U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Medeplegen poging tot zware mishandeling. Veroordeling tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uren.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/179445-20 en 16/155052-20 (tul)

Vonnis van de meervoudige kamer van 5 oktober 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (Marokko),

wonende aan [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] , hierna: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 21 september 2021. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor het vonnis op tegenspraak is.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.M.A.C. van de Wouw naar voren hebben gebracht, alsmede hetgeen de raadsvrouw van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. C.E. Hok-A-Hin, naar voren heeft gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.

Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:

primair: samen met anderen op 28 mei 2020 te [plaats] heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;

subsidiair: samen met anderen op die datum en in die plaats openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;

meer subsidiair: samen met anderen op voornoemde datum en plaats [slachtoffer] heeft mishandeld.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vindt dat sprake was van een voorgenomen gezamenlijke gewelddadige actie en dus van medeplegen. Volgens de officier van justitie hebben de verdachten geprobeerd om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, doordat zij met kracht tegen het hoofd van aangever hebben geslagen en getrapt. Algemene ervaringsregels leren dat het hoofd een zeer kwetsbare plek van het lichaam is. Door met kracht tegen het hoofd te slaan en te trappen, waarbij volgens de officier van justitie ook een scherp voorwerp is gebruikt, bestaat de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat aangever als gevolg van hun handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde. De raadsvrouw voert daartoe aan dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft alleen met zijn handen gevochten. Niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat er ook met een (steek)wapen is gevochten. Voor zover het slaan met een gordijnrails al tot een poging zware mishandeling kan leiden, was verdachte niet meer in de buurt toen dit gebeurde.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Tegenover de politie heeft verdachte - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

Een vriend van mij belde mij. Hij vertelde mij dat hij ging vechten met zware jongens omdat zij problemen met elkaar hebben. Nadat ik gebeld ben, ben ik direct naar hem in [locatie] toe gegaan. Het was bij een opvang van asielzoekers. Die vriend heet [medeverdachte] .

Op de zitting van 21 september 2021 heeft verdachte het volgende verklaard:

Op 28 mei 2020 heb ik achter het AZC aan de [adres 2] in [plaats] [slachtoffer] geslagen. Ik was onder meer samen met [medeverdachte] . In het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) herken ik mijzelf op de onderste foto op pagina 64 van het dossier als NNverdachte2.

Tegenover de politie heeft aangever [slachtoffer] het volgende - zakelijk weergegeven - verklaard :

Op 28 mei 2020 haalde dader 1 op het grasveld achter het AZC, gelegen aan de [adres 2] in [plaats] , met zijn rechtervuist uit die op mijn voorhoofd kwam. Dader 2 gaf mij een klap op het hoofd. Dader 2 en 3 hadden vrij spel om mij te slaan en te steken. Ik voelde aan alle kanten klappen op mijn hoofd. Ik voelde dat ik met een stok geslagen werd. Ik voelde veel pijn.

Uit een proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) van verbalisant [verbalisant 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:

Tijdens het onderzoek naar het incident op 28 mei 2020 aan de [adres 2] in [plaats] zijn beelden in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb deze beelden bekeken.

Een persoon komt linksboven het beeld inlopen. Deze persoon noem ik verder in mijn proces-verbaal: slachtoffer. Linksboven komen drie personen het beeld inlopen (de rechtbank begrijpt: NNverdachten 1, 2 en 3, waarvan verdachte te kennen heeft gegeven NNverdachte 2 te zijn). Hierna zie ik dat ze richting het slachtoffer lopen. Ik zie dat het slachtoffer achteruit loopt en dat de drie personen op hem af lopen. Ik zie dat het slachtoffer een voorwerp vast heeft. Ik zie op de beelden dat het slachtoffer met het voorwerp dat hij vast heeft om zich heen slaat. Het slachtoffer maakt slaande en zwaaiende bewegingen om zich heen. Ik zie dat hij dit doet richting de drie personen.

NNverdachte 2 maakt een slaande beweging richting het slachtoffer. NNverdachte 2 neemt een aanloop en zet zich af aan de grond. De andere verdachten volgen NNverdachte 2. Ik zie op de beelden dat er wordt geslagen en getrapt door alle verdachten richting en tegen het slachtoffer. Ik zie dat het slachtoffer op een laag muurtje zit en dat zijn hoofd en romp voorover hangen. Verder zie ik op de bewegende beelden dat NNverdachte 2 slaande bewegingen maakt richting het hoofd. Ik zie dat één van de verdachten rechts van het beeld wegloopt het grasveld op (de rechtbank begrijpt: NNverdachte 1). Een andere donker geklede verdachte maakt trapbewegingen richting het slachtoffer. NNverdachte 2 laat het slachtoffer los en rent weg. Op de bewegende beelden zie ik de in het donker geklede verdachte (de rechtbank begrijpt: NNverdachte 3) een trappende beweging maakt richting het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer ligt (de rechtbank begrijpt: op dat moment al) op de grond. Ik zie dat de verdachte een op een stang gelijkend voorwerp uit de handen van het slachtoffer trekt. Ik zie op de bewegende beelden dat de verdachte twee keer een slaande beweging maakt richting het slachtoffer.

Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:

Op 28 mei 2020 hoorden wij van de centralist dat er op het asielzoekerscentrum aan de [adres 2] in [plaats] iemand was neergestoken. Hierop zijn ik, verbalisant [verbalisant 2] , en mijn collega verbalisant [verbalisant 3] , naar deze locatie gegaan. Wij werden door een beveiliger gewezen naar de achterzijde van het terrein. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat er een man op de grond lag die niet bewoog en zijn ogen gesloten had. Ik zag dat man bloed had op zijn hoofd en op zijn voorhoofd en bij zijn oor. Ik zag dat hij meerdere bulten had op zijn voorhoofd. Ik zag dat er op of rond de bulten op zijn voorhoofd meerdere kleine verwondingen zaten. Ik schat dat de verwondingen ongeveer 3 millimeter doorsnee waren.Ik zag tevens dat er in het gras een wit stalen stang lag. Deze stang was vermoedelijk een gordijnrails welke was afgebroken.

Uit het proces-verbaal van relaas van verbalisant [verbalisant 4] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:

Door een opsporingsambtenaar van de forensische opsporing werden verschillende foto’s gemaakt van het letsel van aangever [slachtoffer] . De foto’s zien op het volgende letsel:

Steekwond been

Gescheurd oor en rode striem

Blauwe en beurse plekken.

Bewijsoverwegingen

Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met twee anderen heeft geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Over het opzet op zwaar lichamelijk letsel en medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.

Medeplegen

De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat medeplegen kan worden bewezenverklaard, als vast komt te staan dat bij het begaan van een feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Medeverdachte [medeverdachte] had die bewuste avond verdachte laten weten dat hij zou gaan vechten. Verdachte is vervolgens naar het AZC gegaan en heeft daar samen met de medeverdachten de aanval geopend op aangever. Zoals hiervoor al is overwogen, hebben verdachte en de medeverdachten aangever daarbij gelijktijdig een aanzienlijk aantal klappen, stompen en trappen gegeven. Aangever is toen, zoals blijkt uit zijn verwondingen, ook nog met een scherp voorwerp gestoken. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op een zeker moment weggelopen. Voordat ook de andere medeverdachte is weggelopen, heeft deze medeverdachte aangever nog tegen het hoofd getrapt en tweemaal met een gordijnrails geslagen.

Naar het oordeel van de rechtbank was tijdens de gehele geweldspleging sprake van medeplegen, ook terzake van het geweld dat plaatsvond toen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] al waren weggelopen. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van een gezamenlijk plan om te gaan vechten. De verdachten hebben met het opzet om geweld te gaan gebruiken, gezamenlijk de aanval op aangever ingezet. Het enkele feit dat verdachte zich als tweede heeft onttrokken, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat het geweld dat na zijn vertrek heeft plaatsgevonden, niet meer aan hem kan worden toegerekend. Daarvoor acht de rechtbank van belang dat de betreffende geweldshandelingen slechts seconden na het vertrek van verdachte plaatsvinden (trappen tegen het hoofd: een seconde na zijn vertrek, en het afpakken van en slaan met de gordijnrails: vanaf drie seconden na zijn vertrek), en dat het geweld in lijn ligt met het (ook al excessieve) geweld dat verdachte met de medeverdachten daarvoor al op aangever had uitgeoefend, waarbij - zo merkt de rechtbank nadrukkelijk op - ook al een scherp voorwerp werd gebruikt. Dat maakt dat de rechtbank verdachte ook verantwoordelijk houdt voor de geweldshandelingen die plaatsvonden kort nadat hij de geweldspleging zelf had gestaakt.

Opzet op zwaar lichamelijk letsel

Uit het proces-verbaal van de camerabeelden, het bij aangever geconstateerde letsel en de aangifte blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten aangever gelijktijdig en met kracht een aanzienlijke hoeveelheid klappen, stompen en trappen tegen het hoofd en het lichaam hebben gegeven. Zelfs toen aangever op een gegeven moment op een muurtje zat en met zijn romp en hoofd voorover hing, zijn verdachte en zijn medeverdachten hiermee doorgegaan. Uit de aard van de verwondingen blijkt dat aangever ook nog met een scherp voorwerp is gestoken. Aangever heeft immers een steekwond in zijn been opgelopen en is gehecht aan een snee in zijn oor. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden blijkt daarnaast dat aangever, toen hij op de grond was gekomen, ook nog tegen het hoofd is geschopt en tweemaal met een voorwerp is geslagen. Gelet op het feit dat naast aangever een gordijnrails is gevonden, gaat de rechtbank ervan uit dat aangever met die gordijnrails is geslagen.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat aangever door [medeverdachte] en zijn medeverdachten meermaals met kracht tegen het hoofd en het lichaam is geslagen, gestompt en geschopt, dat hij met een scherp voorwerp is gestoken en dat hij meermaals met een gordijnrails is geslagen.

Het is een feit van algemene bekendheid dat het stompen en trappen met geschoeide voet tegen in het bijzonder een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd, kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In dit geval komt daar nog eens bij dat toen de aangever op een zeker moment op de grond was terecht gekomen, er van bovenaf met kracht tegen zijn hoofd werd getrapt. Bovendien hebben de verdachten bij het plegen van het geweld een scherp voorwerp en een stuk gordijnrails gebruikt. Ook daarmee hebben de verdachten het risico genomen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

Verdachte en de medeverdachten hebben door zo te handelen als hierboven is besproken dan ook minst genomen willen en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 28 mei 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer]

- meerdere malen heeft geslagen/getrapt op/tegen het hoofd en het lichaam en

- terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag meerdere malen met een gordijnrails tegen het lichaam heeft geslagen en

- met een scherp voorwerp heeft gestoken in het been,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

primair : medeplegen van poging tot zware mishandeling.

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat verdachte een heel ernstig feit heeft gepleegd. Zij houdt bij haar eis ook rekening met het aandeel van aangever in het ontstaan van het conflict.

De officier van justitie ziet geen reden om in deze zaak af te wijken van het uitgangspunt dat iemand vanaf 18 jaar oud wordt gestraft volgens het volwassenenstrafrecht. De officier van justitie vindt dat bij de ernst van het feit alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt de rechtbank om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Daarnaast verzoekt de verdediging de rechtbank om aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf. Bij het bepalen van de straf verzoekt de raadsvrouw om rekening te houden met het feit dat verdachte niet tijdig in verzekering is gesteld en dat hij tweemaal is aangehouden voor deze zaak.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan

Verdachte heeft met twee anderen met kracht tegen het hoofd en het lichaam van aangever geslagen, gestompt en getrapt, waarbij ook gebruik is gemaakt van een scherp voorwerp en een gordijnrails. Dat het letsel van aangever relatief beperkt is gebleven en het aldus bij een poging zware mishandeling is gebleven, is niet aan verdachte te danken geweest.

Door dit handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Behalve de impact van dit feit op het slachtoffer, dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.

De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening mee dat aangever ook een aandeel heeft gehad in de escalatie van de situatie. Aangever is immers naar het AZC gekomen en had een slagwapen bij zich.

De persoon van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 12 augustus 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.

Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 28 april 2021, opgesteld door M. de Jong, reclasseringswerker. Daarin is te lezen dat verdachte niet heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit reclasseringsadvies. De reclassering geeft aan dat zij onvoldoende beschikbare informatie over verdachte heeft om een advies uit te brengen over de noodzaak van interventies of de eventuele toepassing van het adolescentenstrafrecht. Bij de reclassering was uit een eerder gesprek met verdachte wel bekend dat hij twee jaar geleden naar Nederland is geëmigreerd, dat zijn moeder recent is overleden en dat hij inmiddels is verloofd en wordt ondersteund door Stadsteam Back Up.

Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een e-mail van Stadsteam Back Up. Daaruit volgt dat verdachte veel sturing en aandacht nodig heeft en vaak dingen niet begrijpt en er mogelijk sprake is van LVB-problematiek. Ook volgt hieruit dat verdachte zijn woning en inkomen zal kwijtraken als aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.

Volwassenenstrafrecht

De rechtbank stelt vast dat verdachte net meerderjarig was ten tijde van het plegen van het feit. Voor volwassenen vanaf 18 jaar oud geldt het uitgangspunt dat zij volgens het volwassenstrafrecht worden berecht. Alleen in uitzonderingsgevallen kan een jongvolwassene toch volgens de regels van het jeugdstrafrecht worden berecht. Dat in deze zaak sprake is van zo’n uitzondering, is onvoldoende gebleken. Aldus past de rechtbank het volwassenenstrafrecht toe. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf wel rekening met de jonge leeftijd van verdachte.

Vormverzuimen

De raadsvrouw van verdachte heeft erop gewezen dat verdachte te laat in verzekering is gesteld en dat hij tweemaal is aangehouden voor deze zaak. De rechtbank volstaat met een constatering van deze verzuimen en verbindt hier verder geen gevolgen aan.

Conclusie

De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de straf gekeken naar oriëntatiepunten die rechters gebruiken bij het bepalen van de straf (LOVS). Voor een zware mishandeling door opzettelijk toebrengen van middelzwaar letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. In dit geval is het gebleven bij een poging tot zware mishandeling.

De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf alleen onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het delict. Wel ziet de rechtbank in de persoon van verdachte aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die maakt dat verdachte weer moet vastzitten. Verdachte wordt begeleid door het Stadsteam Back Up en er is mogelijk sprake van LVB-problematiek. De rechtbank vindt het niet wenselijk dat de begeleiding die verdachte krijgt door het uitzitten van een gevangenisstraf wordt doorkruist. Verder houdt de rechtbank ook rekening met de jonge leeftijd van verdachte, alsmede met de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd. De rechtbank zal dan ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf het voorarrest niet zal overschrijden. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Verder zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen om verdachte te confronteren met de gevolgen van zijn handelen.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is:

een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (2 dagen) met een proeftijd van 2 jaar;

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

8.3.1

BESLAG

8.4

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen schoenen, trui en broek retour worden gegeven aan verdachte. Het is voldoende duidelijk dat deze goederen aan hem toebehoren.

8.5

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen voorwerpen die aan verdachte toebehoren.

8.6

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal teruggave gelasten van de inbeslaggenomen schoenen, trui en broek aan verdachte.

9 BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.215,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.215,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het ten laste gelegde feit.

9.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de immateriële schade slechts voor een gedeelte toegewezen moet worden tot een bedrag van € 2.500,00, ook gelet op het eigen aandeel van aangever. De officier van justitie verzoekt de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 150,00 betreffende de kleding van aangever. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de telefoon is sprake van onvoldoende causaal verband. Het totale toegewezen bedrag moet volgens de officier van justitie hoofdelijk worden opgelegd en worden vermeerderd met de wettelijke rente. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd, zonder gijzeling.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de gehele vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering te ingewikkeld is om in dit strafgeding te behandelen.

Over de immateriële schade stelt de raadsvrouw dat onduidelijk is of, en zo ja, waarom aangever het bewustzijn verloor. Het kan ook andere oorzaken dan de toepassing van het geweld hebben. Er is verder sprake van eigen schuld op grond van artikel 6:101, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek . Onmogelijk is echter om vast te stellen hoe groot het eigen aandeel van aangever is geweest. Volgens de raadsvrouw zijn de gestelde schade en de relativiteit ook onvoldoende onderbouwd. Voor de geclaimde schade als gevolg van het verliezen van de telefoon bestaat onvoldoende verband tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de kleding (€ 150,00) een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zal deze schadepost van de materieel gevorderde schade dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.

De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat, ook na meeweging van een bepaalde mate van eigen schuld doordat aangever samen met een vriend naar het AZC is gegaan met een slagwapen, in elk geval een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade is geleden door de benadeelde partij en verdachte hiervoor mede aansprakelijk is. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde schade, een immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2020 tot de dag van volledige betaling.

Ten aanzien van dat deel van de vordering dat het bedrag van € 1.500,- te boven gaat, dient

- mede gelet op het beroep op eigen schuld in de zin van artikel 6:101, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek - voor de vaststelling van de aansprakelijkheid nader onderzoek te worden verricht. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat behandeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Over de gevorderde materiële schade die ziet op de telefoon is de rechtbank van oordeel dat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal deze schadepost dan ook afwijzen.

Hoofdelijkheid

De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.

Schadevergoedingsmaatregel

Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 1.650,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2020, tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met gijzeling.

Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

10 VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich ook de vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16/155052-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 16 oktober 2020 van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren waarvan een gedeelte van 20 uren voorwaardelijk, met bevel dat het voorwaardelijke gedeelte van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

10.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging nietontvankelijk verklaard dient te worden, omdat het bewezenverklaarde feit niet in de proeftijd is gepleegd.

10.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw stelt zich eveneens op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging nietontvankelijk moet worden verklaard, omdat het bewezenverklaarde feit is gepleegd buiten de proeftijd.

10.3

Het oordeel van de rechtbank

De proeftijd van de op 16 oktober 2020 opgelegde voorwaardelijke straf liep van 30 oktober 2020 tot en met 29 oktober 2022. Het bewezenverklaarde feit dateert van 28 mei 2020 en aldus van voor deze veroordeling. Dat betekent dat het feit buiten de proeftijd is gepleegd.

De rechtbank verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook niet-ontvankelijk.

11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen;

- bepaalt dat een gedeelte van 88 dagen van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast;

- als voorwaarde geldt dat verdachte:

o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (twee dagen) op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;

- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;

Beslag

- gelast de teruggave aan de rechthebbende van:

o de schoenen, goednummer G2635135;

o de trui, goednummer G2635136;

o de broek, goednummer G2635137;

Benadeelde partij

- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.650,00, bestaande voor een bedrag van € 150,00 uit materiële schade en voor een bedrag van € 1.500,00 uit immateriële schade;

- veroordeelt verdachte tot (hoofdelijke) betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;

- wijst de vordering van de [slachtoffer] voor wat betreft het meer of anders gevorderde ten aanzien van de materiële schade af;

- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;

- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.650,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2020, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 26 dagen gijzeling;

- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd

als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;

Vordering tenuitvoerlegging

- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/155052-20.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. T.T. van den Dool en M. Neijenhuis, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2021.

De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 28 mei 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

voornoemde [slachtoffer]

- één of meerdere malen heeft geslagen/gestompt/geschopt/getrapt in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam en/of

- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer] (bewegingsloos) op de grond lag) één of meerdere malen met een gordijnrails, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of

- één of meerdere malen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft

gestoken in/op het been, in elk geval het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen

misdrijf niet is voltooid;

(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen

leiden:

hij op of omstreeks 28 mei 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer]

- één of meerdere malen te slaan/stompen/schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het

lichaam en/of

- ( vervolgens)(terwijl voornoemde [slachtoffer] (bewegingsloos) op de grond ligt) één of meerdere malen met een gordijnrails, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of

- één of meerdere malen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, te steken in/op het been, in elk geval het lichaam;

(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 28 mei 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]

- één of meerdere malen te slaan/stompen/schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het

lichaam en/of

- ( vervolgens) (terwijl voornoemde [slachtoffer] (bewegingsloos) op de grond ligt) één of meerdere malen met een gordijnrails, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of

- één of meerdere malen met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, te steken in/op het been, in elk geval het lichaam.

(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 juli 2020, genummerd 2020217880, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 229. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 171.

Het proces-verbaal van aangifte van 28 mei 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , p. 42-43.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 62.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 63.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 64.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 65.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 66.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 67.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 68.

Het proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 69.

Het proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 21.

Het proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2020, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 22.

Het proces-verbaal van relaas van 8 juli 2020, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 7.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature