U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

achteraf betalen, consumentenkrediet, overeenkomst vernietigd

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 9774587 UC EXPL 22-2155 CMR/51145

Vonnis van 27 juli 2022

inzake

de besloten vennootschap

[eiseres] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [eiseres] ,

eisende partij,

gemachtigde: E.A.P. van Lith,

tegen:

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde] ,

gedaagde partij,

procederend in persoon.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 15 maart 2021;

- de e-mails van 24 maart 2022 en 3 april 2022 van [gedaagde] ;

- de conclusie van repliek;

- de e-mail van 25 juni 2022 van [gedaagde] .

1.2.

Hierna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2 Wat is er in deze zaak aan de hand?

2.1.

[gedaagde] heeft via de webshop [webshop] laarzen besteld. Als betaalmethode heeft [gedaagde] gekozen voor betaling via [eiseres] . Dat wil zeggen dat [gedaagde] de gekochte laarzen achteraf, dus na aankoop, kon betalen. [eiseres] heeft [gedaagde] op 3 november 2020 een factuur gestuurd, met daarop het aankoopbedrag van € 163,35 en de kosten voor achteraf betalen van € 6,00. [gedaagde] heeft dit niet betaald. Daarom vordert [eiseres] in deze procedure het aankoopbedrag van € 163,35 plus rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] is het niet eens met deze vordering en heeft verweer gevoerd.

3 De beoordeling

Beoordeling van de verweren van [gedaagde]

3.1.

stelt dat hij de bestelling heeft geannuleerd en legt daarbij een e-mail van [eiseres] over waarin staat dat de factuur van 29 oktober 2020 met factuurnummer 2 [webshop] 100075247 is gecrediteerd. De factuur waar het in deze procedure om gaat is van 3 november 2020 met factuurnummer 2 [webshop] 100075241. De creditering ziet dus, zoals [eiseres] ook aanvoert, op een andere bestelling die [gedaagde] kennelijk eerder heeft gedaan. Niet is gebleken dat [gedaagde] voor de bestelling waar deze procedure over gaat ook heeft verzocht om annulering hiervan. Dat is door [gedaagde] niet verder onderbouwd. Dit verweer slaagt dus niet.

3.2.

Daarnaast voert [gedaagde] aan dat hij de bestelde laarzen nooit heeft ontvangen. Ook dit verweer gaat niet op. [eiseres] heeft een ondertekend ontvangstbewijs van pakketvervoerder DPD overgelegd, waaruit blijkt dat op 4 november 2020 een pakket is afgeleverd aan het adres waar [gedaagde] woont. Op het ontvangstbewijs staat dat het gaat om ‘ [.] ’, wat overeenkomt met de omschrijving van het product op de factuur van 3 november 2020. [gedaagde] voert nog aan dat er niemand thuis was en dat er op de camerabeelden niemand te zien is, maar dit heeft hij onvoldoende onderbouwd. Zo heeft hij bijvoorbeeld geen camerabeelden of andere stukken in het geding gebracht waar dit uit zou blijken. Gezien het door [eiseres] overgelegde ontvangstbewijs, stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] de laarzen heeft ontvangen.

Verdere beoordeling: is er sprake van een consumentenkredietovereenkomst?

3.3.

Volgens [eiseres] verstrekt zij geen (consumenten)krediet. Direct na het voltooien van de koopovereenkomst, bij de keuze van [gedaagde] voor het achteraf betalen van de laarzen via [eiseres] , heeft de webshop haar vordering op [gedaagde] aan [eiseres] verkocht. [eiseres] treedt dus uitsluitend in de rechten van de webshop en is, zo stelt zij, zelf geen overeenkomst met [gedaagde] aangegaan. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] hiermee bedoelt dat er geen sprake is van een consumentenkredietovereenkomst en dat daarom de consumentenbeschermende regels van titel 2A van boek 7 BW niet van toepassing zijn.

3.4.

De kantonrechter overweegt dat wanneer krediet of uitstel van betaling wordt verleend door een professionele kredietverstrekker aan een consument, zonder meer sprake is van een consumentenkredietovereenkomst (artikel 7:57 e.v. BW ). [eiseres] is een professionele partij die zich kennelijk toelegt op het verlenen van uitstel van betaling bij aankopen van zaken bij een webshop door consumenten. Dat verleende uitstel van betaling hangt onlosmakelijk met die specifieke koopovereenkomsten samen (zie artikel 7:57 lid 1 onder n BW ). Dat [eiseres] volgens haar zelf geen overeenkomst met [gedaagde] is aangegaan, doet om die reden niet ter zake. [eiseres] valt als professionele kredietverstrekker onder de definitie van ‘kredietgever’ (artikel 7:57 lid 1 onder b BW ) en is in die zin niet te vergelijken met de gemiddelde webshop of andere partij die het verkopen van zaken als (hoofd)activiteit heeft. Er is sprake van het verlenen van goederenkrediet door [eiseres] .

3.5.

Dat het verstrekte krediet onder een uitzondering zou vallen waarbij de consumentenbeschermende regelgeving niet van toepassing zou zijn (bijvoorbeeld artikel 7:58 lid 2 onder e BW ) is niet gesteld en ook niet gebleken. Nog afgezien van eventuele kosten die voor de betaalmethode direct in rekening kunnen worden gebracht, is namelijk in de toepasselijke voorwaarden van de webshop bedongen dat bij te late betaling rente en buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht. Bedongen rente en bedongen buitengerechtelijke incassokosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:57 lid 1 onder g BW als kosten van het krediet te rekenen. Dat betekent dat de kosten van het krediet in verhouding tot de hoogte daarvan beslist niet als onbetekenend zijn aan te merken, ook niet als deze kosten zijn beperkt tot wettelijke tarieven. Hieruit volgt dat de consumentenbeschermende regels naar het oordeel van de kantonrechter onverkort van toepassing zijn. Op grond daarvan moet geruime tijd voor het sluiten van de overeenkomst de in artikel 7:60 BW vermelde informatie aan de consument worden verstrekt en moet op grond van artikel 4:34 Wft diens kredietwaardigheid worden getoetst.

3.6.

Dat [eiseres] voorafgaand aan de overeenkomst haar informatieplicht en haar verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd, is in de dagvaarding niet gesteld en niet gebleken. Deze verplichtingen vormen de implementatie van artikel 8 van de Richtlijn 2008 /48 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten. Consumentenbeschermende bepalingen in het nationale recht, zoals genoemde artikelen, zijn een omzetting van Richtlijn 2008 /48 en moeten gelijk worden gesteld aan regels die naar nationaal recht van openbare orde zijn (zie ECLI:NL:GHARL:2019:5655). Als die verplichtingen niet zijn nagekomen (of dat, zoals in dit geval, niet kan worden vastgesteld), is niet voldaan aan een regel van openbare orde, zodat op grond van artikel 3:40 lid 1 BW vernietiging daarvan het gevolg moet zijn.

3.7.

In met deze zaak vergelijkbare zaken, geregistreerd onder zaaknummer 8897283 UC EXPL 20-9883 en zaaknummer 9377720 AC EXPL 21-1913 waarbij [eiseres] ook de eisende partij was, heeft de kantonrechter een tussenvonnis uitgesproken met daarin haar voornemen de kredietovereenkomst te vernietigen gelet op hetgeen onder 3.5 en 3.6 overwogen. In die zaken heeft [eiseres] bij aktes op dat voornemen gereageerd. De kantonrechter oordeelt dat deze aktes van [eiseres] , gezien de gelijkenis tussen deze zaak en de hiervoor genoemde vergelijkbare zaken, ook als ingebracht in deze zaak kunnen worden beschouwd. In de inhoud van de door [eiseres] genomen aktes ziet de kantonrechter geen aanleiding om op haar voornemen tot vernietiging terug te komen.

3.8.

Dit leidt ertoe dat de kantonrechter overgaat tot het vernietigen van de kredietovereenkomst. Dat heeft de volgende gevolgen:

Ten eerste ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen. Zoals eerder overwogen in 3.1 en 3.2 slaagt het verweer van [gedaagde] niet en is komen vast te staan dat [gedaagde] de door hem bestelde laarzen heeft ontvangen en behouden. Een vernietiging van de kredietovereenkomst brengt mee dat [gedaagde] het ontvangen maar nog niet terugbetaalde krediet van € 163,35 moet terugbetalen. De gevorderde hoofdsom van € 163,35 is daarmee toewijsbaar.

[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en rente. Omdat sprake is van een consumentenkredietovereenkomst, zijn die vergoedingen niet toewijsbaar.

3.9.

[gedaagde] heeft grotendeels ongelijk gekregen. Daarom zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:

- dagvaarding € 107,22

- griffierecht € 128,00

- salaris gemachtigde € 74,00 (2 punten x tarief € 37,00)

Totaal € 309,22

4 De beslissing

De kantonrechter:

4.1.

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 163,35;

4.2.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 309,22, waarin begrepen € 74,00 aan salaris gemachtigde;

4.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

4.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature