U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

vovo afgewezen, ontbreken spoedeisend belang

Uitspraak



RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/3626

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], h.o.d.n. [eetcafé], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens shisha-activiteiten in strijd met artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv). De last houdt in dat verzoeker uiterlijk 2 maart 2021 het aanbieden en/of roken van shisha en/of waterpijpen (of van soortgelijke aard of strekking) in [eetcafé] dient te (laten) staken en gestaakt te (laten) houden, op straffe van een dwangsom van € 1.250 per week, met een maximum van € 5.000,-.

Bij besluit van 12 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.

2. Verweerder heeft aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd waarmee hij het niet eens is. Verzoeker vreest voor het voortbestaan van zijn onderneming, omdat hij geen shisha en/of waterpijpen meer mag aanbieden sinds 2 maart 2021.

Spoedeisend belang

3. Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening, beoordeelt de voorzieningenrechter of sprake is van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

4. Verzoeker heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang aangevoerd dat de last die aan hem is opgelegd inhoudt dat geen waterpijp/shisha mag worden aangeboden. Deze last drukt zwaar op de onderneming, omdat shisha/waterpijp een publiekstrekker is. De rol van shisha/waterpijpen is vergelijkbaar met de rol van speeltoestellen voor een pannenkoekenrestaurant. Zonder het aanbieden van shisha komt er veel minder publiek naar het eetcafé om het een en ander te nuttigen, terwijl deze horecagelegenheid het daar van moet hebben. Het voortbestaan van verzoekers onderneming komt ernstig in gevaar. Verzoeker is van mening dat hiermee het spoedeisend belang is gegeven.

5. Bij brief van 30 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang nader te onderbouwen, zo mogelijk met stukken.

6. Verzoeker heeft op 17 september 2021 gereageerd en in aanvulling op het hiervoor genoemde standpunt over het spoedeisend belang aangegeven dat hij de voorzieningenrechter verzoekt om de rechtmatigheidsbeoordeling als vertrekpunt te nemen voor de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen en niet het spoedeisend belang.

7. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Een financieel belang is op zichzelf geen reden om spoedeisend belang aan te nemen. Dit kan wel het geval zijn als er een onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of als er een acute financiële noodsituatie is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet onderbouwd dat de continuïteit van zijn onderneming wordt bedreigd. Verzoeker heeft weliswaar aangevoerd dat het voortbestaan van zijn onderneming wordt bedreigd, maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. De voorzieningenrechter begrijpt dat door de opgelegde last verzoeker geen shisha en/of waterpijpen meer mag aanbieden en dat hij hierdoor inkomsten mist, maar verzoekers exploitatievergunning is niet ingetrokken. Dit betekent dat verzoekers eetcafé gewoon open mag zijn en verzoeker inkomsten kan ontvangen van bezoekers. Verzoeker heeft niet onderbouwd hoeveel inkomsten hij misloopt als gevolg van de opgelegde last en dat hiermee het voortbestaan van zijn onderneming in gevaar komt, zodat de beroepsprocedure niet zou kunnen worden afgewacht.

Belangenafweging

8. De door verzoeker gevraagde voorziening kan alleen nog worden getroffen als het

besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in beroep in stand zal blijven. Daarvan is hier geen sprake. De reden daarvoor is de volgende. Tussen partijen is - kort gezegd - in geschil of de shisha activiteiten vallen onder het begrip ‘horeca’ of onder ‘openbare inrichting’ (artikel 2:27 sub a of d, van de Apv ) en of deze dus wel of niet vallen binnen de reeds verleende horeca-vergunning. De beantwoording van die vraag is iets wat zich op voorhand niet direct leent voor deze spoedprocedure omdat daarvoor een grondiger onderzoek nodig is. Daar komt bij dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand ook niet duidelijk is dat ernstig getwijfeld moet worden aan de juistheid van verweerders besluit op dit punt. Dat verzoeker het gevoel heeft dat verweerder het al jaren op hem gemunt heeft en steeds nieuwe argumenten zoekt om hem schade te berokkenen, waardoor hij steeds genoodzaakt is om juridische stappen te ondernemen, is op zichzelf ook geen reden om thans een voorlopige voorziening te treffen.

9. De conclusie is daarom dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

- de griffier is verhinderd de

uitspraak te ondertekenen -

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature