U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vovo hangende bezwaar. Noodbevel wegens geweldsdreiging. Ten onrechte geen zienswijze gevraagd. Bezwaar kans van slagen maar belangenafweging maakt dat vovo niet kan worden toegewezen.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 22/5305

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Schilder),

en

de burgemeester van de gemeente Huizen (burgemeester)

(gemachtigde: mr. M. Buitenhuis).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [woningcorporatie] uit [vestigingsplaats] (woningcorporatie) (gemachtigde: mr. K. Sluijs).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de sluiting van haar woning aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning).

Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van de woningcorporatie.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Voorlopige voorziening

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.

Spoedeisend belang

2.1.

Verzoekster heeft volgens haar spoedeisend belang bij deze procedure aangezien haar woning op 11 november 2022 is gesloten tot 9 december 2022. Verzoekster heeft op dit moment geen toegang tot de woning. Verzoekster moet binnenkort de woning waar zij tijdelijk kon verblijven verlaten. Zij zal dan met haar [familieleden] op straat komen te staan. Verzoekster vraagt om een voorlopige voorziening waardoor het bestreden besluit wordt opgeschort.

2.2.

De burgemeester heeft e-mailberichten overgelegd die gaan over het herstel van de woning en de duur daarvan. Daaruit zou volgens de burgemeester blijken dat de woning op dit moment onbewoonbaar is. Ter zitting heeft gemachtigde van de woningcorporatie toegelicht dat op 23 november 2022 een schouw van de woning heeft plaatsgevonden. Tijdens de schouw is volgens de woningcorporatie gebleken dat dat het vier maanden duurt om herstelwerkzaamheden te verrichten. De gemachtigde van de woningcorporatie heeft verder begrepen dat de woning onbewoonbaar is totdat de herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Een officieel rapport hierover moet echter nog worden opgesteld.

2.3.

De voorzieningenrechter overweegt dat bij een woningsluiting spoedeisend belang veelal een gegeven zal zijn. De standpunten van de burgemeester en de woningcorporatie die mogelijk op het tegendeel wijzen, zijn niet door hen onderbouwd met bijvoorbeeld een officieel rapport. De overgelegde e-mails zijn daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt alleen dat er herstelwerkzaamheden uitgevoerd moeten worden waarvan het de inschatting is dat dat een periode van vier maanden in beslag neemt, maar niet dat sprake is van een onbewoonbare woning. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er op dit moment onvoldoende aanleiding is om aan te nemen dat geen sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening dan ook inhoudelijk beoordelen.

Voorgeschiedenis

3. Op 4 juli 2022 heeft de burgemeester de woning van verzoekster gesloten voor de duur van tien dagen vanwege een ernstige geweldsdreiging, die mede is gericht aan haar adres. Deze geweldsdreiging houdt verband met het feit dat er een partij verdovende middelen is ontvreemd (ripdeal) en de criminelen die partij terug willen . Op 10 juli 2022 heeft er een explosie plaatsgevonden in de woning. De burgemeester heeft op 13 en 21 juli, 18 augustus, 15 september en 13 oktober 2022 opnieuw noodbevelen uitgevaardigd en bepaald dat de woning steeds aaneengesloten voor een bepaalde periode gesloten blijft. De burgemeester heeft zich daarbij gebaseerd op informatie uit de bestuurlijke rapportages van de politie Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, van 4, 7, 10, 20 en 29 juli, 16 augustus, 13 september, en 10 oktober 2022.

Bestreden besluit

4. De burgemeester heeft met het noodbevel van 10 november 2022 de woning gesloten van 11 november 2022 tot 9 december 2022 (het bestreden besluit). De burgemeester heeft zich daarbij gebaseerd op de voorgeschiedenis en de informatie uit de bestuurlijke rapportage van 10 november 2022. Daaruit blijkt volgens de burgemeester dat er nog steeds sprake is van dreiging met extreem geweld vanuit het criminele circuit voor verzoekster, de buurt en de gemeente [plaats] . Daarbij weegt de burgemeester mee dat deze zaak anders is dan de zaak van [familieleden] van verzoekster aangezien er in de woning een explosie heeft plaatsgevonden. Ook staan verzoekster en [familieleden] in een directer verband met de personen die mogelijk betrokken zijn bij de aanleiding voor de dreiging, dan [familieleden] van verzoekster. De burgemeester ziet geen andere mogelijkheid om de veiligheid te borgen dan met een woningsluiting. Verder bemoeilijkt verzoekster de situatie zelf door niet mee te doen met het Stelsel Bewaken en Beveiligen (Stelsel). Doordat zij daar niet aan mee wilt doen, kan de burgemeester geen alternatieve huisvesting aanbieden, zo stelt de burgemeester.

Gronden verzoek: zienswijze

5.1.

Verzoekster voert als eerste aan dat de burgemeester ten onrechte geen zienswijze heeft gevraagd. Het standpunt dat de bezwaren van verzoekster hetzelfde zouden zijn als bij de voorgaande noodbevelen is onterecht. Verder is er geen sprake van een spoedeisende situatie waardoor artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing is.

5.2.

De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de grond van verzoekster slaagt. De burgemeester moet een betrokkene in de gelegenheid stellen om een zienswijze in te dienen indien een woning wordt gesloten. In de Awb is geen termijn opgenomen voor het opvragen van een zienswijze. In het geval sprake is van vereiste spoed kan de burgemeester afzien van het vragen om een zienswijze. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat de bestuurlijke rapportages net voor het einde van het vorige noodbevel komen waardoor er geen tijd is om een zienswijze te vragen. De voorzieningenrechter constateert echter dat onderhavig noodbevel de zesde verlenging betreft van het oorspronkelijke noodbevel van 4 juli 2022. De voorzieningenrechter constateert ook dat inderdaad net voor het verloop van het vorige noodbevel een bestuurlijke rapportage is opgemaakt door de politie. Het valt voor de voorzieningenrechter echter niet in te zien dat de burgemeester bij herhaalde noodbevelen, die zich uitstrekken over een langere periode, niet kan bewerkstelligen dat de politie eerder een bestuurlijke rapportage opstelt, zonder daarbij afbreuk te doen aan de actualiteit van de daarin opgenomen informatie. Dit te meer nu ten behoeve van de zitting nog een nieuwe rapportage van de politie is overgelegd van

30 november 2022. In dat geval is het wel mogelijk om een zienswijze te vragen aan de betrokkene, welke kan worden betrokken bij het besluit om al dan niet een nieuw noodbevel uit te vaardigen

Andere gronden van verzoek

6.1.

Verzoekster voert aan dat niet is onderbouwd en onvoldoende is gemotiveerd dat nog steeds sprake is van een actuele dreiging die de sluiting van de woning rechtvaardigt. Het laatste incident dat heeft plaatsgevonden was [plaats] op 29 juli 2022. Dat is al een tijd geleden. De verwijzing van de burgemeester naar de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 oktober 2020, gaat niet op aangezien het daar ging om een eerste verlenging. Het feit dat het onderzoek langer is blijven liggen kan niet gebruikt worden als onderbouwing aangezien verzoekster geen verdachte is. Verder verwijst verzoekster naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de zaak van [familieleden] van verzoekster, van 28 oktober 2022. De voorzieningenrechter heeft in die zaak gesteld dat niet is gebleken dat de burgemeester voldoende rekening heeft gehouden met ontwikkelingen die zich sinds 29 juli 2022 hebben voorgedaan. Dat heeft de burgemeester in deze zaak volgens verzoeker ook niet gedaan.

6.2.

Verder voldoet het bestreden besluit volgens verzoekster niet aan het subsidiariteit vereiste. Uit het besluit volgt niet waarom het sluiten van de woning noodzakelijk is en niet kan worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen. Bij de woning van [familieleden] van verzoekster wordt ’s nachts gesurveilleerd en zijn camera’s geplaatst. In andere betrokken gemeenten zijn de sluitingen van de woningen inmiddels ongedaan gemaakt.

6.3.

Ook is niet voldaan aan het vereiste van proportionaliteit. De belangen van verzoekster en [familieleden] zijn onvoldoende meegewogen. Zij komen op straat te staan en het oudste kind van verzoekster kan niet naar school. De burgemeester heeft verzoekster verder ten onrechte geen alternatieve huisvesting aangeboden. In dit verband verwijst de burgemeester ten onrechte naar het Stelsel als voorwaarde om alternatieve huisvesting te verzorgen en het feit dat eiseres niet aan die voorwaarde heeft voldaan. Verzoekster is echter pas sinds kort benaderd om aan het Stelsel deel te nemen.

Beoordelingskader

7.1.

Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester in geval van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.

7.2.

Op het punt van de “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” heeft de burgemeester beoordelingsruimte. De rechter moet daarom beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.

7.3.

Als met een noodbevel een woning wordt gesloten dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de staat heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Bij subsidiariteit gaat het om de vraag of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Bij proportionaliteit gaat het om de vraag of het noodbevel niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is. Bij de beoordeling van de proportionaliteit van het noodbevel dient enerzijds rekening te worden gehouden met de aard en de ernst van de vrees voor wanordelijkheden in verband waarmee het noodbevel is gegeven en anderzijds met de aard en de ernst van de beperking van grondrechten die het noodbevel tot gevolg heeft.

Bestuurlijke rapportages

8.1.

Uit de bestuurlijke rapportages blijkt het volgende.

8.2

Uit onderzoek van de politie is gebleken dat een aantal personen, bekend bij de politie en te liëren aan criminele organisaties, betrokken zijn bij een diefstal van een partij verdovende middelen.Vanuit het criminele circuit is sprake van een acute dreiging met extreem geweld gericht op deze personen. Deze personen zijn niet makkelijk traceerbaar, waardoor de acute dreiging zich ook uitstrekt tot hun familieleden. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat er naar twee personen die betrokken zijn bij de ripdeal een bedreigend bericht is gestuurd. Daaruit blijkt de dreiging ten aanzien van de familieleden van de personen is gebleken. Een van de personen die betrokken is bij de ripdeal is de [betrokkene] van verzoekster, […] .

8.3.

Op 2 juli 2022 is er een explosief afgegaan bij een woning van een familielid van een van de bij de ripdeal betrokken personen in de gemeente [gemeente 1] en op 3 juli 2022 bij een woning van een familielid in de gemeente [gemeente 2] . Op 7 juli 2022 is een verdachte aangehouden die vermoedelijk is betrokken bij de dreiging op familieleden. Vervolgens is op 10 juli 2022 een explosief geplaatst bij de woning van verzoekster. Deze derde explosie heeft de politie gekoppeld aan de eerdere explosies en voornoemde dreiging. Op 29 juli 2022 is een vierde explosief afgegaan bij een woning in de gemeente [gemeente 1] . De gehanteerde werkwijze bij deze vierde ontploffing komt overeen met de werkwijze bij de eerdere explosies, maar de politie onderzoekt nog of deze vierde ontploffing met de eerdere ontploffingen verband houdt. Op 7 september 2022 is opnieuw een verdachte aangehouden. Het aanhouden van een verdachte heeft volgens de politie niet direct tot gevolg dat een dreiging afneemt.

8.4.

De politie geeft verder aan dat een periode van relatieve rust, afgewisseld met heftige geweldsincidenten, conflicten in het criminele circuit kenmerkt. Dat er een periode van enkele weken niks gebeurt betekent niet dat er geen incidenten meer zijn te vrezen. Vanuit het lopend opsporingsonderzoek blijkt dat de dreiging van extreem geweld onverminderd groot en actueel is; niet is gebleken dat de dreiging is afgenomen.

8.5.

Daarnaast heeft de politie aangegeven dat er na de explosie aan de [adres 1] in [woonplaats] contact is gezocht met verzoekster en in de week van 10 november nogmaals om haar deelname aan het Stelsel Bewaken en Beveiligen te bespreken. Telefonisch is het niet gelukt om in contact te komen zodat de gemachtigde van verzoekster is geïnformeerd dat dat vanuit het Stelsel nog steeds de bereidheid bestaat om het gesprek met verzoekster aan te gaan. Het Stelsel heeft gezien dit alles niet kunnen bijdragen aan het reduceren van de dreiging.

8.6.

In twee latere bestuurlijke rapportages is opgenomen dat indien de burgemeester besluit om de sluiting van de woning op te heffen, de politie adviseert om ‘het huidige cameratoezicht (24 uur per dag en 7 dagen per week) stand te houden in het kader van het handhaven van de openbare orde, waaronder het reduceren van het risico op nieuwe (gewelds)incidenten.

8.7.

Tot slot is opgenomen dat de terugkeer van [familieleden] van verzoekster in de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] het risico op een verstoring van de openbare orde verhoogt. Volgens de politie is er namelijk een duidelijke correlatie tussen de dreiging op de bewoners van [adres 1] en [adres 2] en hun aanwezigheid in de woningen. Verder is de angst in de wijk toegenomen sinds [familieleden] van verzoekster weer terug zijn in hun woning.

Voorlopig oordeel

Actuele dreiging

9.1.1.

Het uitgangspunt is dat de burgemeester mag afgaan op de informatie die door de politie is gegeven in de bestuurlijke rapportages. Zoals blijkt uit de hiervoor gegeven samenvatting van de bestuurlijke rapportages, is de politie van oordeel dat nog steeds sprake is van een dreiging vanuit het criminele circuit op familieleden van betrokken personen bij een diefstal van een partij verdovende middelen. Een van die betrokken personen is de [betrokkene] van verzoekster, […] .

9.1.2.

De voorzieningenrechter ziet in de rapportages echter niet dat er nog ontwikkelingen hebben plaatsgevonden na 29 juli 2022, anders dan een arrestatie van een verdachte op 7 september 2022. In dat verband valt op dat politie aangeeft dat wanneer er in een periode van enkele weken geen incidenten hebben plaatsgevonden dat niet betekent dat er ook geen risico meer bestaat dat er incidenten plaats zullen vinden. Inmiddels is er echter geen sprake meer van een tijdsverloop zonder incidenten van enkele weken, maar van meerdere maanden.

9.1.3.

Daarbij komt dat anders dan de burgemeester ter zitting heeft gesteld, het niet duidelijk is de vierde explosie gelinkt kan worden aan de onderhavige situatie.

In een van de rapportages van de politie staat dat dit onderzocht wordt, maar het is niet terug te vinden in de rapportages dat dat onderzoek heeft uitgewezen dat ook deze explosie is gelinkt aan de ripdeal.

9.1.4.

Daarbij komt ook dat de politie in de laatste twee rapportages voorafgaande aan het bestreden besluit – anders dan in de daaraan voorgaande rapportages – ingaat op de mogelijkheid dat verweerder de woningsluiting niet voortzet en voor dat geval adviseert om cameratoezicht te handhaven om het risico op incidenten te reduceren en het gevoel van veiligheid van de buurtbewoners te vergroten. Hoewel dit met name de subsidiariteit raakt, kan het feit dat de politie dit in deze laatste twee rapportages heeft opgenomen ook een indicatie zijn dat de dreiging door de politie inmiddels op een andere wijze wordt ingeschat dan voorheen.

9.1.5.

Ter zitting heeft de voorzieningenrechter voornoemde omstandigheden voorgehouden aan de burgemeester en verzocht om toe te lichten hoe deze omstandigheden zich verhouden tot de stelling van de burgemeester dat nog steeds sprake is van een ‘actuele’ dreiging die een ordemaatregel rechtvaardigt. De burgemeester heeft echter onvoldoende kunnen toelichten op welke manier deze omstandigheden zijn betrokken bij zijn beoordeling. De voorzieningenrechter hecht hierbij ook waarde aan het feit dat de burgemeester in de zaak van [familieleden] van verzoekster ook al is gewezen op deze omstandigheden door de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De enkele verwijzing naar het feit dat de situatie van verzoekster anders is dan de situatie van [familieleden] van verzoekster omdat verzoekster in een meer direct verband met een van de betrokkenen ( [betrokkene] ) staat, is daarvoor zonder nadere toelichting onvoldoende.

9.1.6.

Gezien het voorgaande heeft de burgemeester naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een actuele dreiging.

Subsidiariteit

9.2.

Ten aanzien van de subsidiariteit is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn. De burgemeester heeft in het bestreden besluit aangegeven dat cameratoezicht van de politie alleen zou kunnen gelden als een aanvullende maatregel. Volgens de burgemeester leidt cameratoezicht alleen tot verbetering van het veiligheidsgevoel en kan het niet leiden tot het stoppen van geweldsdreigingen. Dit komt niet overeen met wat de politie aangeeft in de bestuurlijke rapportages van 13 september en 10 oktober 2022. In de bestuurlijke rapportage van 10 oktober 2022 staat namelijk dat camera’s kunnen worden ingezet om: ‘de openbare orde te handhaven, de veiligheid van omwonenden en de omgeving te vergroten en een toename van de maatschappelijke rust te realiseren. De inzet van de camera’s reduceert het risico op nieuwe (gewelds)incidenten en vergroot het veiligheidsgevoel van omwonenden. Tevens maakt het ingestelde cameratoezicht het voor de politie mogelijk om verdachte situaties vroegtijdig te signaleren. Deze signalerende functie maakt dat de politie en andere hulpdiensten meer tijd hebben om te reageren op verdachte situaties en incidenten.’ De burgemeester heeft hetgeen de politie heeft overwogen onvoldoende (kenbaar) betrokken in het bestreden besluit. Daarbij komt dat ook de voorzieningenrechter in de zaak ten aanzien van [familieleden] van verzoekster heeft overwogen dat onderzocht moet worden of minder vergaande maatregelen mogelijk waren. De burgemeester heeft ook op dit punt met de enkele verwijzing naar het feit dat de situatie van verzoekster niet gelijk is aan die van haar ouders gezien haar directere verband met een van de betrokkenen niet voldoende toegelicht waarom minder vergaande maatregelen niet aan de orde kunnen zijn.

Proportionaliteit

9.3.1.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester in zijn bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat het sluiten van de woning proportioneel is. Uit het bestreden besluit volgt niet hoe de burgemeester de belangen van verzoekster en [familieleden] heeft meegewogen. De angstgevoelens van de buurt lijken een belangrijke rol hebben gespeeld bij de belangenafweging. De burgemeester kan dit meenemen in zijn belangenafweging, maar hoe de belangen van verzoekster en [familieleden] daarbij zijn meegewogen zijn niet duidelijk.

9.3.2.

Het is de voorzieningenrechter in dit kader bovendien onduidelijk waarom de burgemeester geen alternatieve woonruimte heeft aangeboden. De burgemeester heeft aangegeven dat verzoekster niet wilt toetreden tot het Stelsel, waardoor er geen alternatieve woonruimte kan worden gezocht. Hoewel verzoekster aangeeft dat zij pas op 8 november 2022 voor het eerst is benaderd door het Stelsel, blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 4 juli 2022 dat de politie hulp wilde aanbieden aan verzoekster, maar dat zij dat niet wilde. Het is echter niet zonder meer gezegd de burgemeester het meedoen aan het Stelsel als harde eis kan stellen voor het aanbieden van alternatieve woonruimte. De burgemeester heeft onvoldoende kunnen toelichten waarom het stellen van deze eis gerechtvaardigd is. Daarbij komt dat verzoekster ter zitting heeft gesteld dat de burgemeester bekend heeft gemaakt dat zij in de woning zou gaan wonen, terwijl dat nog helemaal niet bij de criminelen bekend kon zijn. Zij woonde daar nog niet op het moment dat het eerste noodbevel werd gegeven en de woning werd gesloten. Ter zitting heeft de burgemeester dit niet weerlegd en ook niet kunnen toelichten waarom het adres toentertijd bekend is gemaakt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit met zich mee dat de burgemeester een extra zorgplicht heeft om een alternatieve woonruimte aan te bieden.

Conclusie en belangenafweging

10. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. De burgemeester kan de in het voorgaande in overweging 6.1 e.v. geconstateerde gebreken echter in een te nemen beslissing op bezwaar herstellen. Daarbij kan de burgemeester bij voorkeur ook beoordelen of de in onderling overleg gemaakte afspraken over het gebiedsverbod in stand moeten blijven. Uit de gronden van het verzoek blijkt namelijk duidelijk dat verzoekster zich niet meer kan vinden in de gemaakte afspraken over het gebiedsverbod. De burgemeester kan het gebrek t.a.v. de zienswijze (overweging 5.1 en 5.1) in een te nemen beslissing op bezwaar niet meer herstellen. De burgemeester kan echter wel alle aangevoerde bezwaargronden behandelen bij de beslissing op bezwaar zodat hetgeen verzoekster had willen aanvoeren bij de zienswijze alsnog betrokken kan worden.

11. Hoewel het bezwaar redelijke kans van slagen heeft, zal de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening te treffen vanwege het feit dat eerst door de burgemeester nader gemotiveerd moet worden (en mogelijk onderzocht moet worden door dit bijvoorbeeld met de politie te bespreken) of nog steeds sprake is van een actuele dreiging. Het daarop vooruitlopend toewijzen van de gevraagde voorziening brengt veiligheidsrisico’s voor zowel verzoekster als anderen met zich mee en daarmee het risico op onomkeerbare gevolgen indien vervolgens tot de conclusie gekomen zou worden dat de burgemeester de geconstateerde gebreken deugdelijk heeft hersteld. De voorzieningenrechter gaat er daarbij vanuit dat de burgemeester de ter zitting uitdrukkelijk gegeven garantie dat er een veilige woonruimte ter beschikking wordt gesteld aan verzoekster en [familieleden] op het moment dat zij de woning waar zij nu tijdelijk verblijven, moeten verlaten. Dit zonder dat daarbij de eis van het toetreden tot het Stelsel gesteld zal worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op

8 december 2022.

De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.

Griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb .

Op grond van artikel 4:11, aanhef en onder a, van de Awb .

ECLI:NL:RBLIM:2020:7701.

ECLI:NL:RBMNE:2022:4295.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van

9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2839.

Dit blijkt specifiek uit de bestuurlijke rapportage van 16 augustus 2022.

Dit blijkt specifiek uit de bestuurlijke rapportage van 10 juli 2022.

Dit blijkt specifiek uit de bestuurlijke rapportage van 29 juli 2022.

Dit blijkt specifiek uit de bestuurlijke rapportages van 29 juli 2022 en 16 augustus 2022

Dit blijkt specifiek uit de bestuurlijke rapportage van 10 november 2022.

Uit de bestuurlijke rapportages van 13 september 2022 en 10 oktober 2022.

Dit blijkt specifiek uit de bestuurlijke rapportage van 10 november 2022.

Zie de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4295.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature