Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor diefstal in vereniging met braak en (bedreiging met) geweld in een tuinhuisje en vernieling van enkelband. Toepassing ASR . Rechtbank legt 240 dagen jeugddetentie op, 163 dagen voorwaardelijk met bijz. vw . en een werkstraf van 60 uren.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummers: 16/131951-21; 16/146141-19 (TUL) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1] , [woonplaats 1] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 november 2021 en 3 december 2021.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Dogan advocaat te Utrecht, alsmede de raadsvrouw M. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

Ter terechtzitting is ook mw. L. ter Heerd , namens de jeugdreclassering, aanwezig.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

t.a.v. feit 1: op 27 maart 2021 te Veenendaal samen met anderen met braak en (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft gestolen;

t.a.v. feit 2: op 4 augustus 2021 te [plaats 1] zijn enkelband, toebehorende aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid DV&O, heeft vernield.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

Feit 1:

[slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:

Op 27 maart [2021] omstreeks 00:55 uur bevond ik mij in de schuur bij mijn ouders gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats 2] . Korte tijd later stonden er vijf man voor de deur. Ik zag en hoorde dat ze het raam van de toegangsdeur van de schuur insloegen. Een vriend van mij genaamd [slachtoffer 6] kreeg daarbij glas in zijn gezicht en bloedde ook. De mannen gooiden direct met stoelen naar ons en sloegen ons met gebalde vuist. Ik zag dat één van de mannen een ketting bij zich had en hiermee [slachtoffer 2] raakte in de nek. Vervolgens zag ik dat de mannen een paar jassen en een speaker meenamen.

[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] werden geraakt door de stoelen, zij bleven namelijk beneden. Ik was naar boven gegaan met [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] . Ik weet zeker dat ik klappen kreeg van twee personen. Dit waren kale jongens. Ik werd meerdere keren kort achter elkaar met vuisten geslagen. [verdachte] heeft een lachgasfles en mijn winterjas (merk Armani) meegenomen. In die jas zat cashgeld (120 à 130 euro) en mijn sleutels. Ik zag dat hij ook de jas van [slachtoffer 4] meenam (merk Airforce). Ik heb gezien dat [slachtoffer 5] ook klappen kreeg van de kale mannen die mij ook sloegen. Ik heb gezien dat [slachtoffer 5] door hen met hun vuisten werd geslagen.

Ik heb aan beide kanten van mijn hoofd pijn. Ik heb een blauwe plek op mijn slaap aan mijn linkerzijde en op mijn achterhoofd heb ik een hoofdwond. Ik heb ook pijn aan mijn neus en aan mijn rechterjukbeen onder mijn oog. Ik heb ook letsel opgelopen aan mijn onderlip en aan een tand in mijn onderkaak. Aan mijn linker bovenbeen ondervind ik ook pijn.

[slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard:

Ik zag dat de ruit van de tuindeur met een kettingslot werd ingeslagen. De groep jongens kwam op mij erg agressief over. Een jongen kwam op mij afrennen en stootte mij tweemaal met gebalde vuist op mijn linkerwang. De jongen in het midden van de ruimte met het kettingslot in zijn hand schreeuwde dreigende taal. Ik maak jullie allemaal dood. Een jongen uit de groep tegenover mij gooide met lege flessen door de ruimte heen. Een lege fles raakte [slachtoffer 2] tegen zijn borst. De jongen die mij had geslagen pakte mijn JBL speaker en verliet de ruimte. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd geslagen met het kettingslot in zijn nek.

[slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard:

Ik zag en hoorde dat de mannen het ruitje van de deur intikten en er glas in het rond vloog. Ik zag dat een van de mannen een kettingslot in zijn handen had. Ik zag de mannen stoelen en flessen drank naar ons toe gooiden. Teven hoorde ik een van de mannen roepen: ‘Wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood’. Ik zag dat de man met het kettingslot uithaalde en dat hij het kettingslot met kracht in mijn nek sloeg. Ik voelde gelijk pijn in mijn nek. De man had mij aan de linkerzijde van mijn nek geslagen. Ik zag dat de mannen met bekers die op de tafel stonden gooiden. Ik zag dat een van de mannen de JBL box van [slachtoffer 3] oppakte en naar buiten liep. Ik hoorde een van de mannen op de vliering tegen [slachtoffer 4] zeggen dat hij zijn jas uit moest doen en aan hem moest geven. [slachtoffer 4] heeft vervolgens zijn jas afgegeven. Voordat de mannen weggingen zag ik dat een van de mannen de jas van [slachtoffer 1] van de kapstok pakte en meenam.

[slachtoffer 6] heeft onder meer het volgende verklaard:

De mannen hebben de ruiten van de deur ingeslagen en zijn binnengekomen. Ze begonnen meteen iedereen die binnen was te slaan. Ik ben vervolgens naar boven gelopen. Drie van deze mannen kwamen naar boven en begonnen mij te slaan. Ik ben hard op mijn hoofd geslagen en ben even out gegaan. De mannen zijn door gegaan en hebben van alles kapot geslagen. Ze hebben toen spullen gepakt en zijn in een auto gestapt en hard weg gereden.

Verbalisant [verbalisant 1] verneemt van aangever [slachtoffer 1] dat de volgende goederen waren weggenomen:

- Snellader en kopje;

- JBL oortjes.

Rondom het tuinhuis zijn diverse camera’s aanwezig. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van het incident bekeken en verbalisant het volgende:

Ik zie dat [verdachte] diverse goederen in beide handen draagt, deze droeg hij nog niet toen hij richting het pad rende. Ik zie dat de achterste persoon, NN3 [herkend door verbalisant [verbalisant 3] als zijnde [medeverdachte]], in zijn rechterhand een aantal jassen vasthoudt en in zijn rechterhand een langwerpig voorwerp dat in zijn hand bungelt. Ik zie dat beide personen over het hek heen klimmen en richting het voertuig rennen.

Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:

‘Ik heb iemand gebeld. Ik wilde sowieso die sigaretten hebben. Ze kwamen met de auto en toen zijn we naar binnen gegaan. Ik weet dat ik iemand heb geslagen, maar het kunnen ook twee personen zijn. Ik heb een donkere jongen gestompt. Ik heb gezien dat iemand anders een van de jongens sloeg met een kettingslot. Ik weet niet meer wat ik heb meegenomen. Volgens mij was het lachgas en die JBL-box zou ook kunnen.’

Feit 2:

Namens DV&O is er aangifte gedaan. Uit de aangifte komt onder meer het volgende naar voren:

Ik verklaar dat de deelnemer [verdachte] apparatuur voor deelname aan elektronisch monitoring, te weten een enkelband met transponder van het type Buddi Smart Tag 4 in bruikleen had.

Plaats delict: A27 ter hoogte van [plaats 1] , [straat 1] , [plaats 1]Pleegdatum/tijd: 4 Augustus 2021.

Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:

‘Het was heel dom om die band door te knippen’.

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

t.a.v. feit 1:

op 27 maart 2021 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met anderen,

- een speaker (merk: JBL) en

- meerdere jassen (merk: Armani en Airforce) en

- een oplader en

- oortjes (merk: JBL) en

- een hoeveelheid contant geld (ongeveer: 150 euro) en

- meerdere tanks/flessen met lachgas en

- meerdere sleutels,

toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik heeft gebracht door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- die voornoemde personen meerdere keren te slaan en/of te stompen in/op het gezicht en het lichaam; en

- die voornoemde [slachtoffer 2] éénmaal met een kettingslot te slaan in/op/tegen de nek; en

- meerdere malen met stoelen en flessen en bekers te gooien tegen (en in de richting van) die voornoemde personen; en

- die voornoemde personen de woorden toe te voegen "ik maak jullie allemaal dood" en/of "wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

en t.a.v. feit 2:

op 4 augustus 2021 te [plaats 1] , opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband toebehorende aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie DV&O, heeft vernield.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

t.a.v. feit 1: diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

t.a.v. feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

- een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 162 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering

- een werkstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft de rechtbank verzocht om het aantal uren werkstraf te matigen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte bij de politie gelijk verklaard heeft hoe het is gegaan en direct contact heeft opgenomen met een aantal van de jongens om zijn excuus aan te bieden. Voorts heeft het veel voeten in de aarde gehad om verdachte in Spanje te krijgen voor een intensieve behandeling die gestart wordt ver weg van zijn gebruikelijke omgeving en contacten en verdachte is zich er bewust van dat hij deze laatste kans moet aannemen. Wanneer verdachte terugkomt in Nederland en hier moet aarden, kan een dermate hoge taakstraf ervoor zorgen dat verdachte overvraagd wordt.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en aan vernieling van een enkelband. Verdachte en zijn mededaders zijn op privéterrein een tuinhuisje binnengevallen waar aangever [slachtoffer 1] met zijn vrienden aanwezig was. Op deze plek hadden zij zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte en zijn mededaders hebben hier een grote ravage aangericht, veel geweld gebruikt en dure goederen meegenomen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met een groep, bestaande uit overwegend volwassen personen, fors geweld heeft gebruikt tegen een groep minderjarigen. De slachtoffers zijn erg bang geweest en [slachtoffer 2] is door het ambulancepersoneel ter controle meegenomen naar het ziekenhuis. De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte bovendien rekening met het feit dat verdachte de medeverdachten onder valse voorwendselen heeft opgetrommeld en heeft opgejut tegen de slachtoffers in deze zaak, waarbij de verdachte kon verwachten dat er geweld zou worden gebruikt.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 oktober 2021, waaruit blijkt dat verdachte op 5 mei 2021 een strafbeschikking bestaande uit een geldboete ter hoogte van €300,- opgelegd heeft gekregen. De rechtbank houdt hier ingevolge artikel 63 Sr rekening mee bij het opleggen van de straf. Ook is verdachte eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van de reclassering van 26 november 2021, opgemaakt door mw. D. Gerrits , reclasseringsmedewerker. In dit rapport beschrijft de reclassering dat verdachte sinds februari 2020 begeleid wordt door de William Schrikker jeugdreclassering, dat hij gestart was bij GGNet [locatie] en dat hij een zelfstandige woonruimte had en begeleid werd door Jong Plus. Naar aanleiding van de huidige verdenking heeft er elektronische monitoring plaatsgevonden en wegens het overtreden van voorwaarden werd verdachte in augustus 2021 teruggemeld door de jeugdreclassering. Na het doorknippen van zijn enkelband is verdachte opnieuw aangehouden door de politie. Bij de tweede schorsing is als voorwaarde gesteld dat verdachte mee moet werken aan opname bij buitenlandproject [naam project] in Spanje. Het gaat daar goed met verdachte en hij houdt zich aan de dagstructuur. Verdachte heeft een goede start gemaakt door zijn behandeling aan te vangen ver van zijn gebruikelijke contacten en vertrouwde omgeving en zich te conformeren aan dit buitenlandproject. De reclassering schat de recidivekans hoog en acht het van belang dat dit traject wordt voortgezet en hetgeen hij in Spanje leert, na terugkomst ook geïntegreerd wordt in zijn dagelijkse bestaan in Nederland. De reclassering adviseert de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte doorloopt het traject bij de jeugdreclassering goed en vertrouwt zijn huidige begeleidster. De reclassering adviseert de rechtbank om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling bij GGNet, verblijf in de 24-uurs woonvoorziening van Jong plus, het meewerken aan middelencontroles, niet naar Veenendaal mogen zonder toestemming van de jeugdreclassering en het hebben van een zinvolle dagbesteding.

Ter terechtzitting heeft mw. Ter Weerd , jeugdreclasseringsmedewerker bij de William Schrikker Stichting, aangegeven dat de woongroep waar verdachte thans verblijft ook een behandelgroep is. Ten tijde van het tenlastegelegde verbleef verdachte bij zijn moeder. Hij weet dat dit geen goede plek voor hem is en werd getriggerd door onveilige gevoelens. Verdachte is teruggevallen in middelengebruik en dit triggert agressie bij hem. Verdachte heeft in Spanje laten zien dat hij het echt anders wil. Als verdachte terug de gevangenis in zou moeten, kan hij het gevoel krijgen dat hij dit allemaal voor niks heeft gedaan. Een taakstraf past wel in zijn schema. De jeugdreclassering adviseert de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat verdachte hier goed past en door een licht verstandelijke beperking een ontwikkelingsachterstand heeft. Bovendien wordt hij vaak overschat door zijn omgeving. De outreachende en pedagogische aanpak heeft vooruitgang op gang gebracht en heeft voor verdachte nog meerwaarde.

Strafoplegging

Jeugdstrafrecht

Verdachte was ten tijde van het plegen van de onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. De reclassering en de William Schrikker Stichting adviseren de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank kan zich vinden in de overwegingen van de deskundigen en neemt dit advies over.

Straf

Gelet op de ernst van de feiten en het feit dat verdachte nog in een proeftijd liep voor een soortgelijk feit, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Bij de bepaling van de duur ervan heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte, de straffen die zijn opgelegd aan de medeverdachten en de vooruitgang die verdachte heeft geboekt bij het buitenlandproject [naam project] . Mede gelet op de kwalijke initiërende rol van verdachte kan de rechtbank zich wat betreft de gevorderde jeugddetentie vinden in de eis van de officier van justitie, maar zal het aantal uren werkstraf matigen om te voorkomen dat verdachte bij terugkomst in Nederland wordt overvraagd. De rechtbank betrekt daarbij ook dat verdachte ook nog 120 uur zal moeten werken in het kader van de hierna ten uitvoer te leggen straf. Alles afwegende zal de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uren opleggen.

9 BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.

9.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.2

Het standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het toekennen van de vordering van de benadeelde partij.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.

Schadevergoedingsmaatregel

Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.

De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 0 dagen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is.

De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.

9.4

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.5

Het standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het toekennen van de vordering van de benadeelde partij.

9.6

Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade

[slachtoffer 2] heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 385,00, ter zake van kosten voor het eigen risico. De rechtbank zal dit bedrag aan materiële schade hoofdelijk toewijzen nu dit bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt en de schade voldoende is onderbouwd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.

Immateriële schade

Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.

Schadevergoedingsmaatregel

Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 835,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.

De rechtbank stelt het aantal dagen gijzeling op 0 dagen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is.

De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

Benadeelde partij DV&O

DV&O heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van

€ 302,50. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.

9.7

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.8

Het standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen het toekennen van de vordering van de benadeelde partij.

9.9

Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade

DV&O heeft aan materiële schade een bedrag gevorderd van € 302,50, ter zake van kosten voor de enkelband. De rechtbank zal dit bedrag aan materiële schade toewijzen nu dit bedrag de rechtbank niet onredelijk voorkomt en de schade voldoende is onderbouwd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.

Schadevergoedingsmaatregel

Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank niet opportuun, nu deze maatregel niet bedoeld is voor professionele (overheids)partijen zoals de DV&O.

10 VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter te rechtbank Midden-Nederland van 30 januari 2020 (parketnummer 16/146141-19) is aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk opgelegd, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

10.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijke jeugddetentie ten uitvoer te leggen en deze om te zetten in een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

10.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging kan worden toegewezen en verzoekt de rechtbank om de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.

10.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis. Om die redenen zal de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 2 maanden alsnog ten uitvoer gelegd worden. De rechtbank zal deze voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie omzetten in een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

11 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z 77aa, 77gg, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 240 dagen;

- bepaalt dat van de jeugddetentie 163 dagen niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf/ in mindering zal worden gebracht;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;

- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:

* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gedurende de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;

* meewerkt aan behandeling bij GGNet of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;

* verblijft in de 24-uurs woonvoorziening van Jong Plus of een andere 24-uurs woonvoorziening of instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld;

* meewerkt aan middelencontrole (alcohol en drugs) om het middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor die controles. De jeugdreclassering bepaalt of en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

* slechts na akkoord van de jeugdreclassering aanwezig mag zijn in Veenendaal;

* zich niet bevindt in de [straat 2] te [plaats 2] ;

* meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding (in de vorm van (vrijwilligers)werk of een opleiding;

* waarbij aan de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;

- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;

- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;

- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;

- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade heeft/hebben vergoed;

- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 885,00, bestaande uit €385 materiële schade en €500,00 immateriële schade;

- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;

- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 885,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2021 tot aan de dag van algehele betaling, behalve voor zover dit bedrag al door of namens zijn mededaders is betaald;

- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade heeft/hebben vergoed;

Benadeelde partij DV&O

- wijst de vordering hoofdelijk toe tot een bedrag van € 302,50, bestaande uit materiële schade;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan DV&O van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2021 tot aan de dag van algehele betaling;

Vordering tenuitvoerlegging

- wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 30 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie toe;

- gelast in plaats van de jeugddetentie het verrichten van een werkstraf voor de duur van 120 uren;

- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;

Voorlopige hechtenis

- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2021.

mr. J. de Bruin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1. hij op of omstreeks 27 maart 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

- een speaker (merk: JBL) en/of

- één of meerdere jassen (merk: Armani en/of Airforce) en/of

- een oplader en/of

- één of meerdere oortjes (merk: JBL) en/of

- een hoeveelheid contant geld (ongeveer: 150 euro) en/of

- één of meerdere tanks/flessen met lachgas en/of

- één of meerdere sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of

[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- die voornoemde personen één of meerdere te slaan en/of te stompen in/op het gezicht althans het lichaam en/of

- die voornoemde [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een kettingslot, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, te slaan in/op/tegen de nek althans het lichaam en/of

- één of meerdere malen met stoelen en/of (glazen)flessen en/of bekers te gooien in/op/tegen (de richting van) die voornoemde personen en/of

- die voornoemde personen de woorden toe te voegen "ik maak jullie allemaal dood" en/of "wie heeft mijn neefje geslagen, ik maak je kankerdood" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)

2. hij op of omstreeks 4 augustus 2021 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland,

opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie DV&O, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van10 juli 2021, genummerd PL0900-2021094294, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 291. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 80.

Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 88.

Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 89.

Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 90.

Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , p. 85.

Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] , p. 94.

Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] , p. 95.

Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , p. 98.

Een proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] , p. 99.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] , p. 117.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 29.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 59.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 230.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 66.

Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2021.

Proces-verbaal van aangifte van DV&O, met proces-verbaalnummer PL0100-2021212353-2, p. 4.

Proces-verbaal van aangifte van DV&O, met proces-verbaalnummer PL0100-2021212353-2, p. 3.

Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 december 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature