Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/5101, 22/5104, 22/5148, en 22/5105
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 december 2022 in de zaak tussenhet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)
(gemachtigde: M. Notenboom).
Inleiding
1.1.Eiser ontving sinds 20 augustus 2015 algemene bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) naar de norm voor een alleenstaande. Sinds 16 februari 2016 ontving eiser bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering.
1.2.
Na een melding van de Politie Midden-Nederland dat op 25 februari 2022 in de woning van eiser een in werking zijnde hennepkwekerij was aangetroffen, heeft een handhavingsspecialist van de gemeente Utrecht onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eiser verleende bijstand. In dat kader heeft de handhavingsspecialist onder meer informatie van de politie ontvangen (hennepinformatiebericht). Daarin staat onder meer dat op de eerste verdieping in de woning van eiser 250 hennepplanten zijn aangetroffen en dat er een indicatie is van een eerdere oogst. De handhavingsspecialist heeft verder informatie van Stedin ontvangen (aangifte diefstal van stroom), dossieronderzoek verricht en eiser is op 21 maart 2022 gehoord. De bevindingen van het onderzoek van de handhavingsspecialist zijn neergelegd in een rapport van 23 maart 2022.
1.3.
In het besluit van 1 april 2022 (het primaire besluit I) heeft verweerder het recht op algemene bijstand van eiser ingetrokken met ingang van 9 oktober 2021 en een bedrag van € 5.510,89 aan ten onrechte ontvangen bijstand van hem teruggevorderd. In het besluit van 3 mei 2022 (het primaire besluit II) heeft verweerder het recht op bijzondere bijstand van eiser ingetrokken met ingang van 9 oktober 2021 en een bedrag van € 686,23 aan ten onrechte ontvangen bijstand van hem teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Verweerder heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij in zijn woning. Als gevolg hiervan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. In het besluit van 4 mei 2022 (het primaire besluit III) heeft verweerder aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 540,- in verband met de schending van de inlichtingenplicht.
1.4.
In het besluit van 25 mei 2022 (het primaire besluit IV) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijstand van 28 april 2022 afgewezen omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, onder meer omdat eiser geen informatie heeft gegeven over de inkomsten die hij met de hennepkwekerij heeft verkregen.
1.5.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten I tot en met IV. In het kader van deze bezwaarprocedures heeft op 1 augustus 2022 een hoorzitting plaatsgevonden. Na de hoorzitting heeft verweerder van de politie een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ontvangen van de politie. In dit rapport staat dat in de kweekruimte en overigens op de eerste verdieping van de woning aangetroffen aanwijzingen erop duiden dat in de hennepkwekerij eenmaal is geoogst voorafgaand aan de in de woning aangetroffen kweek:
- droge resten van hennepplanten;
- op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten, die tot dezelfde hoogte kwam en op kalk gelijkende afzetting op het gebruikte bevloeiingssysteem;
- vervuiling van het filterdoek van de koolstoffilters, die pas na langere tijd optreedt en waarbij het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde op de plaats(en) waar de koolstoffilters waren bevestigd en aannemelijk is dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd;
- een aantal gebruikte lampen die in aantal en vermogen overeen kwamen met de lampen aangetroffen in de kweekruimte;
- 4 knipschaartjes met hennepresten;
- 1 vuilniszak met potgrond waarin zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten bevonden waarbij diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud hadden als de lege potten die in de kwekerij waren aangetroffen zodat aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerder stadium in deze potten had bevonden;
- 6 lege jerrycans/flessen waarin normaliter groei- en/of bloeimiddel is verpakt.
1.6.
Verweerder heeft drie afzonderlijke besluiten op bezwaar genomen van 10 oktober 2022 (de bestreden besluiten I, II en III). In het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard. In de bestreden besluiten II en III heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit III en IV ongegrond verklaard.
1.7.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I (UTR 22/5104), tegen het bestreden besluit II (UTR 22/5148) en tegen het bestreden besluit III (UTR 22/5105). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (UTR 22/5101).
1.8.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 november 2022 op zitting behandeld, tegelijkertijd met de zaak UTR 22/5102. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.9.
De gemachtigde van eiser heeft medegedeeld dat de bewindvoerder van eiser toestemming heeft gegeven om deze procedure te voeren.
Overwegingen
2. Na afloop van de zitting concludeert de voorzieningenrechter dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaken. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op de beroepen.
Intrekking van het recht op algemene en bijzondere bijstand
3. Eiser voert aan dat sprake is van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs en dat verweerder dit bewijs niet, althans niet zonder nader onderzoek, aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Eiser voert verder aan dat geen sprake is geweest van een oogst. Hij vindt dat de bevindingen van het onderzoek onvolledig zijn en gebreken bevatten en ook inhoudelijk daarvoor onvoldoende grondslag bieden. Ook vindt hij dat hij met de verklaring van [A] van 23 juni 2022 en met de foto van een badkuip die op 27 december 2021 is genomen, heeft aangetoond dat geen sprake is geweest van een oogst.
4.1
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.2
De te beoordelen periode loopt van 9 oktober 2021 (de datum van de intrekking) tot en met 1 april 2022 voor wat betreft de algemene bijstand (de datum van het primaire besluit I) en tot en met 3 mei 2022 voor wat betreft de bijzondere bijstand (de datum van het primaire besluit II).
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat op 25 februari 2022 in de woning van eiser een in werking zijnde hennepkwekerij met 250 hennepplanten is aangetroffen en dat deze planten 56 dagen oud waren. Dit betekent dat vaststaat dat de aangetroffen hennepplanten sinds 1 januari 2022 in de woning stonden. Tussen partijen is in geschil of voorafgaand aan deze datum een oogst heeft plaatsgevonden.
4.4
Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat verweerder de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
4.5
Verweerder heeft de conclusie dat vóór 1 januari 2022 een oogst heeft plaatsgevonden en dat de hennepkwekerij al op 9 oktober 2021 in werking was onder meer gebaseerd op de in 1.2 en 1.5 weergegeven bevindingen van de politie: het hennepinformatiebericht en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser, dat deze bewijsstukken niet of niet zonder nader onderzoek door verweerder aan de bestreden besluitvorming ten grondslag mag worden gelegd, niet slaagt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is het gebruik van (beweerdelijk) onrechtmatig verkregen bewijs slechts dan niet toegestaan indien dit bewijs is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij blijkt dat de politie een anonieme melding had ontvangen dat er op het adres van eiser een vuurwapen zou zijn dat betrokken zou zijn geweest bij de schietpartij bij café [café]. De enkele stellingen van eiser dat de inhoud van de anonieme melding onjuist is, dat hij nog nooit in aanraking is geweest met de Wet Wapens en Munitie, dat hij geen verdachte was in de strafzaak over de schietpartij en dat zo’n 5 maanden zijn verstreken tussen de schietpartij en het binnentreden in de woning van eiser, zijn geen, althans onvoldoende concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het verkregen bewijs. Bij deze stand van zaken rust er op verweerder geen plicht om nader onderzoek in te stellen naar de van de politie ontvangen bewijsstukken. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de beroepsgrond van eiser dat (onder meer) de bevindingen van de politie niet bruikbaar zijn omdat de rapporten summier en/of onvolledig zijn en gebreken bevatten, niet slaagt. De omstandigheid dat in het hennepinformatiebericht gebruik is gemaakt van hokjes die kunnen worden aangekruist, maakt niet dat de informatie in dit bericht niet betrouwbaar is. Ook de omstandigheid dat het bericht summier is, maakt niet dat verweerder dit niet als één van de bewijsstukken aan de bestreden besluitvorming ten grondslag mag leggen. Verder maakt de omstandigheid dat er bij het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel foto’s en enkele bijlagen ontbreken niet dat verweerder in het geheel niet mag afgaan op de inhoud van het rapport. Dat er vraagtekens in het rapport staan vermeld voor wat betreft de financiële opbrengst per oogst en vermogenscomponenten van eiser acht de rechtbank niet relevant aangezien in deze procedure ter discussie staat óf er een eerdere oogst is geweest en niet wat de waarde van deze oogst is geweest.
4.6Met de in 1.2 en 1.5 weergegeven bevindingen van de politie heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat er in de hennepkwekerij van eiser een oogst heeft plaatsgevonden. Voor dit oordeel zijn met name van belang de aangetroffen resten van hennepplanten én het feit dat op de contactplaatsen tussen de bevestiging en de koolstoffilters het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek, waarmee aannemelijk is dat het filtermateriaal ter plaatse is vervuild.
4.7De door eiser ingediende stukken doen aan de bevinding dat er een eerdere oogst moet zijn geweest niet af. Uit de verklaring van [A] blijkt enkel dat hij op 28 december 2021 een kamer heeft opgemeten bij eiser en dat hij verder niks bijzonders heeft gezien. Deze verklaring is van gering belang aangezien hieruit niet blijkt in welke kamer op welke verdieping dit is geweest. Ook de foto van de badkuip die volgens de gegevens van eiser op 27 december 2021 is genomen is onvoldoende, nu hieruit niet kan worden opgemaakt waar deze foto is gemaakt. De rechtbank acht het voorts opmerkelijk dat er op 28 december 2021 nog geen hennepkwekerij stond in de woning van eiser, nu eiser erkent dat de hennepkwekerij vanaf 1 januari 2022 in werking was, hetgeen zou betekenen dat de hennepkwekerij binnen 3,5 dag zou moeten zijn opgezet. Eiser heeft verder gesteld dat hij door iemand is gedwongen om de hennepkwekerij in zijn woning te laten opzetten, maar heeft geen enkele informatie gegeven over wie dit dan is geweest en wat de situatie is. Eiser heeft ook geen informatie gegeven over de investeringen en uitgaven die zijn gedaan in verband met het opzetten van de hennepkwekerij. Eiser heeft gesteld dat er tweedehands spullen zijn gebruikt, maar heeft hierover geen informatie ingediend zoals aankoopbewijzen of correspondentie hierover.
4.8Uit 4.5 tot en met 4.7 volgt dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser voorafgaand aan de kweekperiode van 56 dagen van de op 25 februari 2022 aangetroffen hennepplanten éénmaal heeft geoogst. Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij blijkt dat een gemiddelde kweekcyclus van een oogst tien weken duurt. Hiermee rekening houdend en uitgaande van een kweekperiode van 56 dagen van de op 25 februari 2022 aangetroffen planten én van een voorbereidingsperiode van twee weken, moet ervan worden uitgegaan dat 9 oktober 2021 de ingangsdatum is van de werkzaamheden voor de hennepkwekerij. Eiser heeft hiervan geen melding gemaakt bij verweerder.
4.9
Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad. Eiser is hierin niet geslaagd, nu hij geen inzicht heeft gegeven in de exploitatie van de hennepkwekerij en de daaruit ontvangen inkomsten. Dit betekent dat verweerder het recht op algemene bijstand over de periode van 9 oktober 2021 tot en met 1 april 2022 en de bijzondere bijstand over de periode van 9 oktober 2021 tot en met 3 mei 2022 niet heeft kunnen vaststellen. Verweerder was daarom op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw , verplicht om de bijstand van eiser over deze periodes in te trekken.
Terugvordering en boete
5. De rechtbank overweegt dat verweerder vervolgens op grond van artikel 18a, eerste lid en artikel 58, eerste lid, van de Pw in beginsel verplicht was om de ten onrechte aan eiser uitbetaalde bijstand terug te vorderen en een bestuurlijke boete op te leggen. Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden ingediend tegen de terugvordering en de oplegging van de bestuurlijke boete, zodat de rechtbank het besluit(onderdeel) hierover verder onbesproken laat.
Nieuwe aanvraag
6. De rechtbank overweegt dat verweerder de aanvraag van eiser om bijstand van 28 april 2022 heeft mogen afwijzen nu eiser bij deze aanvraag niet alsnog inzicht heeft verschaft in de exploitatie van de hennepkwekerij, de daaruit verworven inkomsten en de besteding daarvan dan wel de vorming van vermogen daaruit. Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden ingediend tegen de afwijzing van de nieuwe aanvraag, zodat de rechtbank het besluit hierover verder onbesproken laat.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond. Er bestaat daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart de beroepen ongegrond;
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 3 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3147.
Vgl. de uitspraak van de CRvB van 18 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4223.