aan dat hij al 8 maanden geen bijstand meer ontvangt en dat hij onder andere de huur en de bewindvoerder niet kan betalen. Ook heeft hij aangevoerd dat de energie is beëindigd per 24 september 2022. Ter onderbouwing van deze omstandigheden heeft verzoeker e-mails ingediend van zijn bewindvoerder en van de energieleverancier .
5. Uit wat door verzoeker over zijn financiële situatie naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat hij spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
6. De voorzieningenrechter moet vervolgens beoordelen of het bezwaar tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter stelt vast dat de aanvraag van verzoeker is afgewezen omdat een eerdere aanvraag van verzoeker van 28 april 2022 om bijstand al is afgewezen en verzoeker bij de huidige aanvraag geen nieuwe redenen heeft aangedragen om daar nu anders over te oordelen. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de aanvraag van 28 april 2022 heeft mogen afwijzen omdat het recht op bijstand niet is vast te stellen in verband met een bij verzoeker aangetroffen hennepkwekerij. De voorzieningenrechter kan het standpunt van verweerder volgen dat niet is gebleken waarin de huidige aanvraag van 16 juni 2022 verschilt van die van 28 april 2022.
7. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar de voorlopige beoordeling van de voorzieningenrechter rechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
UTR 22/5101, 22/5104, 22/5148, en 22/5105.