U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Wpg. Beroep gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 22/193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen [eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),

en

de korpschef van politie, namens deze, de politiechef van eenheid Midden-Nederland, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Maas).

Procesverloop

In het besluit van 3 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit rechtstreeks beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na sluiting van het onderzoek heeft eiser nadere stukken aan de rechtbank gestuurd en verzocht de stukken bij de uitspraak te betrekken. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek om heropening. De stukken geven geen aanleiding tot heropening van het onderzoek en zullen om die reden buiten beschouwing worden gelaten.

Overwegingen

Het verzoek van eiser

1. Op 9 december 2021 heeft eiser verzocht om verwijdering en/of wijziging van politiegegevens. Het betreft registraties [registratienummer 1] en [registratienummer 2] .

Registratie [registratienummer 1] gaat over het verloop van de inzage door eiser op 8 en 22 april 2014 in [plaats 1] . Registratie [registratienummer 2] gaat over de situatie op 22 juli 2015 bij de [A] in [plaats 2] .

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen omdat de inhoud van deze registraties volgens verweerder juist is. Met betrekking tot registratie [registratienummer 1] wijst verweerder erop dat er weliswaar al eerder procedures zijn gevoerd ten aanzien van deze registratie waaruit afgeleid kan worden dat eiser niet tevreden was over de inzagen op 8 en 22 april 2014, maar dat eiser ten tijde van de inzagen zijn onvrede niet kenbaar heeft gemaakt. Ook heeft eiser in die voorgaande procedures geen gelijk gekregen dat zijn inzageverzoek niet goed is afgehandeld. Met betrekking tot registratie [registratienummer 2] wijst verweerder erop dat hij geen grond ziet om te twijfelen aan de juistheid van de omschrijving van het gebeurde in de registratie. Tot slot merkt verweerder op dat de desbetreffende registraties inmiddels zijn verwijderd.

De beroepsgronden

3. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder.

4. Eiser voert allereerst aan dat verweerder het verzoek/de verzoeken van eiser door had moeten sturen naar de korpschef van de eenheid dat de registraties heeft gemaakt, te weten [plaats 1] en [plaats 2] .

5. Eiser wil verder wijziging en/of verbetering van twee registraties op grond van artikel 28 van de Wpg . Registratie [registratienummer 1] moet verbetert/gewijzigd worden omdat hij steeds zijn ongenoegen heeft geuit over het verloop van de inzagen in april 2014.

Voor registratie [registratienummer 2] wijst eiser naar zijn eigen tijdslijn van gebeurtenissen en zijn eigen verklaring. Eiser wil met name dat in de registratie opgenomen wordt dat de politie hem onrechtmatig uit het gebouw van de [A] verwijderd heeft zonder naar de feiten en omstandigheden te vragen, en dat de politie en de [A] ook op andere punten onjuist en/of onrechtmatig gehandeld hebben. Eiser voert verder ten aanzien van beide registraties aan dat deze anders dan verweerder stelt, niet zijn verwijderd. De registraties zijn namelijk op te vragen voor de ‘poortwachters’ en de bewaartermijn is nog zeker tien jaar of langer. Met betrekking tot wijziging van beide registraties verzoekt eiser tot slot aan de rechtbank om aan verweerder een dwangsom op te leggen.

6. Eiser heeft in het beroepschrift ook aan de rechtbank verzocht om te oordelen dat verweerder alsnog goede uitvoering geeft aan zijn verzoek van 26 maart 2014 en dat verzoek ook als Wob-verzoek op te vatten. Ter zitting is besproken dat deze grond/dit verzoek vervalt.

Verzoek om geheimhouding

7. Verweerder heeft de politiegegevens die eiser heeft ingezien aan de rechtbank overgelegd. Verweerder heeft met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van deze gegevens. De rechtbank heeft op 17 maart 2022 beslist dat beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. In soortgelijke zaken wordt inmiddels echter de werkwijze gehanteerd dat de betreffende stukken ter zitting kunnen worden ingezien. Daarom hebben, in afwijking van de beslissing op 17 maart 2022, de rechtbank en eiser - met toestemming van verweerder - conform die werkwijze ter zitting kennisgenomen van de voorgenoemde stukken. Eiser heeft daarbij wel gesteld dat hij slechts met deze werkwijze akkoord is gegaan vanwege de voortgang in deze procedure. Eiser is voornemens om deze werkwijze voor te leggen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het oordeel van de rechtbank

Had verweerder het verzoek van eiser door moeten sturen?

8. De rechtbank van oordeel dat het verzoek van eiser op goede gronden niet is doorgestuurd naar de politie-eenheden die de registraties destijds hebben aangemaakt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

9. Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Wpg heeft de betrokkene het recht om aan de verwerkingsverantwoordelijke om rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verzoeken en rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring.

10. Uit de Wpg volgt dat de verwerkingsverantwoordelijke de korpschef is. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat dergelijke verzoeken op grond van de beleidslijn worden behandeld door de eenheid waar verzoeker zijn woonplaats heeft. Waar nodig overlegt de behandelende eenheid met de eenheid die de registratie heeft aangemaakt. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat in dit geval er geen noodzaak bestond om af te wijken van de beleidslijn. Gezien dit alles was verweerder naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om op de verzoeken van eiser te beslissen. Dat eiser aanvoert dat een ander verzoek wel is doorgestuurd naar politie-eenheid Haaglanden, maakt het oordeel niet anders. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit gegevens betrof in een oud systeem waar verweerder geen toegang toe had.

Heeft verweerder het verzoek om de registraties te wijzigen terecht afgewezen?

11. Ten aanzien van het verzoek om de registraties te wijzigen, stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover de verzoeken betrekking hebben op feiten, is het aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat deze feiten onjuist zijn.

Registratie [registratienummer 2]

12. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat registratie [registratienummer 2] feitelijk onjuist is. De enkele stelling van eiser (onder verwijzing naar zijn eigen verklaring en tijdslijn) dat de registratie niet juist is, geeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan de inhoud van de registratie te twijfelen. Eiser heeft zijn verklaring en tijdslijn niet onderbouwd. Daarbij komt dat eiser ter zitting heeft onderkend dat hij al buiten stond toen de politie arriveerde. Eiser komt daarmee terug op zijn stelling dat in de registratie ten onrechte niet is vermeld dat hij onrechtmatig door de politie uit het gebouw verwijderd is. Dat eiser ter zitting heeft toegelicht dat hij bedoeld heeft dat er in de registratie moet worden opgenomen wat er toentertijd ter plaatse met de verbalisant besproken is, maakt dit niet anders omdat eisers verzoek hier niet op ziet. Verder leent een registratie zich ook niet voor het opnemen van een oordeel over de rechtmatigheid van het handelen de bij de registratie betrokken/in de registratie genoemde personen.

Registratie [registratienummer 1]

13. In registratie [registratienummer 1] wordt het volgende vermeld over de inzage van 22 april 2014: “De kennisneming is naar tevredenheid van de heer [eiser] uitgevoerd.” Uit de toelichting van verweerder op zitting blijkt dat dit in de registratie is opgenomen door de desbetreffende medewerker omdat de inzage zonder strubbelingen is verlopen. Verweerder heeft echter ter zitting erkend dat eiser niet zelf heeft gezegd dat hij tevreden was. Naar het oordeel van de rechtbank is de inhoud van de registratie dan ook niet juist omdat deze zin tot verwarring kan leiden nu het slechts de mening van de medewerker betreft. Nu deze beroepsgrond slaagt, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om het onderzoek ter heropenen om de nadere stukken van eiser bij deze procedure te betrekken.

Verwijderen van registraties

14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende toegelicht dat de registraties zijn verwijderd in de zin van de Wpg. Verwijderd in de zin van de Wpg betekent niet vernietigd, maar dat de gegevens alleen nog te benaderen door een daartoe bevoegde politiefunctionaris, de “Poortwachter”. Door een Wpg-verzoek kan het gebeuren dat een verwijderde registratie deel gaat uitmaken van een procesdossier met betrekking tot dat verzoek. Deze registraties worden dan uitsluitend gebruikt om een besluit op een verzoek te kunnen verantwoorden en de registraties kunnen niet worden geraadpleegd voor de uitvoering van de politietaak.

Conclusie en gevolgen

15. De rechtbank zal gezien hetgeen in overweging 13 is overwogen het beroep in zoverre gegrond verklaren en het bestreden besluit in zoverre vernietigen. Zij zal verder met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dit betekent dat desbetreffende zin in de registratie als volgt dient te worden aangepast in het systeem van verweerder:

“(…) Naar de mening van [medewerker] is de kennisneming is naar tevredenheid van de heer [eiser] uitgevoerd omdat zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan.”

16. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de voorgenoemde aanpassing een dwangsom te verbinden.

17. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding aan eiser betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van 3 januari 2022 voor zover daarin is beslist dat registratie [registratienummer 1] niet wordt gewijzigd of verwijderd;

- bepaalt dat registratie [registratienummer 1] wordt aangepast op de hiervoor in overweging 13 genoemde wijze en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;

- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022.

griffier

Rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Artikel 28 van de Wet op politiegegevens (Wpg).

Artikel 1 aanhef en sub f onder 1° van de Wpg .

Zie onder meer de uitspraak van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3122.

Artikel 8, zesde lid, van de Wpg .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature