U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

WOZ (woning); procesbelang huurder; procespositie gemachtigde eiser; vergelijkingsmethode; ongegrond; proces-verbaal mondelinge uitspraak.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/3550

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J.H. Maas),

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder

(gemachtigde: M.F.M. Boerlage).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 132.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019.

In de uitspraak op bezwaar van 25 augustus heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift en taxatiematrix ingediend.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 19 maart 2021. De rechtbank heeft het onderzoek toen geschorst en [eigenaar] als eigenaar van de woning in de gelegenheid gesteld om als derde partij deel te nemen aan de procedure.

De behandeling van de zaak is voortgezet op 24 november 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] , taxateur. De eigenaar van de woning heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om als derde-partij aan de procedure deel te nemen.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij de door de gemachtigde van eiser gekozen procespositie onbegrijpelijk vindt. Eiser is de huurder van de woning, er is geen belastingaanslag aan hem opgelegd waarbij de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd en er lijkt geen enkele relatie te zijn tussen deze procedure over de WOZ-waarde en de belangen van eiser. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting verklaard ook niet te weten waarom eiser een lagere WOZ-waarde wil. Hij heeft toegelicht dat zijn kantoor procedures voert over WOZ-beschikkingen als de cliënten die voorleggen en een procedure over de WOZ-waarde een kans van slagen heeft. Bij huurders van woningen wordt geen navraag gedaan naar het achterliggende belang en er wordt ook niet aan cliënten uitgelegd dat een verlaging van de WOZ-waarde voor hen nergens toe kan leiden. De rechtbank is ermee bekend dat ook huurders die een WOZ-beschikking ontvangen belanghebbende zijn bij die beschikking en ook procesbelang worden geacht te hebben in een procedure bij de rechtbank. Hoewel de rechtbank de zaak dus zal behandelen, doet dat niet af aan de verantwoordelijkheid van de gemachtigde van eiser om op een zorgvuldige manier om te gaan met het voeren van procedures.

2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix, en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt. Uit de taxatiematrix blijkt bovendien dat de gehanteerde woningwaarde per vierkante meter lager ligt dan elk van de gerealiseerde verkoopprijzen per vierkante meter van de referentiewoningen. Verweerder maakt daarmee aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning, zoals de staat van onderhoud en de voorzieningen. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.

3. Hoewel de uitspraak op bezwaar summier gemotiveerd is, voldoet deze naar het oordeel van de rechtbank wel aan de eisen die hieraan worden gesteld.

4. Naar het oordeel van de rechtbank kan het ontbreken van de correctie op de VvE-reserve van [adres 2] er niet toe leiden dat verweerder de WOZ-waarde van de woning niet aannemelijk heeft gemaakt omdat de verschillen met de woning ook met inachtneming van de correctie, in voldoende mate tot uitdrukking komen in de WOZ-waarde. Met toepassing van een correctie van de VvE-reserve van ongeveer € 2573,-, valt de verkoopprijs van deze referentiewoning iets lager uit (€ 3390,- p/m³, in plaats van € 3446,- p/m³). De rechtbank is van oordeel dat er tussen deze lagere gerealiseerde verkoopprijs per kubieke meter en de gehanteerde woningwaarde (€ 2878,- p/m³) voldoende ruimte aanwezig is om verschillen in voorzieningen en staat van onderhoud op te vangen. De beroepsgrond slaagt niet.

5. De rechtbank overweegt verder dat de waarde van de woning op grond van de Wet WOZ voor elk kalenderjaar opnieuw moet worden bepaald aan de hand van verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. Dat de WOZ-waardes van andere woningen niet in lijn liggen met de eigen verkoopcijfers van die woningen, kan aan daaraan niets af doen omdat de WOZ-waarde van de woning moet worden bepaald aan de hand van verkoopcijfers en niet aan de hand van WOZ-waardes van andere woningen. Van de door eiser gestelde willekeur is geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.

De rechter is verhinderd

dit proces-verbaal te ondertekenen.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature