Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Beëindiging bankrekening ‘onbedoelde Amerikaan’. Zorgplicht bank. FATCA-verdrag. De Volksbank wordt verboden de bankrekeningen van een ‘onbedoelde Amerikaan’ te beëindigen. De man weigerde een US tax identification number te verstrekken en in de VS belastingaangifte te doen. Maar omdat niet is gebleken dat hij ook daadwerkelijk in de VS belasting verschuldigd is en zijn rekeningen de 50.000 dollar niet overstijgen, waarvoor het FATCA-verdrag een uitzondering kent, kan de bank de opzegging daarop niet baseren.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/523147 / HA ZA 21-412

Vonnis van 29 december 2021

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. E.C. Timmer te Rotterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

DE VOLKSBANK N.V.,

gevestigd te Utrecht,

gedaagde,

advocaat mr. M.H. Berrevoets te Utrecht.

Partijen zullen hierna [eiser] en Volksbank genoemd worden.

1 Hoe is de procedure verlopen?

1.1.

Op 25 augustus 2021 is tussenvonnis in incident gewezen, waarin Volksbank is bevolen de dienstverlening tot en met 31 december 2021 voort te zetten.

1.2.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling gehouden op 11 november 2021, en de namens Volksbank overgelegde spreekaantekeningen;

de beslissing dat er vandaag vonnis komt. Dat is eerder dan partijen tijdens de mondelinge behandeling is medegedeeld.

2 Waar gaat de zaak over?

2.1.

Volksbank, handelend onder de naam Regiobank , heeft twee betaalrekeningen en een spaarrekening van [eiser] opgezegd. De opzegging is gelegen in de weigering van [eiser] om als Amerikaans staatsburger een U.S. Taxpayer Identification Number (hierna: US TIN) aan te vragen en aan de Volksbank te verstrekken, dan wel zijn Amerikaanse nationaliteit prijs te geven door de aanvraag van een Certificate Loss of Nationality (hierna: CLN).

2.2.

[eiser] weigert een US TIN en CLN bij de Amerikaanse autoriteiten aan te vragen omdat hij zich – kortgezegd – als ‘onbedoelde Amerikaan’ of ‘accidental american’ verzet tegen het (moeten) doen van belastingaangifte in de Verenigde Staten (hierna: VS). [eiser] is van mening dat ‘citizen-based taxation’, een belastingplicht gebaseerd op staatsburgerschap en niet op enige reële band met een nationale staat (zoals inwoning), onverenigbaar is met de grondrechten die hem als Nederlands staatsburger toekomen.

2.3.

De hoofdvraag in deze procedure is of Volksbank de bankrekeningen van [eiser] mag beëindigen vanwege diens weigering om een US TIN te verstrekken en om belastingaangifte in de VS te doen.

3 Wat wordt er gevorderd?

3.1.

[eiser] vordert samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:

een verklaring van recht dat Volksbank tekort is geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld door de dienstverlening aan [eiser] op te zeggen vanwege (i) het ontbreken van een US TIN en/of (ii) het ontbreken van een CLN en/of (iii) het niet doen van belastingaangifte door [eiser] in de VS en/of (iv) het uitsluitend op basis van citizen-based taxation verschuldigd zijn van belastingen in de VS;

een verklaring van recht dat Volksbank tekort is geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser] te bewegen tot naleving van de Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act (hierna: FATCA) en de Agreement between the Kingdom of the Netherlands and the United States of America to improve international tax compliance and to implement FATCA (hierna: FATCA-verdag) en/of daarop gebaseerde wet- en regelgeving, omdat het FATCA-verdrag en die wet- en regelgeving in strijd zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) en/of met het in het Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) beschermde recht op eigendom en/of met het in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde discriminatieverbod op grond van nationaliteit en/of met het internationale (ongeschreven) belastingrecht;

een verbod aan Volksbank om haar dienstverlening te beëindigen op de gronden genoemd in a) hiervoor, omdat die beëindiging in strijd met het Nederlandse en Europese recht en de zorgplicht van Volksbank is, dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en subsidiair een gebod om de dienstverlening onder de overeengekomen voorwaarden voort te zetten, zowel het primaire als het subsidiaire tegen een dwangsom van € 1.000 per dag dat daar niet aan voldaan wordt;

een verbod aan Volksbank om de persoonsgegevens van [eiser] aan de Nederlandse Belastingdienst te verstrekken ten behoeve van de naleving van het FATCA-verdrag en/of daarop gebaseerde wet- en regelgeving, tegen een dwangsom van € 1.000 per dag dat daar niet aan voldaan wordt;

en verklaring van recht dat de opzeggronden genoemd in a) hiervoor geen weigerings- of opzeggingsgrond kunnen vormen in de zin van artikel 4:71 g en 4:71i Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft);

een verklaring van recht dat, voor zover er aanleiding zou zijn voor een basisbetaalrekening, het in strijd met de Wft is als Volksbank daarvoor de eis stelt dat die rekening alleen mogelijk is door tussenkomst van een hulpverleningsinstantie.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] de bij dagvaarding gevraagde dwangsommen voor de vorderingen onder a en b ingetrokken.

3.2.

Voor zover op bovenstaande niet beslist kan worden, vordert [eiser] subsidiair prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over:

de verenigbaarheid van het FATCA-verdrag met de AVG en het EVRM en

of aan fiscale inwoners van Nederland bescherming toekomt tegen citizen-based taxation door de VS.

3.3.

Volksbank voert verweer en stelt dat zij het US TIN (of CLN) van [eiser] nodig heeft om te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen. Omdat [eiser] weigert zelfs maar een US TIN aan te vragen, is zij bevoegd de relatie met [eiser] te beëindigen. Volksbank concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 Hoe oordeelt de rechtbank?

4.1.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het de Volksbank niet is toegestaan de bankrekeningen van [eiser] te sluiten en haar dienstverlening te beëindigen. De vordering als weergegeven in 3.1.c zal (nagenoeg geheel) worden toegewezen. De andere vorderingen zullen, meestal bij gebrek aan belang, worden afgewezen.

4.2.

Het standpunt van [eiser] dat Volksbank niet gerechtigd is de relatie te beëindigen is, zo verklaarde [eiser] tijdens de mondelinge behandeling, vooral de inzet van deze procedure. Daarop wordt hierna als eerste ingegaan. Vervolgens worden de, daaruit afgeleide, overige vorderingen behandeld. De vordering die ziet op het stellen van prejudiciële vragen (zie 3.2) wordt – hier al – afgewezen omdat de rechtbank ook zonder die mogelijkheid tot een eindoordeel komt.

Is Volksbank gerechtigd de relatie te beëindigen? – vordering c

4.3.

Indien een bank gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de relatie moet de rechtsgeldigheid daarvan worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst tussen partijen en de maatstaf van artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek . Een opzegging is niet rechtsgeldig als de bank na een zorgvuldige belangenafweging in redelijkheid niet tot de opzegging had kunnen komen of, als het gebruikmaken van die opzeggingsbevoegdheid gelet op alle omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor die beoordeling is mede van belang dat uit artikel 2 lid 1 Algemene Bank Voorwaarden (hierna: ABV) in verbinding met artikel 35 ABV volgt dat een bank bij haar dienstverlening zorgvuldig moet zijn en zo goed mogelijk rekening moet houden met de belangen van de cliënt en dat zij zich ook bij opzegging van de relatie aan haar zorgplicht moet houden (vgl. HR 10 oktober 2014, ELCI:NL:HR:2014:2929, ING / [naam]). Het belang om te kunnen beschikken over een bankrekening moet daarbij als het in beginsel meest zwaarwegende belang worden gezien. Het is voor rechts- en natuurlijke personen immers van groot belang dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. Het ligt op de weg van de bank om aan te tonen op welke gronden, die naar objectieve maatstaven moeten kunnen worden vastgesteld, het zwaarwegende belang van de rechts- en/of natuurlijke personen dient te wijken voor het belang van de bank.

4.4.

Volksbank wil de bankrelatie met [eiser] beëindigen op grond van zowel (a) de (principiële) weigering van [eiser] om belastingaangifte in de VS te doen waardoor sprake is van een (onaanvaardbaar) risico op belastingontduiking en witwassen als (b) het structureel weigeren een US TIN of CLN aan te vragen en te verstrekken waardoor [eiser] de toepasselijke bankvoorwaarden niet nakomt en (daardoor) de vertrouwensrelatie (onherstelbaar) is geschonden. Voor de eerste grond (a) wijst Volksbank op artikel 5 lid 3 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (hierna: Wwft) en stelt dat [eiser] (vermoedelijk) belasting ontduikt. Daardoor is volgens Volksbank sprake van vermenging van ‘zwart’ en ‘wit’ inkomen op zijn bankrekeningen en, als gevolg daarvan, een (onaanvaardbaar) risico op witwassen. Voor de tweede grond (b) stelt Volksbank dat de artikelen 35 ABV, 24 Reglement Priv érekening en 13 Reglement Spaarrekeningen haar de bevoegdheid geven om de relatie te beëindigen wanneer [eiser] niet de vereiste gegevens of inlichtingen, waaronder zijn US TIN, verstrekt.

(a) Opzeggingsgrond van artikel 5 Wwft

4.5.

In het tussenvonnis van 25 augustus 2021 (zie 3.7 van dat vonnis) is geoordeeld dat op zijn minst een reële kans op belastingheffing moet bestaan, wil sprake zijn van een zodanig risico op witwassen dat Volksbank haar opzegging daarop kan baseren. De rechtbank ziet geen aanleiding nu anders te oordelen omdat, ook na dat tussenvonnis, niet is gebleken van zo’n reële kans dat [eiser] daadwerkelijk belasting verschuldigd is in de VS. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Volksbank haar standpunt alleen herhaald en de stelling van [eiser] betwist dat maar in 10% van de gevallen waarin onbedoelde Amerikanen belastingaangifte doen er ook daadwerkelijk belasting moet worden afgedragen in de VS. Volksbank heeft echter niet toegelicht waarom die cijfers, door [eiser] ontleend aan de Amerikaanse autoriteiten, onjuist zouden zijn. [eiser] heeft daarentegen tijdens de mondelinge behandeling nog gewezen op de notulen van het debat van de vaste commissie van Financiën van 28 september 2021 (kamerstukken 25087, nr. 283), waarin verondersteld wordt dat het zelfs maar om 5% zou gaan. De rechtbank gaat, tegen deze achtergrond, dan ook aan de enkele betwisting van die cijfers door Volksbank voorbij.

4.6.

Volksbank heeft nog aangevoerd dat zij vanwege het ontbreken van een US TIN het in de Wwft voorgeschreven cliëntenonderzoek niet met goed gevolg heeft kunnen afronden en dat zij daarom mag (of zelfs moet) opzeggen. De rechtbank volgt dit betoog niet. Een cliëntenonderzoek dient, zo volgt uit de Wwft, er immers vooral toe om de uiteindelijk rechthebbende van gelden op een rekening en de aard van de relatie vast te stellen. Aan de hand daarvan dient de bank een inschatting te maken van de risico’s op witwassen en terrorisme-financiering. In deze zaak is de identiteit van de rechthebbende ( [eiser] ) en de aard van de relatie (reguliere betaal- en spaarrekeningen voor alledaags gebruik) vastgesteld. Ook heeft Volksbank voldoende gegevens van [eiser] ontvangen voor het vaststellen van zijn belastingstatus (zie 4.12 hierna). Daarnaast staat vast dat de Wwft geen specifieke verplichting bevat om een US TIN van rekeninghouders vast te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het ontbreken van het US TIN van [eiser] daarom onvoldoende reden om aan te nemen dat Volksbank het door de Wwft van haar verlangde cliëntenonderzoek niet met goed gevolg heeft kunnen afronden.

4.7.

Bovenstaande neemt niet weg dat [eiser] op grond van de FATCA – in beginsel – gewoon verplicht is om belastingaangifte in de VS te doen, en dat hij door dat niet te doen zich mogelijk schuldig maakt aan een fiscaal delict in de VS. Maar het ten onrechte niet doen van belastingaangifte betekent, zoals geoordeeld in het tussenvonnis, nog niet dat er belasting wordt ontdoken en er als gevolg daarvan ‘zwart’ geld op de rekeningen van [eiser] staat. Dat maakt dat [eiser] door Volksbank ten onrechte is betiteld als iemand die (vermoedelijk) belasting ontduikt en, als gevolg daarvan, zich schuldig zou maken aan witwassen. Volksbank kan de opzegging van de relatie dan ook niet baseren op artikel 5 lid 3 Wwft .

(b) Opzeggingsgrond toepasselijke bankvoorwaarden

4.8.

De vraag is of Volksbank de opzegging dan kan ontlenen aan de tussen partijen geldende afspraken. De artikelen 2 lid 2 in samenhang met 35 ABV, 24 Reglement Priv érekening en 13 Reglement Spaarrekeningen bepalen kortgezegd dat een rekeninghouder (uit eigen beweging en desgevraagd) alle informatie moet verstrekken die Volksbank nodig heeft om te voldoen aan haar verplichtingen tegenover toezichthouders en fiscale autoriteiten. Het nalaten die informatie te verstrekken kan leiden tot (onmiddellijke) opzegging van de relatie als Volksbank daardoor niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De weigering een US TIN aan te leveren vormt, er vanuit gaande dat Volksbank dat nummer nodig heeft om aan de eigen verplichtingen te voldoen, in beginsel dus voldoende reden om de relatie te beëindigen. [eiser] heeft echter een groot aantal argumenten aangevoerd waarom Volksbank in dit geval geen beroep op die opzeggingsbevoegdheid mag doen. [eiser] stelt enerzijds dat een wettelijke grondslag ontbreekt om een US TIN van onbedoelde Amerikanen, waaronder hijzelf, te verlangen en anderzijds dat, in zoverre die wettelijke grondslag er wel is, die wetgeving onrechtmatig is wegens strijd met de AVG, het Aanvullend Protocol bij het EVRM, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het internationale (ongeschreven) belastingrecht.

Wettelijke grondslag voor het opvragen van een US TIN?

4.9.

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: WIB) bepaalt in artikel 8 lid 4 dat administratieplichtigen worden aangewezen die ‘eigener beweging bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en inlichtingen verstrekken aan Onze Minister met het oog op uitvoering van (…) andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen.’ Die administratieplichtigen en die gegevens zijn aangewezen in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: UIB). Het UIB wijst in artikel 2a lid 1 de Nederlandse financi ële instellingen (onder andere als bedoeld in het FATCA-verdrag), zoals Volksbank, aan als administratieplichtigen. Het UIB wijst in artikel 2a lid 2 als de te verstrekken gegevens aan de gegevens ‘bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, onder (1) tot en met (7), van het FATCA-verdrag, ter zake van Amerikaanse te rapporteren rekeningen als bedoeld in (…) het FATCA-verdrag (…).’ Het FATCA-verdrag bepaalt in het genoemde artikel 2 lid 2: ‘the information to be obtained and exchanged is: a) In the case of the Netherlands with respect to each U.S. Reportable Account of each Reporting Netherlands Financial Institution: 1. the name, address, and U.S. TIN of each Specified U.S. Person that is an Account Holder of such account (…)’. Het US TIN wordt door middel van een self-certificationformulier door de financiële instelling opgevraagd bij de rekeninghouder bij het aangaan van de relatie, zo volgt uit Annex I, Section III (New Individual Accounts), onder B bij het FATCA-verdrag.

4.10.

Omdat [eiser] Amerikaans staatsburger is (U.S. citizen) is Volksbank op grond van deze wet- en regelgeving in beginsel dus gehouden om zijn U.S. TIN op te vragen en te rapporteren aan de Minister van Financiën, oftewel aan de Nederlandse belastingdienst. Anders dan namens [eiser] is betoogd, vindt die verplichting voor Volksbank dus (mede) zijn grondslag in (formele) Nederlandse wetgeving. De vraag is echter of die verplichting voor [eiser] ook op dit moment bestaat omdat er een uitzondering is gecreëerd voor rekeningen met een gecombineerd saldi van minder dan $ 50.000.

Uitzondering voor rekeningen met saldi onder de $ 50.000

4.11.

In de hierboven genoemde bijlage bij het FATCA-verdrag (Annex I, Section III, onder A) is een uitzondering opgenomen voor bankrekeningen geopend na 1 juli 2014 met een saldo lager dan $ 50.000 aan het einde van het kalenderjaar waarover de financiële instelling rapporteert. Vast is komen te staan dat de (gecombineerde) saldi van [eiser] ’ bankrekeningen, geopend na die datum, op enig moment de grens van $ 50.000 hebben overschreden, maar dat zij op dit moment al enige tijd onder die grens zitten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Volksbank bevestigd dat de bankrekeningen van [eiser] over het afgelopen kalenderjaar niet zijn gerapporteerd aan de belastingdienst omdat zij onder deze grens zijn gebleven. Dat betekent niet alleen dat Volksbank de gegevens van [eiser] op dit moment niet meer hoeft te rapporteren aan de belastingdienst maar, in afwijking van de stelling van Volksbank, ook dat Volksbank de bankrekeningen van [eiser] niet (langer) hoeft te identificeren als relevant in het kader van naleving van de FATCA wet- en regelgeving. De genoemde bepaling uit het FATCA-verdrag spreekt immers over rekeningen ‘not required to be reviewed, identified or reported as U.S. Reportable Accounts’. De bankrekeningen van [eiser] zijn op dit moment dus niet langer aan te merken als ‘U.S. Reportable Accounts’ waarvoor op grond van artikel 2 lid 2 van het FATCA-verdrag een US TIN verkregen moet worden (‘information to be obtained and exchanged’). Die conclusie volgt ook uit het UIB dat in artikel 2a lid 2 bij de te rapporteren gegevens verwijst naar (artikel 2 van het ) FATCA-verdrag en daaraan toevoegt ‘ter zake van Amerikaanse te rapporteren rekeningen als bedoeld in (…) het FATCA-verdrag (…) te bepalen met inachtneming van (…) de bijlagen I [onderstreping rechtbank] en II van het FATCA-verdrag’.

4.12.

Volksbank heeft, ter onderbouwing van haar stelling dat zij het US TIN van [eiser] moet vastleggen, nog gewezen op artikel 1.19 Leidraad FATCA /CRS met technische toelichting bij de NL IGA (het FATCA-verdrag) en de CRS-regelgeving (hierna: Leidraad). Dat artikel bepaalt dat als er geen geldig self certification-formulier is ontvangen de rekening moet worden gesloten. Maar daaruit volgt nog niet dat een formulier waarin een US TIN ontbreekt (in alle gevallen) ongeldig is. Het doel van het self certification-formulier is, volgens artikel 1.18 en 1.19 van de Leidraad, om te kunnen vaststellen of de rekeninghouder fiscaal inwoner is van een deelnemend rechtsgebied voor de CRS, dan wel staatsburger of fiscaal inwoner van de VS is. [eiser] heeft op het formulier genaamd ‘Bepalen belastingstatus Verenigde Staten’ aangegeven dat hij Amerikaans staatsburger is. Hij heeft het vakje ‘Ja’ op de vraag ‘Bent u geboren in de Verenigde Staten?’ aangevinkt. Ook de vraag ‘Bent u een U.S. person?’ heeft hij met ‘Ja, het fiscale identificatienummer is nog in aanvraag’ beantwoordt. Daarmee heeft de Volksbank dus de vaststelling kunnen doen die benodigd is, namelijk dat [eiser] belastingplichtig in de VS is. Aan het US TIN komt, in aanvulling op de vaststelling dat een rekeninghouder een U.S. person is, anders dan voor rapportage doeleinden, geen zelfstandige betekenis toe. In het licht van het hiervoor overwogene over de bewoordingen van het FATCA-verdrag dat spreekt over bankrekeningen ‘(…) not required to be reviewed, identified, or reported’, en het gegeven dat de Leidraad de status van een beleidsregel heeft die alleen dient voor de (praktische) implementatie van – onder andere – het FATCA-verdrag, kan aan de Leidraad dan ook geen zelfstandige verplichting tot registratie van [eiser] ’ US TIN worden ontleend. Ook uit de door beide partijen aangehaalde ‘Vragen en antwoorden – Toeval-Amerikanen’ van het ministerie van Financiën van 5 juli 2021 valt op te maken dat er Nederlandse banken zijn die alleen de belastingstatus van rekeninghouders met saldi boven de $ 50.000 vaststellen. Ook zijn er kennelijk banken die rekeninghouders onder die grens proactief informeren dat zij, als zij daarboven komen, een US TIN moeten aanleveren. Als antwoord op de vraag ‘Waarom informeren banken mij niet proactief over de grens van 50.000 dollar?’ is namelijk weergegeven: (…) De NVB heeft aangegeven dat er banken zijn die ook de toeval Amerikanen in beeld hebben die onder de 50.000 dollar grens zitten, en proactief informeren over deze grens van 50.000 dollar en dat zij een US TIN aan moeten leveren zodra ze boven deze grens komen.’ De conclusie is daarom dat Volksbank met de vastlegging van een US TIN van rekeninghouders die onder de $ 50.000 zitten, verder gaat dan zij wettelijk verplicht is.

4.13.

Financiële instellingen, waaronder Volksbank, kunnen er wel zelf voor kiezen om de vastlegging van een US TIN onderdeel van hun klantenacceptatieproces te maken en ook rekeningen met saldi onder de $ 50.000 te rapporteren. Het FATCA-verdrag en het UIB (in artikel 2a lid 6 ) bieden die ruimte aan financiële instellingen. Kennelijk bewandelt Volksbank hier een tussenweg: zij rapporteert die rekeningen niet, maar legt wel het US TIN van de rekeninghouder vast. Dat is wellicht praktisch, mocht een rekening op enig moment de grens van $ 50.000 overschrijden. Maar die – kennelijk vanuit praktisch overwegingen – gemaakte beleidskeuze laat onverlet dat zij dit ook pas bij het bereiken van de $ 50.000 aan saldi zou kunnen doen.

4.14.

Bovenstaande maakt dat Volksbank geen verplichting op grond van Nederlandse wet- en regelgeving (ter uitvoering van het FATCA-verdrag) heeft om van [eiser] op dit moment een US TIN te verlangen. Daarmee komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de overige argumenten van [eiser] die er kortgezegd op neer komen dat de FATCA uitvoeringswetgeving onrechtmatig is wegens strijd met verschillende grondrechten en rechtsbeginselen.

4.15.

Door Volksbank is nog betoogd dat de FATCA zelf rechtstreekse verplichtingen voor haar en voor [eiser] in het leven roept. De rechtbank heeft geen reden daaraan te twijfelen, maar meent dat daar in deze zaak geen zelfstandige betekenis aan toekomt. In het FATCA-verdrag is immers (in artikel 4) expliciet tussen Nederland en de VS overeengekomen waaraan Nederlandse financiële instellingen, zoals Volksbank, moeten voldoen om de FATCA na te leven. In het oordeel dat [eiser] ’ bankrekeningen op dit moment geen ‘U.S. Reportable Accounts’ zijn, ligt dus ook besloten dat Volksbank ervan uit mag gaan dat zij aan haar verplichtingen onder de FATCA voldoet. Volksbank heeft ook niet gepreciseerd welke rechtstreekse FATCA-verplichting in het gedrang komt doordat zij geen US TIN van [eiser] vastlegt terwijl zij die, ook naar eigen zeggen, op dit moment niet hoeft te rapporteren.

De zorgplicht van Volksbank – zorgvuldige belangenafweging

4.16.

Daarmee is het geschil teruggebracht tot een afweging van het belang van [eiser] om toegang te behouden tot het bancaire systeem en het belang van Volksbank om [eiser] aan de overeengekomen bankvoorwaarden te houden. Het belang van Volksbank is er dan alleen nog in gelegen dat zij geen diensten wenst te leveren aan rekeninghouders die hoewel daartoe verplicht, geen belastingaangifte doen en die, in haar visie, zonder goede redenen weigeren mee te werken aan haar klantenacceptatieproces. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van [eiser] in deze zaak zwaarder dan dit, nog beperkte, belang van Volksbank. De informatieverstrekkingsplichten van [eiser] uit de toepasselijke bankvoorwaarden zijn immers juist in het leven geroepen om Volksbank in staat te stellen zelf te kunnen voldoen aan haar eigen (wettelijke) verplichtingen. Zo luidt het al eerder aangehaalde artikel 24 Reglement Priv érekening: ‘Wij moeten onze verplichtingen uit een overeenkomst met de Nederlandse of een buitenlandse belastingdienst kunnen nakomen. Dat geldt ook voor andere verplichtingen tegenover belastingdiensten. Daarvoor moet u alles doen wat nodig is. Als we hiervoor meer gegevens, juist ingevulde en ondertekende formulieren of kopieën van documenten nodig hebben, moet u ons die geven (…).’Werkt u hieraan niet mee en kunnen we daardoor onze verplichtingen niet nakomen? Dan kunnen we de relatie met u onmiddellijk beëindigen.’. Bij het wegvallen van de veronderstelde wettelijke verplichting voor Volksbank tot vastlegging van [eiser] ’ US TIN, blijft daarom weinig belang van Volksbank over om gebruik te maken van deze opzeggingsbevoegdheid.

4.17.

Volksbank heeft tijdens de mondeling behandeling nog aangegeven dat er voor haar een verschil bestaat tussen iemand, zoals [eiser] , die (resoluut) weigert gegevens aan te leveren en iemand die daar, hoewel bereid, (nog) niet toe in staat is. De rechtbank onderkent dat verschil ook. [eiser] heeft nog in eigen hand of zijn bankrekeningen worden gesloten. Hij kan immers nog ieder moment besluiten om een US TIN of CLN aan te vragen. Zijn belang kan daarom ook getypeerd worden als het besparen van moeite en kosten om een US TIN of CLN te verkrijgen en het voorkomen dat er – mogelijk – dubbele belasting wordt geheven. Niettemin weegt ook dat belang zwaarder dan het belang van Volksbank om haar klantenacceptatieproces strikt te volgen door [eiser] nu de deur te wijzen. Er bestaat inmiddels de nodige maatschappelijke en politieke erkenning voor de lastige positie waarin onbedoelde Amerikanen zich bevinden vanwege de gevolgen die de FATCA (uitvoeringswetgeving) voor hen met zich brengt. Dat behoeft geen verdere toelichting onder verwijzing naar het tussenvonnis in deze zaak en de verklaring van beide partijen tijdens de mondelinge behandeling dat de branche (de NVB) en overheid (de minister van Financiën) nog altijd in gesprek zijn over een oplossing voor deze groep. Ook op Europees niveau vindt er overleg plaats. Dat maakt de positie van [eiser] , als onbedoelde Amerikaan, anders dan die van een willekeurige andere rekeninghouder die weigert belastingaangifte te doen of een (US) TIN te verstrekken.

4.18.

Bovenstaande leidt tot de slotsom dat Volksbank na een zorgvuldige belangenafweging in redelijkheid niet tot de opzegging had kunnen komen. De rechtbank zal het gevorderde verbod onder 3.1.c daarom toewijzen en oordelen dat de dienstverlening niet beëindigd mag worden op de gronden van (i) het ontbreken van een US TIN, (ii) het ontbreken van een CLN en (iii) het niet doen van belastingaangifte door [eiser] in de VS. Het verbod voor zover dat ziet op het ‘uitsluitend op grond van Citizen-Based Taxation verschuldigd zijn van belastingen’ in de VS wordt afgewezen. Uit niets is immers gebleken dat Volksbank die overweging ten grondslag heeft gelegd aan haar opzegging.

Verklaring van recht dat Volksbank niet gerechtigd is de relatie op te zeggen – vordering a

4.19.

De gevorderde verklaring van recht als weergegeven in 3.1.a zal worden afgewezen. In het verbod aan Volksbank om de relatie te beëindigen ligt besloten dat de in de vordering genoemde gronden de opzegging niet kunnen dragen. Volksbank schiet, voor zover zij haar dienstverlening daadwerkelijk beëindigt en [eiser] de toegang tot zijn bankrekeningen ontzegt, dan tekort in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] . Dat is evenwel (nog) niet aan de orde. [eiser] heeft ook onvoldoende gesteld dat sprake is van schade als gevolg van de opzegging, dan wel de (niet aan de orde zijnde) daadwerkelijke beëindiging. [eiser] heeft zijn schade immers alleen getypeerd als kosten voor de aanvraag van een US TIN (of CLN), de daarmee gepaard gaande kosten voor het doen van belastingaangifte (over de afgelopen 5 jaar) en de mogelijke (dubbele) belasting die in de VS moet worden afgedragen. Die kosten zijn, zo staat vast, niet gemaakt. [eiser] heeft immers (nog) geen US TIN of CLN aangevraagd of belastingaangifte in de VS gedaan.

Verklaring van recht dat de opzeggronden uit de Wft niet opgaan – vordering e

4.20.

De gevorderde verklaring van recht dat de opzeggronden geen weigerings- of opzeggingsgrond kunnen vormen in de zin van artikel 4:71 g en 4:71i Wft, als weergegeven onder 3.1. e, wordt ook afgewezen. De artikelen 4:71g en 4:71i Wft zijn alleen van toepassing op basisbetaalrekeningen, en dat zijn de bankrekeningen van [eiser] waar het in deze procedure om gaat niet. Voor zover de vordering al voor toewijzing in aanmerking zou komen, ontbreekt ook enig belang omdat Volksbank wordt bevolen de bestaande bankrekeningen van [eiser] open te houden.

Onrechtmatig bewegen tot naleving van de FATCA (wet- en regelgeving) – vordering b

4.21.

[eiser] heeft in het kader van deze vordering hetzelfde gesteld als bij het onderdeel dat Volksbank de relatie ten onrechte beëindigt (vordering c). Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat hij van oordeel is dat hij door de opzegging van de relatie, en niet door iets anders, door Volksbank wordt bewogen tot naleving van de FATCA en daaruit afgeleide wet- en regelgeving. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld voor toewijzing van deze vordering. Voor ‘een bewegen tot’ dat als onrechtmatig of als wanprestatie kan worden aangemerkt, is meer nodig dan de enkele druk of aansporing die uitgaat van het sluiten van [eiser] ’ bankrekeningen. Die aansporing is immers gericht op een legitieme actie, namelijk de nakoming van een – in beginsel – wettelijke verplichting voor [eiser] (belastingaangifte in de VS). Ook is die aansporing niet zodanig of met zulke middelen geweest dat Volksbank daarmee een grens is overschreden. Volksbank kan, zoals iedere partij die aan het handelsverkeer deelneemt, in beginsel gewoon gebruikmaken van de haar toekomende rechten, waaronder het recht om een relatie te beëindigen. Andere middelen zijn niet ingezet door Volksbank. Dat Volksbank in dit geval in redelijkheid niet tot de opzegging had mogen besluiten, maakt nog niet dat die beslissing onrechtmatig is. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat Volksbank zeer ruime opzegtermijnen in acht heeft genomen en de procedures bij Kifid, de kortgedingrechter van de rechtbank Midden-Nederland en ook deze procedure afwacht alvorens haar beslissing uit te voeren. Tot slot is onvoldoende gebleken van schade. Zo heeft de druk die is uitgegaan van de opzegging er niet toe geleid dat [eiser] belastingaangifte in de VS heeft gedaan. Gelet op het overwogene in 4.19 hiervoor behoeft dat geen verdere toelichting.

Verbod verwerking en doorgifte van persoonsgegevens – vordering d

4.22.

Gelet op het voorgaande zal ook deze vordering worden afgewezen. Vast is immers komen te staan dat Volksbank de (persoons)gegevens van [eiser] op dit moment in het kader van de FATCA wet- en regelgeving niet (langer) doorgeeft aan de belastingdienst. Door [eiser] is tijdens de mondelinge behandeling bovendien gezegd dat de saldi van zijn bankrekeningen – naar verwachting – niet meer boven de $ 50.000 zullen komen. Daarmee heeft hij op dit moment onvoldoende belang als bedoeld in artikel 3:303 BW voor een eindoordeel op deze vordering.

Aanspraak op een basisbetaalrekening – vordering f

4.23.

Ook deze vordering behoeft, gelet op de toewijzing van vordering 3.1.c, geen nadere bespreking. [eiser] heeft bij het instandhouden van zijn huidige bankrekeningen geen belang bij een verklaring van recht dat hij zonder tussenkomst aanspraak kan maken op een basisbetaalrekening. De vordering wordt afgewezen.

Dwangsom

4.24.

De gevraagde dwangsom wordt ook afgewezen. Volksbank heeft in haar conclusie van antwoord toegezegd om de beslissing van de rechtbank te zullen uitvoeren. Gelet op de maatschappelijke positie van Volksbank bestaan er geen redenen daaraan te twijfelen.

Proceskosten

4.25.

Volksbank zal als de partij die voor de kernvordering in deze procedure, het verbod tot beëindiging van de relatie met [eiser] , in het ongelijk is gesteld in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:

- kosten dagvaarding 103,83

- griffierecht 667,00

- salaris advocaat 1.126,00 (2,0 punten × tarief € 563,00 voor onbepaalde vorderingen)

Totaal € 1.896,83

Nakosten

4.26.

De gevraagde nakosten zullen worden afgewezen. Hetgeen hiervoor over de dwangsom is overwogen, geldt ook voor de nakosten. Omdat Volksbank niet wordt veroordeeld tot betaling van een geldsom en alleen wordt bevolen de relatie voort te zetten, wat zij heeft toegezegd te zullen uitvoeren, is niet aannemelijk geworden dat nakosten gemaakt zullen worden.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verbiedt Volksbank haar dienstverlening aan [eiser] te beëindigen en bepaalt dat het ontbreken van een US TIN, het ontbreken van een CLN en het niet doen van belastingaangifte door [eiser] in de VS geen grond voor beëindiging van de relatie met [eiser] vormen;

5.2.

veroordeelt Volksbank in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.896,83.

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

wijst het meer of andere gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021.

type: 5369

coll: 880


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature