Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Overeenkomst van opdracht, opzegging, facturen niet betaald, schadevergoeding over de opzegtermijn van 6 maanden

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 9820868 UC EXPL 22-2674 CMR/51145

Vonnis van 27 juli 2022

inzake

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[geopposeerde] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,

verder ook te noemen [geopposeerde] ,

gedaagde partij in het verzet,

oorspronkelijk eisende partij,

gemachtigde: mr. A.A. Bart,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[opposante] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,

verder ook te noemen [opposante] ,

eisende partij in het verzet,

oorspronkelijk gedaagde partij,

gemachtigde: mr. P.P. Sadhoe.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de oorspronkelijke dagvaarding van 3 februari 2022;

het verstekvonnis van 9 maart 2022;

de verzetdagvaarding van 6 april 2022;

de conclusie van antwoord in oppositie;

het proces-verbaal van de rolzitting van 15 juni 2022, waar de spreeknotities van de gemachtigde van [opposante] aan zijn gehecht.

1.2.

Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2 Wat is er in deze zaak gebeurd?

2.1.

[geopposeerde] en [opposante] hebben in september 2013 een overeenkomst van opdracht gesloten, op grond waarvan [geopposeerde] schoonmaakwerkzaamheden verricht in het gebouw van [opposante] . In maart 2017 is deze overeenkomst uitgebreid met meer schoonmaakwerkzaamheden. Voor haar schoonmaakwerkzaamheden stuurt [geopposeerde] iedere maand een factuur aan [opposante] .

2.2.

[opposante] heeft de facturen van 30 april 2015, 30 april 2021, 16 december 2021 en 3 januari 2022 niet betaald. Daarom heeft [geopposeerde] betaling hiervan gevorderd, en ook betaling van zes toekomstige termijnen van in totaal € 10.970,34, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.

2.3.

In het verstekvonnis van 9 maart 2022 is de vordering van [geopposeerde] toegewezen, op de toekomstige termijnen die nog niet opeisbaar waren na, met een veroordeling van [opposante] in de proceskosten.

2.4.

[opposante] is het hier niet mee eens. [opposante] stelt dat zij de overeenkomst met [geopposeerde] vanwege een verhuizing heeft opgezegd op 6 augustus 2021, waardoor zij niet gehouden is alle facturen en toekomstige termijnen te betalen. Bovendien is de vordering tot betaling van de factuur van 30 april 2015 verjaard, heeft [geopposeerde] de factuur van 30 november 2021 betaald en heeft zij de overige facturen niet ontvangen. Daarom vordert [opposante] in verzet vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vorderingen van [geopposeerde] .

3 De beoordeling

3.1.

Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [opposante] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.

Wanneer heeft [opposante] de overeenkomst met [geopposeerde] opgezegd?

3.2.

[opposante] heeft de overeenkomst met [geopposeerde] opgezegd, maar partijen verschillen van mening over wanneer zij dat heeft gedaan. Volgens [opposante] heeft zij de overeenkomst op 6 augustus 2021 dan wel op 23 september 2021 per e-mail opgezegd. Volgens [geopposeerde] heeft [opposante] de overeenkomst pas op 11 januari 2022 opgezegd. Op die dag heeft [geopposeerde] namelijk van [opposante] een opzeggingsbrief ontvangen.

3.3.

In artikel 13 lid b van de algemene voorwaarden van [geopposeerde] staat het volgende: “Beëindiging van de overeenkomst kan, door beide partijen, slechts bij aangetekend schrijven geschieden. De opzegtermijn bedraagt in alle gevallen minimaal 6 maanden (…)”. Het vormvoorschrift om de opzegging aangetekend te versturen heeft in het algemeen de bedoeling dat er geen discussie kan ontstaan over of wel of niet is opgezegd. Van dat vormvoorschrift kan op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden afgeweken, wanneer het duidelijk is dat de overeenkomst al (eerder) is opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is daar in dit geval geen sprake van. Hierna wordt toegelicht waarom.

3.4.

[opposante] stelt dat zij op 6 augustus 2021 een e-mail heeft gestuurd aan [geopposeerde] met daarin het volgende: “(…) Enige tijd geleden al wel uitgebreid besproken, maar hierbij ook even per mail de bevestiging dat ons huurcontract aan de [adres] te [plaats] eindigt. Daarmee komt ook de behoefte aan uw diensten te vervallen, nogmaals dank voor de prettige samenwerking. (…)”. Op grond van artikel 3:37 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring pas werking, wanneer de verklaring de persoon heeft bereikt. Omdat [geopposeerde] betwist dat zij deze e-mail van [opposante] heeft ontvangen, is het aan [opposante] om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij deze e-mail heeft verzonden en dat [geopposeerde] deze heeft ontvangen. [opposante] stelt dat [geopposeerde] op deze e-mail heeft gereageerd, maar deze reactie van [geopposeerde] heeft [opposante] niet overgelegd. Zij heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat [geopposeerde] de e-mail heeft ontvangen. Als gevolg hiervan zal de kantonrechter aan deze e-mail geen verdere waarde hechten.

3.5.

Op 23 september 2022 hebben [opposante] en [geopposeerde] contact gehad via e-mail. [opposante] heeft een e-mail gestuurd aan [geopposeerde] , waarin onder andere het volgende staat: “(…) Wanneer kunnen we afspreken om de toegangstag in te leveren en jullie spullen op te halen? Onze voorkeur heeft donderdag 30 september rond 14:00uur. (…)”. [geopposeerde] heeft hierop dezelfde dag als volgt gereageerd: “(…) Mag ik even vragen waar dit over gaat? Ik ben totaal verbaasd over je mail en dat we onze spullen 30 september kunnen ophalen. Moet ik hieruit opmaken dat jullie de overeenkomst met ons willen opzeggen? (…)”, waarop [opposante] het volgende heeft geschreven: “(…) In juni hebben wij reeds mondeling besproken dat wij per 1 oktober het pand gaan verlaten, omdat het hotel ook hotelkamers gaat realiseren in dit gebouw. Voor mijn vakantie bedacht ik mij dat het ook wel ‘slim’ was om dit nog even per mail te bevestigen, dat heb ik naar [.] @ gestuurd. (…)”.

3.6.

Uit de bovenstaande e-mailcorrespondentie blijkt niet dat [opposante] duidelijk heeft laten weten dat zij de overeenkomst wilde opzeggen, ondanks dat [geopposeerde] hier expliciet naar heeft gevraagd. [opposante] heeft weliswaar gereageerd met het feit dat zij haar pand gaat verlaten, maar daarmee is niet gezegd dat zij ook de overeenkomst met [geopposeerde] wilde beëindigen. [geopposeerde] had immers haar schoonmaakdiensten ook in het nieuwe pand van [opposante] kunnen leveren, zonder dat daarvoor de overeenkomst zou moeten eindigen. Hoewel [geopposeerde] in haar e-mails aangeeft dat een opzegging moet plaatsvinden per aangetekende brief, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij de e-mail van [opposante] dus opvat als een opzegging, heeft [geopposeerde] later in een e-mail op 4 oktober 2021 het volgende aan [opposante] laten weten: “(…) Wij hebben geen reactie op onze mail noch een opzegging ontvangen. Wij kunnen vanaf donderdag 30-9 niet meer jullie kantoorpand aan de [adres] te [plaats] in. De toegangs tag werkt niet meer. Wat het voor ons onmogelijk maakt ons werk te doen. Tevens staan onze eigendommen nog in het pand. Graag ontvang ik van jou het adres waar jullie naartoe zijn verhuisd. (…)”. Uit deze e-mail blijkt dat [geopposeerde] niet is uitgegaan van een opzegging. [geopposeerde] heeft immers om het nieuwe adres van [opposante] gevraagd zodat zij haar schoonmaakwerkzaamheden in het andere pand kon gaan verrichten. Het was voor [geopposeerde] dus kennelijk niet duidelijk dat [opposante] de overeenkomst had opgezegd. Het lag op de weg van [opposante] om op deze e-mail te reageren en in duidelijke bewoordingen kenbaar te maken dat zij de overeenkomst wilde opzeggen, maar niet is gebleken dat zij dit heeft gedaan.

3.7.

De kantonrechter is gezien het bovenstaande van oordeel dat de e-mails van [opposante] van 23 september 2021 geen duidelijke verklaring bevatten die gericht is op het opzeggen van de overeenkomst met [geopposeerde] , waardoor in dit geval niet kan worden afgeweken van het vormvereiste van artikel 13 lid b van de algemene voorwaarden. Daarom moet er vanuit worden gegaan dat [opposante] de overeenkomst met [geopposeerde] heeft opgezegd door middel van de opzeggingsbrief van 10 januari 2022.

Moet [opposante] de facturen betalen aan [geopposeerde] ?

3.8.

[opposante] heeft de overeenkomst met [geopposeerde] opgezegd met de opzeggingsbrief die [geopposeerde] op 11 januari 2022 heeft ontvangen. De facturen van 30 april 2015, 30 oktober 2021, 16 december 2021 en 3 januari 2022 zijn van voor de opzeggingsdatum en deze moet [opposante] in beginsel dan ook betalen.

3.9.

Wat betreft de factuur van 30 april 2015 stelt [opposante] dat de vordering tot betaling hiervan verjaard is. Op grond van artikel 3:307 lid 1 BW verjaart een vordering tot nakoming vijf jaar na de dag van opeisbaar worden van die vordering. In dit geval is de dagvaarding niet binnen vijf jaar uitgebracht. De verjaring kan echter worden gestuit door een schriftelijke aanmaning (artikel 3:317 lid 1 BW). [geopposeerde] heeft meerdere aanmaningen uit 2017 overgelegd, waarmee de verjaring zou zijn gestuit. [opposante] betwist dat zij deze aanmaningen heeft ontvangen. Het ligt op de weg van [geopposeerde] om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen dat [opposante] deze heeft ontvangen, maar dit heeft zij niet gedaan. [geopposeerde] heeft geen concreet bewijsaanbod gedaan dat hierop is gericht. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om [geopposeerde] in de gelegenheid te stellen om dit bewijs alsnog te leveren. Daarom kan niet komen vast te staan dat [opposante] de aanmaningen heeft ontvangen, waardoor ook niet kan komen vast te staan dat de verjaring is gestuit. De vordering tot betaling van de factuur van 30 april 2015 is dan ook verjaard.

3.10.

Verder stelt [opposante] dat de factuur van 30 november 2021 ten onrechte wordt gevorderd, omdat zij deze op 31 december 2021 heeft betaald. Dit wordt door [geopposeerde] erkend. Uit de oorspronkelijke dagvaarding blijkt ook dat een bedrag van € 1.828,39 van het gevorderde bedrag is afgehaald. De factuur van 30 november 2021 is dus geen onderdeel van de vordering.

3.11.

Wat betreft de overige facturen (van 30 oktober 2021, 16 december 2021 en 3 januari 2022), voert [opposante] aan dat zij deze niet heeft ontvangen en dat zij daarom niet is gehouden deze facturen te betalen. Het niet ontvangen van een factuur betekent echter nog niet dat [opposante] de bedragen die op de facturen staan niet is verschuldigd. Ook zonder de facturen is [opposante] immers op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst gehouden het overeengekomen maandelijkse bedrag te betalen. De stelling dat [geopposeerde] de schoonmaakwerkzaamheden niet heeft verricht maakt dat niet anders. [geopposeerde] heeft immers aangegeven dat zij een jaarplanning heeft waarin de vaste opdrachten zijn afgestemd op het benodigde personeel en de beschikbare capaciteit. Bovendien kon [geopposeerde] het oude pand van [opposante] niet meer betreden en heeft [geopposeerde] geen antwoord gekregen op haar vraag wat het nieuwe adres is van [opposante] . Dit komt voor risico van [opposante] .

3.12.

De conclusie is dat [opposante] de facturen van 30 oktober 2021, 16 december 2021 en 3 januari 2022 moet betalen. Een bedrag van € 5.485,17 zal daarom worden toegewezen.

3.13.

[geopposeerde] vordert naast betaling van de facturen ook betaling van de maandelijkse termijnen van februari 2022 tot en met juli 2022, aangezien de opzegtermijn op grond van artikel 13 lid b van de algemene voorwaarden zes maanden bedraagt. [geopposeerde] heeft een jaarplanning die wordt afgestemd op de vaste opdrachten, waarbij rekening wordt gehouden met het benodigde personeel en de beschikbare capaciteit. De opzegtermijn van zes maanden is volgens haar in de overeenkomst opgenomen, zodat zij tijd heeft om een opgezegde opdracht te vervangen met een nieuwe opdracht. De kantonrechter begrijpt dat [geopposeerde] dus schadevergoeding vordert ter hoogte van zes maandelijkse termijnen vanwege de in acht te nemen opzegtermijn van zes maanden. [opposante] heeft daar geen (inhoudelijk) verweer tegen gevoerd. Dit bedrag van € 10.970,34 zal op die grond dan ook worden toegewezen.

Wettelijke rente

3.14.

Het verweer van [opposante] dat zij de facturen niet heeft ontvangen, heeft wel invloed op de datum van verzuim, dus vanaf wanneer [opposante] de wettelijke handelsrente moet betalen. [geopposeerde] heeft onvoldoende onderbouwd dat [opposante] de facturen heeft ontvangen. Zo heeft [geopposeerde] geen verzend- of ontvangstbewijs overgelegd en heeft zij ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de facturen op de portaal van [opposante] heeft geplaatst (zoals zij stelt gedaan te hebben). Daarom kan niet zomaar worden aangenomen dat de vervaldatum van de facturen de dag is waarop [opposante] in verzuim is. [geopposeerde] heeft bovendien onvoldoende onderbouwd vanaf wanneer zij de gevorderde wettelijke handelsrente van € 594,29 heeft berekend en hoe de berekening van het gevorderde bedrag tot stand is gekomen. De datum van verzuim kan dus niet worden vastgesteld. De kantonrechter zal daarom het gevorderde bedrag aan wettelijke handelsrente afwijzen en de wettelijke handelsrente berekenen vanaf de dag van de dagvaarding (3 februari 2022).

Buitengerechtelijke incassokosten

3.15.

[geopposeerde] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [geopposeerde] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter bepaalt het tarief aan buitengerechtelijke incassokosten aan de hand van de toegewezen hoofdsom. Daarom zal een bedrag van € 649,26 worden toegewezen.

3.16.

[geopposeerde] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met BTW. De gevorderde BTW is niet toewijsbaar, nu [geopposeerde] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben.

Proceskosten

3.17.

[opposante] heeft grotendeels ongelijk gekregen. Daarom zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van de verstek- en verzetprocedure aan de zijde van [geopposeerde] worden begroot op:

- dagvaarding € 108,41

- griffierecht € 514,00

- salaris gemachtigde € 746,00 (2 punten x tarief € 373,00)

Totaal € 1.368,41

3.18.

De gevorderde vergoeding van € 11,00 voor leges handelsregister worden door de kantonrechter geacht te zijn begrepen in het hiervoor toegewezen forfaitaire bedrag aan proceskosten. Deze kosten worden dan ook afgewezen.

3.19.

De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de hierna te bepalen wijze.

4 De beslissing

De kantonrechter:

4.1.

vernietigt het verstekvonnis van 9 maart 2022 en, opnieuw rechtdoende, veroordeelt [opposante] om aan [geopposeerde] te betalen € 6.134,43, met de wettelijke handelsrente over € 5.485,17 vanaf 3 februari 2022 tot de dag van betaling;

4.2.

veroordeelt [opposante] om aan [geopposeerde] te betalen € 10.970,34 voor de maanden februari 2022 tot en met juli 2022;

4.3.

veroordeelt [opposante] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [geopposeerde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.368,41, waarin begrepen € 746,00 aan salaris gemachtigde;

4.4.

veroordeelt [opposante] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [geopposeerde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

- € 124,00 aan salaris gemachtigde;

- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;

4.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

4.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature