Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ingangsdatum bijstandsuitkering; geen bijzondere omstandigheden; beroep ongegrond

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/1803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.Y. Hofstra),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: E. Diepenbroek).

Procesverloop

Bij besluit van 25 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser met ingang van 10 augustus 2020 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend.

Bij besluit van 4 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2021 via Skype . Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontving tot 18 juni 2020 een bijstandsuitkering van de gemeente Gooise Meren. Sinds 18 juni 2020 is eiser dakloos, nadat zijn woning in Muiderberg was ontruimd. Op 10 augustus 2020 heeft eiser telefonisch contact opgenomen met een medewerker van het Sociaal Plein van verweerder en aangegeven dat hij een bijstandsuitkering wil aanvragen. Op 12 augustus 2020 heeft hij een bijstandsuitkering aangevraagd. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij 18 juni 2020 als ingangsdatum van de uitkering wenst.

2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser eerst op

10 augustus 2020 telefonisch contact met verweerder heeft opgenomen voor het indienen van een bijstandsaanvraag. Dit contact is daarom aangemerkt als de meldingsdatum en daarmee de ingangsdatum voor de uitkering. Van bijzondere omstandigheden om bijstand te verstrekken vóór deze meldingsdatum is niet gebleken.

3. Eiser is het niet eens met de beslissing van verweerder. Hij voert aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden die de ingangsdatum van 18 juni 2020 rechtvaardigen. Hij heeft zich op 17 juni 2020 gemeld bij de daklozenopvang De Cocon van verweerder (hierna: De Cocon) en heeft toen aan de bewaker gevraagd of hij daar terecht kon voor opvang. Eiser betoogt dat hij hiermee voldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij een bijstandsuitkering nodig heeft. Hij kwam er pas op 10 augustus 2020 achter kwam hij met ingang van 18 juni 2020 geen uitkering meer van de gemeente Gooise Meren ontving. Toen heeft hij zich (opnieuw) gemeld bij verweerder voor het aanvragen van een bijstandsuitkering.

4.1.

Uit artikel 44 van de Pw volgt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

4.2.

Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat er in beginsel geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden.

4.3.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in het geval van eiser geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat aan hem vanaf 18 juni 2020 een bijstandsuitkering moet worden verleend. Eiser heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hij zich op 17 juni 2020 al bij verweerder heeft gemeld voor het aanvragen van een bijstandsuitkering. Anders dan eiser heeft betoogd, brengt de enkele omstandigheid dat hij op 17 juni 2020 bij De Cocon zou hebben gemeld voor opvang niet met zich mee dat hij zich daarmee heeft gemeld voor een bijstandsuitkering. Uit wat eiser verder heeft aangevoerd, waaronder de stelling dat hij de brief van de gemeente Gooise Meren (van 22 juni 2020) waarin zijn uitkering werd beëindigd per 18 juni 2020 pas veel later heeft ontvangen omdat deze brief was gestuurd naar het adres waar eiser als gevolg van zijn ontruiming niet meer verbleef, volgt niet dat het voor hem niet mogelijk was om zich eerder dan op 10 augustus 2020 te melden voor het doen van een aanvraag.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van

mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

de rechter is verhinderd deze uitspraak

te ondertekenen

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijvoorbeeld in de uitspraak van 30 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:377.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature